Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het vaste fundament Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vaste fundament Gods

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Maar stel u tegen het ongoddelijk ijdel roepen; want zij zullen in meerdere g loosheid toenemen. En hun woord zal voorteten. gelijk de kanker; onder welke is Hymenéüs en Die van de waarheid zijn afgeweken, zeggende, dat de opstanding airede ge is en verkeren sommiger geloof. Evenwel het vaste fundament Gods staat, hebbende dit zegel: e Heere ken degenen, die Zijnen zijn, en: en ieder, die de naam van Christus noemt, sta a van ongerechtigheid." 2 Timotheüs 2 : 16—19

Kanker

Een arbeider die het Woord recht snijdt. U kent die uitdrukking nog wel uit het vorige vers. Wat zo'n arbeider óók doet is, wat hier genoemd wordt: stel u tegen het ongoddelijk ijdel roepen. Ga met uw rug staan naar hen die alleen maar onheilige holle klanken weten te produceren. Paulus rekent in scherpe bewoordingen af met de dwaalleer. Ongoddelijk ijdel roepen. Ongoddelijk = onheilig, profaan. Er zit niets van God in het spreken van de dwaalleraar. Het zijn klanken zonder inhoud. Holle klanken. Het stelt niet veel meer voor dan het slaan en timmeren op lege vaten. Ze verdienen daarom nauwelijks bestrijding. Mijd het geheel, keer er uw rug naar toe, ga er maar niet al te serieus op in. Het kan weleens goed zijn als we ons dat ook vandaag realiseren. Je kan in een gemeente soms zoveel tijd en energie steken in het nalopen van mensen met een bepaalde opvatting. Ze maken zoveel ophef en vragen daardoor aandacht. Maar verdienen ze het ook altijd zo serieus genomen te worden. Is zwijgen en negéren soms niet de scherpste kritiek op zulken? Paulus bindt het Timotheüs op het hart: loop bij dat holle gezwets vandaan.

Het levert pure schade op. Voor jezelf en voor de gemeente. Ze zullen in meerdere goddeloosheid toenemen en hun woord zal voorteten gelijk de kanker. Wat een vreselijk woord voor een ernstige kwaal. Kanker. Sommige mensen durven het niet eens uit te spreken. Ze hebben het over 'K'. Of omschrijven het met woorden als: 'die erge ziekte'. Kennelijk kwam het ook in de dagen van de apostel al voor. Twee aspecten van deze kwaal lijken de apostel geschikt om er de verschrikkelijkheid van de dwaalleer mee aan te geven. Daar is om te beginnen de kwaadaardigheid. Is het kwaadaardig, vragen we vol schrik aan de behandelende arts? Goedaardig wil zeggen: er is genezing van te verwachten. Kwaadaardig wil zeggen: het is dodelijk in de meeste gevallen, zeker op de lange duur. Het andere aspect dat er ter vergelijking met deze kwaal in de dwaalleer huist is: het eet voort! Het woekert verder. Waar het zich eenmaal ergens in een lichaam heeft genesteld, grijpt goddehet al verder om zich heen met een nood-Filétus; lotig resultaat voor heel het organisme. Zo schied verloopt het proces van de dwaling eveneens in het lichaam van Christus. Wordt ze niet nt direct onderkend en bestreden, dan vreet de f kwaal voort. Een dienaar die het Woord recht snijdt, dient daarop te letten in zijn arbeid. Is er ingrijpende afwijking van het rechte Woord? Dan niet laten begaan, want hoe langer het duurt des te dodelijker kan de uitwerking zijn. Loslaten van het Woord heeft een ingrijpend gevolg: de dood. Hun woord eet voort, maakt vorderingen, er zit progressie in, zouden we in onze taal bijna zeggen. De dwaling groeit, maakt zich groter. Hoe eerder in de kiem gesmoord, des te beter voor het lichaam van Christus.

Paulus noemt de mannen aan wie hij denkt letterlijk bij de naam: nder welke is Hymenéüs en Filétus! Hymenéüs is al eerder genoemd (1 Tim. 1 : 20). Paulus heeft hem aan de satan overgeleverd. Maar dat belette hem kennelijk niet toch zijn dwaling verder

uit te dragen. Hij is, met anderen, 'van de waarheid afgeweken'. Waarin ze het spoor bijster zijn geraakt, wordt met zoveel woorden gezegd: 'Zeggende, dat de opstanding airede geschied is'. Calvijn duidt deze opvatting aan als „een allegoriserende opstanding". „En met deze listigheid verkeert de satan het voornaamste artikel van ons geloof, van de opstanding des vleses". Algemeen wortd inderdaad aangenomen dat we hier te maken hebben met een vergeestelijking van de opstanding. De opstanding uit de dood voltrekt zich in de wedergeboorte en heeft geen uiteindelijke opstanding van het lichaam meer tot gevolg. Dezelfde dwaling die Paulus in dat lange en bekende 1 Korinthe 15 bedoelt en bestrijdt.

Er zijn talloze aanwijzingen die er op duiden dat in de Vroege Kerk vele variaties van deze visie werden gevonden. Het gnostische denken speelt hierin een rol waarin o.a. het lichamelijke van weinig belang werd geacht. In dat kader past geen lichamelijke opstanding uit de dood. De bevrijding van de ziel wordt het hoogste geacht en het lichaam is van geen belang. Het lijkt uiterst geestelijk, maar wordt ook hier door Paulus als volledig in strijd met het hart van het Evangelie geacht. Het geloof van sommigen wordt er door verkeerd, staat er daarom bij. Twee zaken verdwenen bij deze dwaling terzake de opstanding onder tafel: het lichamelijk aspect maar ook het toekomstige.

Ridderbos verwijst naar uitspraken van Justinus Martyr en Irenaeus 'die van de samaritaanse gnosticus Menander meedelen, dat hij ook zijn volgelingen overreedde dat zij niet zouden sterven en dat zijn discipelen de opstanding door wat in de doop plaats vindt ontvingen en daarna niet konden sterven, maar zonder oud te worden onsterfelijk verder zouden leven'. Prof. dr. J. H. Gunning ziet hier, volgens dr. Smelik, de eigenlijke zonde van de mens openbaar worden namelijk het verschijnsel van de godsdienstige anticipatie: de mens grijpt telkens vooruit op de belofte en eigent zich toe wat God langs een geheel andere weg voor hem bestemd heeft. Een mens grijpt in zijn ingeduld naar zaken die hem nog niet toekomen. Hij kan niet wachten op Gods tijd. Hij vult zelf Gods beloften in. Trekt de eeuwigheid naar zich toe. „Soortgelijke geestesstromingen komen met een zekere regelmaat voor. Men bespeurt ze soms plotseling in het gemeentelijk leven. Als ze een eenzijdig fanatiek leider vinden, kunnen ze een grote aanhang krijgen en veel verwarring stichten. Want merkwaardigerwijze schuilt er in dergelijke strak gespannen beweringen een sterk suggestieve macht. Ze bezitten het voordeel der radicale eenvoudigheid. Zij schijnen de problemen te hebben opgelost in een schone illusie die aanvankelijk bevrijdend werkt. De aanhangers ervan weten zich aan de alledaagse werkelijkheid ontstegen. Schijnbaar gelovig is hun beroep op zekere bijbelteksten, die zij met hartstocht naar zich toe halen" (Smelik).

Er zijn inderdaad situaties in gemeenten, ook in onze tijd, waarvan het woord geldt: het eet voor gelijk de kanker. Bestrijding is volgens Paulus dringend geboden. Wie het laat gaan, verliest het lichaam aan de dood. Sommiger geloof is er door ver-keerd, stelt de apostel. Hun geloof is tot een vals geloof geworden. Het raakt leeg van inhoud omdat het van de heilsinhoud is beroofd geworden.

Evenwel

Zal de Kerk niet verdwijnen door genoemde dwalingen? Dat kan weieens zo lijken of door ons gevreesd worden. Daarom zet de apostel de dwaling dit andere: „Evenwel het vaste fundament Gods staat hebbende dit zegel: De Heere kent degenen die de Zijnen zijn..." Dat is er óók, wil Paulus zeggen. En, Timotheüs, laat u er door bemoedigen. Evenwel! Een woord dat de apostel nauwelijks gebruikt. Het komt in het Nieuwe Testament sporadisch voor. Evenwel... Je proeft er iets in van weerstand, van kracht. De dwaling is fnuikend, eet voort gelijk de kanker, evenwel...! Houdt er intussen wèl rekening mee dat het vaste fundament van God staat: vast staat.

Wat is dat fundament? Sommigen zeggen: hristus in verbinding met het getuigenis van de apostelen. Gedacht wordt daarbij aan Efeze 2 : 20 waar staat van de gemeente Gods dat 'ze gebouwd is op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus de uiterste Hoeksteen is, op Wie het gehele gebouw bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heilige tempel in de Heere...'

Prof. Ridderbos ziet er de Kerk zelf in. Ze wordt immers in 1 Tim. 3 : 15 genoemd 'een pilaar en vastigheid der waarheid'. Het zegel waarop staat: e Heere kent degenen die de Zijnen zijn, pleit volgens hem voor hem deze opvatting omdat daarin een aanduiding van de gemeente Gods is gegeven.

De vastheid is gelegen in het karakter van de kerk als bouwwerk van God. Calvijn en ook de Kanttekeningen op de Statenvertaling vatte n het vaste fundament Gods op als 'het voornemen Gods der eeuwige verkiezing hetwelk vast en onveranderlijk is'. Calvijn zegt o.a.: 'Ten eerste zo roept hij ons tot de verkiezing Gods, welke hij noemt het fundament, bij gelijkenis aanwijzende met dit woord de vaste en onwankelbare duurzaamheid daarvan... de verkorenen Gods hangen niet aan allerlei fortuin of geval, maar rusten op een vast onbewegelijk fundament omdat

hun zaligheid in de hand Gods is... hun vastheid hangt niet aan eigen kracht maar ze zijn in God gegrond'. Samenvattend is te zeggen: de Kerk kent een vast fundament, staat op vaste pijlers gegrond, is niet afhankelijk van instemming of trouw van mensen, is door de tocht van tijden en winden van leer niet weg te blazen, is niet weg te krikken door het wrikken van dwaling en afval. Het vaste fundament van God staat, staat vast en zal geen duimbreed wijen. Onze hoop voor de kerk ligt daarin verankerd en komt daaruit voort.

Welnu, dat vaste fundament heeft een zegel. En wel dit zegel: e Heere kent degenen die de Zijnen zijn. Het bouwwerk van de Kerk draagt een zegel, een inscriptie. En op dat zegel, op die inscriptie staan de woorden geschreven: e Heere kent de Zijnen. Hier ligt een herinnerig aan wat we lezen in Numeri 16 : 5. Grote verwarring heerst er in het kamp van Israël door het oproer van Korach, Dathan en Abiram. Zoals in de dagen van Timotheüs dwaling de gemeente bedreigt en verwart, zo was het ook toen onder Israël. We lezen dat Mozes tot Korach en de zijnen zegt: orgen vroeg dan zal de Heere bekend maken, wie de Zijne en de heilige is, dien Hij tot Zich zal doen naderen en wien Hij verkoren zal hebben, dien zal Hij tot Zich doen naderen. In de aanvechting die de gemeente verwart, kent de Heere diegenen die Hem in waarheid toebehoren en die terecht in Zijn Naam spreken (Ridderbos).

De Goede Herder Christus spreekt gelijke woorden als Hij zegt: k ken de Mijnen en wordt van de Mijnen gekend (Joh. 10 : 4). Het woord 'zegel 'wil onderstrepen dat hierin de vastheid voor de gelovigen ligt. Het zegel is het waarmerk van de Bouwmeester. Een zegel onderstreept tevens het exclusieve. het aparte gezet zijn. Wie een plaat wil ruilen, kan alleen maar een verzegelde ruilen. Je kan er niet mee knoeien. Er valt niet te rommelen. God kent de Zijnen. Ze liggen onder Zijn zegel besloten. Niemand kan ze Hem ontnemen. Zij kunnen niet uit Zijn hand vallen. Duivelse dwaling tracht de Kerk te misleiden en van haar fundament af te voeren. Maar het is tot mislukken gedoemd. De Kerk Gods draagt Gods zegel. Ze hoort Hem van eeuwigheid af reeds toe. Dat is haar vastheid, haar grondslag. Welk een troost ligt er tevens in deze woorden. De Heere kent de Zijnen. Gekend te zijn door deze Heere, is dat niet het rijkste wat een mens weten mag? Al zou nauwelijks iemand je kennen, als Hij je kent, is het niet eeuwig genoeg? De Heere kent de Zijnen. Hij is op de hoogte van hun strijd en leed, van hun vreugde en bewondering. Hij weet van zwakheid en zonde, van schuld en berouw. Kent die de Zijnen zijn. Hij kent Zijn bezit. Hij kocht ze immers? En tegen welke prijs? Zijn eigen hartebloed. Ze is Zijn bezit. Zijn rijkdom. Zijn heerlijkheid, Zijn Bruid. Hij weet waar van vals te onderscheiden. Wij veelal niet. Wij vergissen ons zo licht. Laten we maar niet aan het onderscheiden slaan. De Heere kent degenen die de Zijnen zijn en dat is voldoende.

Welnu, dat zegel, die inscripite heeft ook nog een andere zijde waarop staat geschreven: 'Een ieder die de Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid'. Dat behelst een duidelijke waarschuwing. In Num. 16 was het de rebellie van Korach en de zijnen. Hier is het de dwaling. Wie van de Heere is, en daarom de Naam van Christus noemt, die verwijdere zich van de ongerechtigheid. Die distantiëre zich tevens van hen die zich ten onrechte uitgeven voor dienaren van Christus cn hun valse leer. De Naam noemen maar het Woord niet doen, kan niet tot de Zijnen behoren. Het 'zeggen' van Heere, Heere dient verbonden te zijn aan het 'doen' van de wil des Heeren. Schijnchristendom wordt ontmaskerd in de levenswandel. De proef op de som is: hoe staan we tegenover de ongerechtigheid. In het leger van Israël voeren Korach en de zijnen levend ter helle, omdat ze het noemen van de Naam des Heeren combineerden met opstand tegen God en Zijn knecht. Alleen zij die afstand namen van deze ongerechtigheid bleven in leven.

De Kerk heeft zodoende een vast fundament. Wonderlijke troost, ook in onze tijd. Velen vallen af, veel valt weg. Dit staat vast wat op de insripitie te lezen valt: de Heere kent degenen die de Zijnen zijn. Ook in onze tijd waar op veel plaatsen en in veel landen de Kerk als tot niet schijnt gekomen te zijn. Maar wie tot de Zijnen behoort, valt op door een andere wandel: die sta af van ongerechtigheid.

J. M.

Capelle a. d. IJ.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1986

Gereformeerd Weekblad | 20 Pagina's

Het vaste fundament Gods

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1986

Gereformeerd Weekblad | 20 Pagina's