Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het vreemde wordt gewoon

We citeerden in ons b'ad al meer uit de 'Reflexen' die prof. Jonker schreef in Theologica Reformata van december 1986. Hij vertelt ook over zijn ziekte van vorig jaar zomer. Misschien helpt het als een lotgenoot van hem zijn wedervaren leest. Pastoraat is immers dat de ene bedelaar de andere vertelt waar brood te halen is. Prof. Jonker doceerde o.a. pastoraat aan pastores in opleiding. Wat hij hier vertelt is voor hem 'Ervaren waarheid' geworden, om het te zeggen met de titel van de bundel opstellen die hem in 1984 werd aangeboden bij zijn afscheid als hoogleraar Praktische Theologie. Prof. Jonker schrijft boven het hier geciteerde: Leersumer lessen. Prof. Jonker:

„Het was w^el even wennen. De ene dag kwam ik in het revalidatiecentrum 'De Hoogstraat' in Leersum aan en de volgende dag ging ik meteen mee met mijn afdeling BI oo een uitstapje naar het openluchtmuseum in Arnhem. Ik zat in de bus aan het raam en keek naar buiten naar het voorbijsnellend landschap. Voordat we wegreden had ik het gezelschap eens geobserveerd. Mensen, die met rolstoel en al op een lift-platform de bus in werden getransporteerd. Allen omringd door broeders en zusters. 'We nemen voor u ook een rolstoel mee, mijnheer Jonker', had een verpleegkundige gezegd. 'Dat is niet nodig', zei ik, 'ik loop wel met de stok'. 'Dat redt u niet, want de afstanden zijn veel te groot en u krijgt ook een begeleider mee, broeder Rob'. En zo was ik ingedeeld in afdeling BI met een persoonlijke beseleider, evenals de anderen. Een innerlijk verzet rees in mij. Ik, die gemeentes en studenten had geleid en begeleid moet nu zelf geleid en begeleid worden. Ik, die altijd gezond was geweest, behoorde nu tot de groep der gehandicapten. Ik had ook weinig contact met mijn mede-revalidanten. Ik was ander gezelschap gewend.

In Arnhem in het openluchtmuseum nam ik plaats in de rolstoel met broeder Rob achter mij. En voort ging de groep over de paden van het openluchtmuseum met de broeders en zusters in hun witte jasjes. Gezonde toeristen liepen met een boog om ons heen en keken ons soms meewarig aan. Langzamerhand bewonderde ik de helpers en helpsters om hun toewijding, geduld en opgewektheid. Stond iemand uit zijn rolstoel op om een klein eindje te lopen met zijn stok en wankelde hij, dan vlogen drie, vier verpleegkundigen op hem af om hem vast te houden en hem bij te staan. Het leek wel of de zorg voor de ander in de habitus van deze jonge mensen was ingebakken.

Om twaalf uur waren we weer terug bij de bus. En ook het inladen begon weer: rolstoel voor rolstoel en mens voo.r mens. De bus reed nu naar de haven van de Rijn. We zouden ook nog een bootreisje maken. En tijdens die tocht naar de Rijnkade was het alsof een innerlijke stem tot mij ging spreken. 'Mijnheer de theoloog, mijnheer de theoloog, met wie ging de Heere Jezus om? Toch met lammen en kreupelen en blinden en doven, niet? Mensen, die zonder verzorging en zonder rolstoel over de aarde moesten kruipen, grote stumpers. En met wie had de Heere Jezus de grootste ruzie? Met hooggeleerde schriftgeleerden en hoogeerwaarde farizeeën, niet? '

Plotseling was mijn innerlijk verzet gebroken en ik keek de groep met al de verzorgers met andere ogen aan. Bij het inschepen aan de Rijnkade hielp ik mee, want ik ben maar een 'licht geval'. En ik vond het een eer, een voorrecht, een rolstoel met zijn 'rolstoelrijder' over de planken voort te mogen duwen het schip op in de Naam des Heeren, die hemel en aarde en rolstoelen gemaakt heeft...

'Dat is hier gewoon, ' zei de fysio-therapeut. Wij waren aan het oefenen, Ioopc^feningen. Mijn linkerbeen sleepte wat en was zo zwaar als lood, maar ik kon weer lopen en dat is een geweldig voorrecht. Niet in de rolstoel en niet met een stok, gewoon lopen, maar het was nog geen honderd procent. De therapeut gaf mij een tamboerijn en ik moest na drie passen telkens een tik geven op de tamboerijn. En zo liepen wij door de gangen heen, waar we iedereen tegen kwamen, de therapeut achter mij aan, om mijn houding te corrigeren. Ik aarzelde, dat is toch een maf gezicht, een 'senior' van boven de vijfenzestig met een rinkeltrom marcherend door de gangen. De therapeut voelde mijn aarzeling. 'Geneer je niet, dat is hier gewoon, ' zei hij.

Het vreemde is gewoon. Je ziet het leven vanuit de tegengestelde hoek. Je ziet hele vreemde dingen, ik zal ze hier niet beschrijven. De dokter heeft

zwijgplicht, ook een inrichting en ook mederevalidanten, ik zal niet tegemoet komen aan ongezonde nieuwsgierigheid. Er zijn trieste, schrijnende gevallen, waarmee je moet leren leven. Het vreemde wordt gewoon. Eén aandoening zal ik nooit gewoon vinden en dat is de afasie, het verlies van het vermogen tot spreken ten gevolge van linker hersenletsel. Je kun nog beter je beide benen verliezen dan afasie krijgen: wel denken en horen maar niet je denken in taal, in de spraak tot uitdrukking kunnen brengen.

Toch wordt het vreemde langzamerhand gewoon, maar ook omgekeerd: het gewone wordt het vreemde, het ongewone. Ook dat leert Leersum. Hoe is het mogelijk dat je in staat bent te denken, te spreken, begrippen te vormen, voorstellingen te maken. Wat is geheugen? Wat herinnering? Wat ontroering? De hersenen zijn een handvol grauwe massa. Een centrum krijgt op een gegeven ogenblik te weinig zuurstof door aanslibbing of anderszins. Een functie valt uit, of een geestelijke activiteit weigert. Wat is de band tussen een hersen-, kwab met een stoffelijke factor als zuurstof en de geest? De geest van de mens is één wonder.

Op een avond zat ik naar de televisie te kijken, naar 'jong talent'. Een Braziliaanse jonge violist gaf een prachtig concert. Een machtig wonder van de menselijke geest. De hersenen werken — die grauwe massa! — door zenuwimpulsen in de coördinatie van de bewegingen, de beheersing der spieren. Sommige activiteiten kunnen in de hersenschors gelokaliseerd worden. Maar het gevoel, het esthetisch genot, 'de ontroering, bij de speler en de hoorder, waar moeten wij dat lokaliseren? En hoe is de relatie tussen de materie, de stof en de geest? Het blijft het eeuwige grondprobleem van Descartes: ogitatio en extensio, denking en uitgebreidheid. Hoe is het verband? Hoe werkt de menselijke geest? En waar moet ik ontroering lokaliseren? En hoe is het denkvermogen te vatten met al zijn begrippen, ideeën en voorstellingen? En hoe komt het oordeel tot stand? Het gewone is het ongewone, het vreemde, het wonderbaarlijke. 'Ik loof U, omdat ik gans wonderbaar ben toebereid, wonderbaar zijn uw werken, mijn ziel weet dat zeer wel' (Psalm 139 : 14). Schepping is niet iets in de oertijd. Het lijkt wel of God providentieel ieder concreet mens naar lichaam, ziel en geest afzonderlijk creëert en in zijn werkzaamheden blijft creëren.

Orgelspel in de Bovenkerk van Kampen

Op een avond laat zat ik alleen in het dagverblijf. Mijn zaalgenoten waren al naar bed, men ging gewoonlijk vroeg naar bed, ik was altijd één der laatsten. Op de gang hoorde ik de voetstappen van de zuster die de ronde deed. Het nachtlampje brandde in het schemerige vertrek. Ik keek naar de televisie. Alleen. Een uitzending van een orgelconcert uit de Bovenkerk in Kampen. Een parafrase van een Psalmmelodie:

Zie op mij in gunst van boven wees mij toch genadig, Heer! Eenzaam ben ik en verschoven, ja, d' ellende drukt mij neer.

Psalm 25 vers 7 (oude berijming). Zoekende klanken, smekende klanken, dan omhoog, dan omlaag. Er ontstond een verbondenheid met de organist die daar omhoog in de ijle ruimte van de hoge, gotische kerk met zijn muziek aan het bidden was. Ik werd ontroerd, het orgelspel met zijn inhoud trof mij diep.

Niet sentimenteel worden, man! Kwam de ontroering omdat ik daar in één van de straten bij de Bovenkerk in de Eerste Wereldoorlog geboren ben, een paar tientallen meters van het orgel verwijderd? Neen, dat zou een natuurlijke, biologische verklaring zijn. Hoewel, extensio (uitgebreidheid) en cogitatio (denking) liggen dicht naast' elkaar, zo zagen wij. Het gewone is toch het vreemde! De band tussen geest en lichaam is nog steeds een mysterie.

Neen, er was een andere oorzaak. Er was een stem die mij danig had aangesproken. De stem van Augustinus..."

Tot zover uit de 'Reflexen' van prof. Jonker. Hij gaat dan verder en haakt in op de promotie van dr. J. van Oort over Augustinus. Hij mag weten dat velen met genoegen zijn rubriek 'Reflexen' lezen. We wensen hem nog gezondheid en levenskracht toe.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1987

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1987

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's