Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wandelen als kinderen van het licht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wandelen als kinderen van het licht

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

Aspecten van de heiligmaking in het Nieuwe Testament

Netzomin als in het Oude Testament laat ons het Nieuwe Testament in het ongewisse wat betreft de heiligmaking van de gelovige. De heiliging van het leven behoort evenals de rechtvaardiging van de goddeloze, tot de meest wezenlijke kenmerken van het leven des geloofs. Het volk van God moet een heilig volk zijn. Deze lijn wordt vanuit het Oude Testament konsekwent doorgetrokken in het Nieuwe. De overeenkomst tussen Israël als Gods volk, een priesterlijk koninkrijk, een heilig volk, licht op in de woorden van de apostel Petrus gericht aan de gemeente van Christus, aansluitend bij Exodus 19 : 6: aar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk, opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht. (1 Petrus 2:9).

De heiliging is in het Oude Testament gefundeerd in het verkiezend heilshandelen van God. De verkiezing om Zijn volk te mogen zijn. De verwerkelijking van het verbond met Abraham, in uittocht, wetgeving

en intocht, brengt mee: „Weest heilig want Ik ben heilig". De heiligheid van Israël gaat dus terug op de heiligheid van God.

Nog vóór de opdracht uit is die heiliging van het volk een geschènk. Zonder geschonken heiligheid kan er van heiliging geen sprake zijn. „Heilig heet het oudtestamentische Godsvolk omdat het bij de heilige God krachtens Zijn verkiezende liefde mag behoren."' (W. H. Velema, a.w. blz. 51). In dit verband wijst Velema op het absoluut theocentrisch karakter van de heiliging in het Oude Testament. God staat in het middelpunt. Hij is oorzaak inhoud en doel van de heiligmaking. Het onderscheid tussen het Oude en Nieuwe Testament ligt dan, aldus de conclusie van Velema, hierin dat „in het Nieuwe Testament de heiliging christologisch gefundeerd en gemotiveerd is. Christus is niet alleen de Heilige, maar ook de heiliging" (a.w. blz. 52). We kunnen een zeker onderscheid niet ontkennen zonder met de Schrift zelf in tegenspraak te komen. Te duidelijk is dienaangaande wat Paulus de gemeente van Korinthe voorhoudt: Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking en verlossing." (1 Kor. 1 : 30). Ik stem van harte in met de christocentrische fundering van de heiligmaking in het Nieuwe Testament, maar een absoluut theocentrische fundering, met betrekking tot het Oude Testament, lijkt mij net iets tè absoluut.

In wezen zijn toch uit God, door God en tot God al deze dingen. Ik denk hierbij aan wat Petrus schrijft in 1 Petrus 1 : 15 — 16: Want gelijk Hij, Die u geroepen heeft heilig is, zo wordt gij ook zelf heilig in al uw wandel; daarom dat er geschreven staat: ijt heilig, want Ik ben heilig". Petrus haalt in dit verband de centrale tekst aan uit de wetgeving zoals we die vinden in Lev. 11 : 44; 19 : 2, 20 : 7.

In Christus geheiligd wordt de gemeente ten diepste, ook wat de heiligmaking betreft, op Gód teruggeworpen. In Christus verbinden banden van liefde God en de gemeente. In Christus geheiligd betekent ook: Gode gewijd onszelf als een levend dankoffer voor Hem te offeren. En hierin, zegt Christus zelf, wordt mijn Vader verheerlijkt dat gij veel vrucht draagt. Daarom zijn in wezen de aspekten van de heiligmaking in het Nieuwe Testament dezelfde als in het Oude Testament. We willen nu een aantal van die aspekten nader bezien.

a. Verkiezing en heiligmaking

Parallel met het Oude Testament legt het Nieuwe Testament een direkte verbinding tussen verkiezing en heiligmaking. Paulus roept de gemeente van de Kolossenzen op: Zo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen en beminden, de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid." (Kol. 3 : 12). Aan de Thessalonicenzen schrijft hij dat zij broeders zijn, door de Heere beminden, „dat zij van den beginne verkoren zijn tot zaligheid, in heiligmaking des Geestes, door het geloof der waarheid." (2 Thess. 2 : 13). Petrus zet zijn brief in en noemt de verstrooide vreemdelingen „de uitverkorenen naar de voorkennis van God den Vader, in heiligmaking des Geestes"... (1 Petr. 1 : 2). „Het is een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk..." (1 Petrus 2 : 9).

Duidelijk is in elk geval dat er grote nadruk wordt gelegd dat de verkiezing de grond, de bron en de oorsprong is van de heiligmaking. De verkiezing loopt uit op de heiligmaking. De heiligmaking is werk van de Geest, maar tevens vrucht van de verkiezing.

In al de genoemde Schriftplaatsen staat de heiligmaking in het kader van het beminnen Gods. Calvijn noemt hier de heiligmaking „een teken van de verkiezing". Tegelijk waarschuwt hij ervoor dat wij niet mogen indringen in de verborgen raad Gods.

„Zo dan, opdat wij weten van God verkoren te zijn, zo hebben wij niet te onderzoeken wat God vóór de schepping der wereld heeft voorgenomen, maar zullen in onszelf behoorlijke bevestiging vinden, zo Hij ons door Zijn Geest geheiligd heeft, en zo Hij ons door het geloof des evangelies verlicht heeft."

b. Christus onze heiligmaking

Aleer wij spreken over heiligmaking als opdracht willen we aandacht vragen voor de heiligmaking als gave. Heiligmaking is een geschonken goed. Geschonken in Christus. Dit is geen dogmatische stelling, maar een gegeven in Gods openbaring.

Het openbaringswoord dient hier als onze Gids. We noemen eerst 1 Korinthe 1 : 30. Paulus schrijft aan de Korinthiërs: Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking en verlossing."

„Van God geworden" wil niet alleen zeggen dat het heilsplan van God is uitgegaan, maar ook komt nadruk te liggen op de aktieve gehoorzaamheid van Christus, zeg maar op Zijn plaatsbekledend werk. Hij heeft geleefd als een Heilige. Hij heet de Rechtvaardige of ook wel de Gerechtigheid Gods, omdat Zijn heiligheid voornamelijk hierin heeft bestaan dat Hij volkomen de Vader was toegewijd, gehoorzaam is geworden tot de dood, ja de dood des kruises. Gerechtigheid en heiligheid hangen in Hem ten nauwste samen. Rechtvaardigheid werd Hij ons, door als een rechtvaardige te leven; door de eerste en enige mens te zijn die Gods recht niet vertrad, maar metterdaad liet geschieden, ja dat recht van God aan Zich liet voltrekken, met name toen Hij aan het kruis de vloek Gods van de schuldige mensheid over Zich liet komen.

Toegespitst op de heiligmaking zegt de apostel verder dat Hij ons tot heiligheid is geworden. „Niet door ons te stimuleren tot mijden van de zonde en tot zuiver leven naar het gebod Gods, maar door in Zijn persoon en werk als een heilige, een Gode volstrekt toegewijde, te leven; door de eerste en enige mens te zijn zonder smet of rimpel, die voor Gods heilig aangezicht kon bestaan en bleef bestaan." (F. J. Pop, De eerste brief aan de Korinthiërs).

Plaatsbekledende heiligheid dus. Het ligt buiten ons bereik om zelfstandig de heiligheid tot stand te brengen. Plaatsbekledende heiligheid houdt in, evenals plaatsbekledende gerechtigheid, dat ze beide ons in Hem worden toegerekend. Beide gaven zijn uit de volheid van Christus, uit wie Gods kinderen genade voor genade ontvangen. „De ene genade voor, de andere genade na, altijd weer nieuwe genade" (Kohlbrügge). De genade der gerechtigheid en dc genade der heiligmaking. Gerechtigheid als verlossing van zonde, schuld en dood. Genade als heiligmaking vloeit daaruit voort. De Heere verdeelt het werk der heiligmaking niet tussen Christus en ons. Alsof de geredde mens een soort tegenprestatie zou moeten leveren. Het komt op het geloof in de vólle Christus aan, op het geloof in de ons van God geschonken Christus. Uit Hèm zijt gij in Christus Jezus. Het in-Christus-zijn-door het geloof maakt ons heilig, maakt ons zoals God ons hebben wil. De gemeente krijgt in Hem deze heiligheid bij God.

Welnu, als de heiligheid dan opkomt uit de gerechtigheid, dan ligt het onmiskenbaar voor de hand dat er van geen heiligheid sprake kan zijn buiten de gerechtigheid van Christus om. Indien ze zó nauw op elkaar in Christus betrokken zijn, dan zijn ze dat ook in hen die de heiligheid Gods deelachtig worden, die in de heiliging aan Christus' beeld gelijkvormig gemaakt worden. Principiëel zijn Gods kinderen heilig in Christus en kunnen zij buiten Christus om nimmer als heiligen aangemerkt worden. Rechtvaardigheid, vergeving der zonden en de genadige aanneming tot kinderen verkrijgen wij alleen door 't geloof in Christus. Tot heiligmaking wil zeggen: dat wij, die anders van nature onheilig zijn, door Zijn Geest tt heiligheid wedergeboren worden om God te dienen" (Calvijn, bij 1 Korinthe 1 : 30).

„Deze genadeweldaden hangen als het ware met een onontbindbare knoop samen, zodat degene die ze van elkander wil scheiden, enigermate Christus moet verscheuren. Calvijn werpt op deze moeilijke tekst helder licht. De toegerekende gerechtigheid van Christus geschiedt uit loutere goedheid Gods. Rechtvaardiging is een genadeweldaad. Anders hoef je niet van loutere goedheid Gods te spreken. Kunnen wij nu als gerechtvaardigde de heiligmaking zelf tot stand brengen , ik bedoel buiten het geloof in Christus'om? Calvijn zegt het zo: „Daarom wie door Christus uit louter goedheid Gods zoekt gerechtvaardigd te worden, die bedenke dat het niet kan geschieden, zonder dat hij Hem ook tot heiliging aanneemt."

Onder dit „aannemen", dat immers een zaak van het geloof is — en het geloof neemt nooit een halve maar altijd de volle Christus aan, hoe klein het ook mag zijn — verstaat Calvijn: door Zijn (d.i. Christus') Geest tot onschuldigheid en zuiverheid des levens wedergeboren worden." (Calvijn hanteert hier het begrip wedergeboorte weer in de zin van heiligmaking. (In onze vorige artikelenserie „Geloof en Wedergeboorte" zijn we daar reeds uitvoerig op ingegaan). Ik ga daar nu niet nader op in. Maar ik heb er wel behoefte aan om Calvijns woorden hier nog eens dik te onderstrepen: eze plaats (1 Kor. 1 : 30) zegt dat het geloof zowel de

wedergeboorte in Christus aangrijpt als de vergeving der zonden." Het lijdt geen twijfel of Calvijn noemt hier de heiligmaking „wedergeboorte". Conclusie het geloof grijpt Christus aan tot rechtvaardigheid, vergeving der zonden en het grijpt de heiligmaking in Christus aan.

Samenvattend zegt Calvijn tenslotte: „Wij moeten de volheid van geestelijke goederen in Christus zoeken. Want Paulus zegt niet, dat Hij ons gegeven is tot aanvulling, of hulp der rechtvaardigheid, heiligheid, wijsheid en verlossing; maar hij schrijft de ganse kracht en vrucht van al deze dingen Hem alleen toe."

Christus is ons leven, indien we komen tot en blijven in het geloof in Hem. De uitdrukking „geroepen heiligen", die we meermalen tegenkomen in het Nieuwe Testament, zegt ons dat de gelovigen niet slechts tot heiligheid geroepen worden, maar dat de heiligmaking hun in de roeping geschonken wordt. Geschonken in Christus. Hoezeer het in-Christus-zijn enige voorwaarde is , voor het leven der heiligmaking — geen enkel andere voorwaarde komt hieraan te pas — wordt ons nog eens op het hart gebonden in 1 Korinthe 6:11, waar we lezen: aar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in de Naam van de Heere Jezus en door de Geest van onze God."

De bekering van de Korinthiërs is radicale levensvernieuwing en levensheiliging. Afgewassen zijt gij! Dat is toch maar een feit. Het is écht gebeurd. De vergeving der zonden heeft plaatsgevonden. Hierdoor is ook de rechtvaardiging een feit. En nu kunt u de heiliging als feit er niet zomaar uitlichten. Als zou u die zelf moeten bewerken. De heiliging is een voldongen feit. (Wat iets anders is dan een voltooide werkelijkheid, want die komt pas als de volkomen verlossing een feit geworden is). Maar een onmiskenbaar feit is wel: ij zijt geheiligd. U hebt dit zelf niet gedaan, maar dat heeft Christus gedaan, dat heeft de Heilige Geest u geschonken. Wie in Christus is, is een nieuwe schepping: et oude is voorbijgegaan, zie het is alles nieuw geworden (2 Kor. 5 : 17).

Leest u mee, licht Christus voor uw ogen op. is het gelijk geschreven staat: ie roemt, roeme in de Heere? (1 Kor. 1 : 31). De tijdsvorm van de werkwoorden wijst er op dat er iets met deze mensen is gebeurd, zonder dat zij er zelf aktief in betrokken waren. Opgenomen in Gods heilige volk. F. J. Pop wijst er in zijn eerder genoemd commentaar op dat de heiliging hun geen nieuwe kwaliteiten verleent, alsof zij betere mensen zijn dan vroeger. Nee het steekt hier veel dieper, veel wonderlijker trouwens. Ze kregen een nieuwe naam, ze kregen een nieuwe staat voor God.

Ze kregen het uit, in, of door de Naam van Christus. Zoals bij het oude Israël de heiligheid voortvloeide uit de verlossing uit het diensthuis van Egypte, zo rust afwassing der zonden, heiliging en rechtvaardiging als een drievoudige heilsdaad van God in de persoon en het werk van Christus, in Zijn kruis cn opstanding. Heilig in Christus, door het geloof in Hem, gewerkt en toegepast door de Heilige Geest. Laten we deze belijdenis vasthouden. Heiliging is een gave. Gód heiligt ons. Christus heiligt ons omdat Hij geheiligd voor God in onze plaats is. De Heilige Geest heiligt ons. Waar zouden we uitkomen als de heiligmaking aan onszelf zou overgelaten worden, als ze niet als genade geschonken, gekend en onderhouden zou worden?

Wie over eenzijdig Godswerk spreken of preken wil kan de heiligmaking in Christus er niet buiten laten. Hij scheurt Christus uiteen, hoorden we Calvijn zeggen. Eenzijdig Godswerk licht ons op in een zin als „En God heiligt ons, als Hij onze verdorven natuur vernieuwt door Zijn Geest; Alzo dient de heiligmaking tot wedergeboorte". (Calvijn op 1 Kor. 6 : 11). Twee dingen beste lezer. God doet het. Hij doet het helemaal. U moet ons prachtige klassieke Doopformulier er nog maar eens op nalezen. Lees maar mee: Desgelijks als wij in de Naam des Heiligen Geestes gedoopt worden, zo verzekert ons de Heilige Geest door dit heilig Sacrament, dat Hij bij ons wonen en tot lidmaten van Christus heiligen wil, ons toeeigenen hetgeen wij in Christus hebben, namelijk de afwassing onzer zonden, en de dagelijkse vernieuwing van ons leven, totdat wij eindelijk, onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden."

Ziehier de korte samenvatting van een uitvoerige overweging ter onderstreping van het wonder der heiligmaking als gave van God. Het tweede waar u goed op letten moet is dat Calvijn in zijn trant, en op zijn klassiek gereformeerde wijze zegt dat de heiligmaking dient tot de wedergeboorte. Wij die geneigd zijn eerder het omgekeerde te zeggen, n.1. dat de wedergeboorte dient tot heiligmaking, zullen elkaar aan dit klassiek gereformeerd en dus bijbels spreken moeten gewennen, willen we het reformatorische in leer en prediking ten volle laten gelden.

K. a. Z. H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Wandelen als kinderen van het licht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's