Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gebedsgestalte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gebedsgestalte

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op U, O HEERE! betrouw ik, laat tny niet beschaamd worden in eeuwigheid: elp my uit door Uw gerechtigheid. Psalm 31 : 2

Vertrouwen

Het ziet er niet bepaald rooskleurig uit in Davids leven. En wat doet hij nu.? Hij neemt zijn toevlucht tot God. Het is mogelijk dat ons dat nauwelijks verbaast. We lezen het wel vaker in de Bijbel, zeker in de psalmen. Psalm 71 lijkt wat het begin betreft wel een kopie van de onze. We lezen daar letterlijk: Op U o HEERE betrouw ik, laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid, redt mij door Uw gerechtigheid. , We zijn er al bijbellezend wat aan gewend geraakt dat mensen roepen tot God.

Toch ligt het voor David allerminst voor de hand. We lezen in vers 7 dat hij hen haat, die op valse ijdelheden acht geven. Dat is voor David een reële mogelijkheid. En eigenlijk wel een aantrekkelijke mogelijkheid. Die valse ijdelheden zijn immers de goden van het land. En naar de publieke opinie van toen was het heel verstandig om rekening te houden met de goden van het land waar je woonde. Deed je dat niet, dan kon allerlei ongemak je treffen. En was nu dat ongemak van David juist niet het gevolg daarvan dat hij de goden van het land niet de nodige eer had bewezen.?

Daarom, als David hier de toevlucht neemt tot God is dat een keuze. Op U, o HEERE betrouw ik. Op niemand anders. Ik heb* het verschrikkelijk moeilijk. Ik weet af en toe niet hoe ik er door moet komen, maar ik kom tot u. Alle andere mogelijkheden werp ik ver van mij weg. Afgoden zijn voor mij slechts ijdelheden. Kleurige zeepbellen. Als je ze pakken wilt spatten ze kapot.

Er is allerlei nood in deze wereld. Als ik dat zo zeg is dat een prachtige algemene konstatering, waar iedereen plechtig ja bij knikt, maar weinig bij voelt. Konkreet wordt het als het je leven binnen komt. Als je ziek wordt, zonder hoop op beterschap. Als je werkeloos raakt en je leeftijd niet veel perspektieven meer biedt. Als de onderlinge verhoudingen stuk gaan. En dan mag ik ook wel herinneren aan een nood die ons al eigen is, of we het weten en erkennen of niet. Onze nood voor God. Dat wij zondaren zijn en niet kunnen bestaan voor Zijn gericht. Dat er van ons eigenlijk niets terecht kan komen. Dat ons naar recht, de dood en de ondergang wacht.

En als het over vijanden gaat, moeten we zeker de satan niet vergeten, die rondgaat als een briesende leeuw. De satan die een virtuoos is in het spannen van netten in het verborgene. En sinds het paradijs heeft hij ons eigenlijk allang in zijn netten verstrikt.

Nood, daarmee is ons bestaan van huis uit getekend, hoe rustig ons leven misschien ook verloopt. En nu gaat het er maar om dat wij ook die keuze maken van David. Op Y O HEERE betrouw ik. Ook bij ons ligt dat niet voor de hand. Er is zoveel dat een beter alternatief schijnt te bieden. Voor ziekte zijn de doktoren. Voor financiële nood is er bijstand, voor psychische moeilijkheden de psychiaters en voor moeilijkheden op godsdienstig gebied geestelijke verzorgers. En bovendien zijn we er toch zelf ook nog. We staan zelf ons mannetje wel.

Er hoeft geen kwaad woord gezegd te worden van allerlei middelen, die God ons gaf en geeft. Maar het is wel zaak dat we tenslotte, ten eigenlijkst bij de HEERE terechtkomen. Op U, o HEERE betrouw ik. Dat is een keuze.

Als het er op aankomt kies je voor de HEERE. Mensen en dingen vallen weg. De HEERE blijft over. Op Hem wentel je je weg. Met Hem waag je het in leven en-in sterven. En we mogen zeggen, wie die keuze maakt, maakt de beste keuze.

Dat wordt niet gemeten op grond van allerlei berekeningen. Dat is een geloofskeuze. De berekeningen getuigen er zelfs tegen. Het lijkt voor David wel alsof de valse ijdelheden meer mogelijkheden bieden. Toch werpt David zich op God, zijn God. Hij vlucht tot Hem en hij verwacht het van Hem, Ja, hij vertrouwt op Hem. Dat is misschien wel het meest opmerkelijke van dit gebed. Het zet in met vertrouwen. In andere gebeden wordt eerst de nood breed uitgestald. Hier is het zomaar direkt: Op U, O HEERE, betrouw ik. David schuilt als een kind bij zijn vader. Hij voelt zich bij de HEERE veilig. Bij de HEERE zal hem niets overkomen. In prachtige beelden tekent hij dat in dit lied. De HEERE is zijn steenrots, zijn burg. Het zijn beelden uit de oorlog. Op een steenrots was je veilig voor de vijanden. Ze konden niet bij je komen en je kon je ook gemakkelijk verdedigen. En als je een sterke vesting, een burcht had, was het helemaal prachtig.

Zo voelt David zich tegen al zijn vijanden veilig bij God. Ja zelfs zo dat hij in deze psalm al vooruitziet naar de verlossing en daarvoor dankt. Ik zal mij verheugen en verblijden in Uw goedertierenheid, omdat Gij mijn ellende hebt aangezien en mijn ziel in benauwdheden kent. Zo vast vertrouwt hij op de HEERE. En aan het eind van de psalm spoort hij allen die de HEERE vrezen daartoe ook aan. Vertrouw toch vooral op de HEERE. Wees moedig en sterk, want Hij zal uw hart versterken.

Dit geloofsvertrouwen van David heeft iets beschamends. Hoe vaak vouwen wij onze handen en buigen we onze knieën niet. Je moet het nog maar eens afwachten. Wie weet helpt het, maar het kan ook net zo goed zijn van niet. Wat een ongelukkige manier van bidden. Wat een zondige manier. Daar wordt de HEERE niet in verheerlijkt.

Maar, zegt iemand, is dat nu niet moeilijk. Je krijgt toch niet zomaar alles wat jé vraagt. Dat is waar! Maar je krijgt wel wat het beste voor je is. En je krijgt in ieder geval de vergeving van je zonden, de gerechtigheid en het eeuwige leven. God wil als een Vader voor je zorgen, daarom mag je tot Hem komen in vertrouwen en overgave.

Wat zou het u als vader verdriet doen als uw kind u wat vroeg en u zou aan dat kind merken dat het u niet vertrouwt. Nog veel meer verdriet moet de hemelse Vader hebben als wij ongelovig en achterdochtig zijn.

David nadert in vertrouwen. Hij stelt zich vertrouwend in Gods hand. Hoe kan David dat doen.? David heeft God "leren kennen als de HEERE. Hij zegt niet zomaar: op U O HEERE vertrouw ik.

Zo heeft God Zich immers Zelf geopenbaard aan Israël. Ondanks alle zonden en ongerechtigheid heeft Hij Zijn volk gedragen en geleid. En David zelf is zich ook al heel jong aan de HEERE kwijt geraakt. Op Hem had hij leren vertrouwen als op zijn Herder, toen hijzelf nog herder was. En zo schuilt hij

nu met al wat hem moeilijk valt bij de HEERE zijn God.

Wie de HEERE is dat hoeft ons ook niet onbekend te zijn. We mogen het weten uit het evangelie. We mogen het weten van Christus. God heeft Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor zondaren overgegeven. Om Christus' wil wil Hij de Vader zijn van zondige mensen, als u en ik. Daar mogen wij ons met al onze zonden en tekorten aan verliezen. Zo leren we God kennen in Christus door het evangelie.

In psalm 9 zingt David: Die Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen. Inderdaad en helemaal. Wie Gods Naam kent door het geloof in de Heere Jezus Christus die zal op Hem vertrouwen. U kunt bij alle aanvechting en twijfel toch niet geloven dat de HEERE niet helpen zal. U kunt niet geloven dat Hij niet als een Vader zal zorgen, hoe moeilijk u het ook hebt. U mag het weten. Hij heeft zelfs Zijn eigen Zoon, Jezus Christus, voor mij zondaar niet gespaard, dan zal Hij toch ook met Hem mij alle dingen schenken.

Aanvechting

Als David zo belijdenis gedaan heeft van zijn vertrouwen op de HEERE komt hij al biddend met een vraag naar voren namelijk: Laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid. Beschaamd worden dat is allereerst dat je te schande wordt. Dat is al een beetje zo in wat David nu meemaakt. Hij klaagt erover in vers 12. Vanwege al mijn tegenpartijders ben ik ook mijn naburen grotelijks tot een smaad geworden en mijn bekenden tot een schrik. Nu is hij bang dat dat nog verder zal gaan. Dat zijn vijanden hem helemaal de baas zullen worden. Dan is zijn schande kompleet. Ze zullen smakelijk om hem lachen. Die David dacht dat hij koning werd. Maar moet je nu eens zien.

Beschaamd worden, dat is ook dat je bedrogen uitkomt. Dat is nog wel het ergste. Dat is immers een verschrikkelijke ervaring. Je hebt op iemand vertrouwd en je wordt in dat vertrouwen beschaamd. Je hebt ook niet de minste argwaan gekoesterd als je man wat laat thuis kwam. En ineens blijkt hij een verhouding te hebben met een andere vrouw. Dan stort je wereld ineen. Dat is verschrikkelijk.

Beschaamd uitkomen. Bedrogen worden. Wie kun je nu nog vertrouwen? Zo bidt David: Laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid. Nooit betekent dat. Laat er nooit een dag zijn, o God waarop ik met schrik tot de ontdekking moet komen dat ik tevergeefs op U heb vertrouwd. Die dag zal mijn ondergang zijn. Dan weet ik het niet meer. Als ik niet op U kan vertrouwen, wat moet ik dan nog beginnen.

Maar hoe kan David nu toch zo bidden? Is hij er werkelijk bang voor dat Hij beschaamd zal uitkomen? Dat klopt toch niet met wat hij heeft gezegd. Op U o HEERE betrouw ik. Dat strijdt daar toch mee. Ja, maar zo onlogisch en tegenstrijdig gaat het er wel aan toe in het leven des geloofs. Het geloofsvertrouwen is zeker en vast genoeg. Dat twijfelt niet aan de HEERE, maar die gelovige zelf is niet zo zeker en vast. Die gelovige zelf ziet maar al te vaak op de omstandigheden. En dan is het allemaal weer zo moeilijk, dan dreigt het allemaal weer fout te lopen. Dan kan er toch niets van mij zondaar terechtkomen? Ik zie toch zelf hoe het er met mij aan toe is? De zonden zijn echt niet overwonnen. Telkens weer steken ze de kop op. Telkens weer verlies ik het ervan. Wat staat mij nu nog anders te wachten dan verlorenheid?

Die mogelijkheid van beschaamd worden. Bedrogen uitkomen met je hele geloof. Dat vecht je aan. Dat wil je naar beneden trekken in een diepe put.

Het is niet zo mooi dat David met deze vraag naar voren komt. Het is wel eerlijk en misschien ook vertroostend voor u die ook zo met dat tegenstrijdige, dat verwarrende te tobben hebt. Aan de ene kant wel schuilen als een kind bij vader en toch aan de andere kant nog zo twijfelen. Wat kunt u beter doen dan daarmee schuilen bij de HEERE. Zelfs zo'n vraag mogen wij aan Hem voorleggen.

Als u tegen uw vrouw zei: Ik vertrouw je, maar maak mij niet beschaamd, zou ze denk ik verdrietig zijn: Geloof je me dan niet? Verdenk je me dan echt van ontrouw?

Met al die wankelmoedigheden, met al die aarzelingen en vragen doen we de HEE-RE geen recht en geen eer en toch wil Hij het allemaal aanhoren. Hij is lankmoedig en groot van goedertierenheid. Ja, Hij heeft het zelf allemaal gedragen. De Heere Jezus die is in zekere zin beschaamd uitgekomen. Aan het kruis. De overpriesters en de schriftgeleerden suggereerden het: Hij heeft op God vertrouwd. Maar moet je nu eens zien! Daar hangt Hij. Dat is er nu van Zijn Godsvertrouwen terechtgekomen. De Heere Jezus is ook helemaal te schande geworden. Een spot, een smaad van mensen. Toch hield Hij aan Zijn Vader vast. Zelfs in het donkere uur van de eeuwige toorn van God over de zonde. En met enkele woorden van vertrouwen uit deze psalm legde Hij Zich tenslotte in de handen van Zijn Vader.

Om Hem mogen we nu met al die ongelovigheden bij de HEERE aankomen. Hij wil ons er in dragen en verdragen. Zo schuilt David met al z'n moeilijkheden bij de HEERE.

Pleitgrond

In het laatste deel van onze tekst komt naar voren hoe het allemaal kan. David laat ons de grond zien waarop hij staat voor Gods aangezicht. De pleitgrond. HEERE, help mij uit door Uw gerechtigheid. Hij vraagt of de HEERE Zijn gerechtigheid wil laten gelden, dan zal hij zeker verlossing vinden. Dat kan ons verbazen. Als David gezegd had: help mij uit door Uw barmhartigheid, hadden we het begrepen. Maar wat moeten we hier nu mee aan?

Gerechtigheid dat is toch dat de HEERE recht doet! Kent David de gestalte dan niet van psalm 130? Denkt hij werkelijk te kunnen bestaan voor Gods Aangezicht? We lezen in de psalm wel anders. In vers 11 belijdt hij' eerlijk: Mijn kracht is verval/en door mijn ongerechtigheid. Hij weet van zonde, van tekort, van schuld.

Maar hoe kan het dan: Help mij uit door Uw gerechtigheid? Dat kan omdat David hier niet als een knecht om zijn loon vraagt. Dan kun je eisen stellen. Daar heb je recht op. Je loon kan zelfs door de rechter bij je werkgever worden opgeëist.

David pleit hier op genaderecht. Hij vraagt als een kind aan Vader om hulp. De HEERE heeft toch een verbond gesloten met Zijn volk. Een verbond der genade. Hij wilde toch de God van Zijn volk zijn. En allen, die Hem vrezen zou Hij toch zegenen en leiden tot in eeuwigheid. Dat was en is toch Zijn belofte. Dan is het toch rechtvaardig dat Hij die belofte ook vervult! Op dat recht dat God in de belofte zelf geschonken heeft, op het genaderecht pleit David. Daar vindt hij grond onder de voeten om te staan voor God.

En wordt die grond ons nog niet veel heerlijker openbaar? Al Gods beloften zijn ja en amen in Christus Jezus. Het genadeverbond is een verbond van Zijn bloed. Paulus getuigt: Maar nu is de gerechtigheid Gods geopenbaard van de hemel in Christus Jezus. Wat zich schuil hield onder het Oude Verbond dat komt nu in het volle licht. Het licht van het evangelie van Jezus Christus. Betrouwen op de HEERE, schuilen bij Hem. met al onze noden en zorgen ons in Zijn handen stellen, dat kan en mag. Het kan en mag niet op grond van onze gerechtigheden, of van ons geloof. Daar moet u maar niets van maken of verwachten. U mag het helemaal verwachten van de gerechtigheid Gods in de Heere Jezus Christus.

Wat is Luther tegen dat woord gerechtigheid opgelopen. Hij dacht dat hij er zelf voor zorgen moest, met zijn deugden en vroomheden. Tot het licht over hem opging. Het licht van Christus, Die gekomen is en die voor de zonden volkomen heeft voldaan. Die geen tittel of jota van de wet ter aarde heeft laten vallen. Al kostte hem dat zelfs de dood.

God wordt ons gepredikt als de HEERE onze gerechtigheid in Jezus Christus. Onze zonden maken een scheiding tussen de HEERE en ons. Wie het leerde in zijn leven weet daar alles van. Maar Jezus heeft er nog meer van geweten. Hij heeft al de gerechtigheid Gods vervult. In Hem mogen we weten dat God ons gebed, ondanks dat wij het onwaardig zijn. toch wil verhoren om Christus' wil.

Op U betrouw ik, HEER' der heren. Op U gelijk 't betaamt! Ai, laat mij nooit beschaamd Van Uwe troon teruggekeren! Help mij op mijn gebeden Door Uw gerechtigheden!

K. Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Gebedsgestalte

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's