Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De doop van Jahannes, wat doet u er mee?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De doop van Jahannes, wat doet u er mee?

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar wat dunkt u? Een mens had twee zonen, en gaande tot de eerste, zeide: oon, ga heen, werk heden in mijn wijngaard. Doch hij antwoordde en zeide: k wil niet; en daarna berouw hebbende ging hij heen. En gaande tot de tweede zeide desgelijks, en deze antwoordde en zeide: k ga heer! en hij ging niet. Wie van deze twee heeft de wil des vaders gedaan? 7Aj zeiden tot Hem. De eerste, jezus zeide tot hen: oorwaar, Ik zeg u, dat de tollenaars en hoeren u voorgaan in het koninkrijk Gods. Want Johannes is tot u gekomen in de weg der gerechtigheid, en gij hebt hem niet geloofd; maar de tollenaars en de hoeren hebben hem geloofd; doch gij zulks ziende, hebt daarna geen berouw gehad om hem te geloven. Mattheüs 21 : 28—32

Een vraag en een tegenvraag

Jezus is bijna aan het einde van Zijn rondwandeling op aarde. Na Zijn intocht in Jeruzalem komt Hij in de tempel. Zijn voeten staan in de poort van het lijden, de doorgang naar het kruis. Nog één keer brengt Hij het werk van de Doper ter sprake. Het is dan écht voor de laatste keer. Hij ziet zich geconfronteerd met de geestelijke leiders van het volk, de ouderlingen en de overpriesters. Ze stellen Hem dezelfde vraag als ze enkele jaren geleden ook Johannes gedaan hebben. Hun commissie van onderzoek is nog steeds actief. Door wat macht doet u deze dingen? En wie heeft U deze macht gegeven? Waar haalt u de bevoegdheid weg? Nu moet het maar eens uit zijn.

Zijn optreden zat hun allang dwars. Deze dingen, ze bedoelen er ongetwijfeld mee dat Jezus kortelings de tempel schoongeveegd had, en de bezem gehaald had door heel het godsdienstig spektakel. Nooit wordt een mens feller dan wanneer u zijn eigenwillige godsdienst van tafel veegt en met tafel en al omkeert. Wie gaf u daartoe de bevoegdheid? 't Was als voelden zij aan: we kunnen niet langer tegen Hem op. Wat nu? Er onderdoor? Geen sprake van! Liever er dwars tegen in. Hij ergerde hen mateloos. Niet nü alleen, nee allang. Al eerder, toen Hij met goddelijke volmacht tegen de lamme zei: Uw zonden zijn u vergeven. Toen Hij voor zieken en lammen stond, met kreupelen en blinden in aanraking kwam, verwees Hij ze niet naar de Dag des Heeren, waarop alle tranen van de ogen worden afgewist, maar genas Hij hen onverwijld met één woord.

Tegen wil en dank moeten zij Zijn macht erkennen. Hoe komt het toch dat velen nu nog voor Hem zich in de gevangenis laten werpen, zich door de leeuwen hebben laten verscheuren, de brandstapels hebben beklommen en op de schavotten zich hebben laten onthoofden als waren zij schavuiten? Hoe komt het toch dat zij achter het IJzeren Gordijn in een atheïstische staat zich het Evangelie van Christus niet schamen, en hun leven niet liefhebben ter dood toe? Waar haalt Jezus die macht vandaan? Wie zijt ge toch, Jezus van Nazareth? Verborgen Koning der wereld? Weten willen wij, wéten, zonder te buigen. God verklaar U toch, anders is het Uw schuld dat we niet in U, noch in Uw Zoon geloven. Maar Jezus laat Zich geen antwoord afdwingen. Hij beantwoordt de vraag met een tegenvraag. De Doop van Johannes van waar was die, vanuit de hemel of vanuit de mensen? Als u Mij daar eerst eens antwoord op wilt geven, dan ben Ik bereid Mij te verklaren.

Christus maakt de Doop van Johannes tot uitgangspunt van het antwoord. Johannes de Doper had gezegd: Ik doop u wel met water, maar Die na mij komt zal u met de Heilige Geest dopen en met vuur. Johannes' doop betekende: U moet bij Christus zijn. U hebt aan mijn doop niet genoeg. U hebt Christus zelf nodig. U hebt de Heilige Geest nodig, Die geeft u het eigenlijke. De Geest loutert wat van God is en verteert wat niet uit God is. De Geest eigent toe hetgeen wij in Christus hebben. Het geldt ten allen tijde, en alle gedoopten in elke tijd: u kunt Christus niet missen, noch Zijn Geest.

De Doop van Johannes doet de mens onder het oordeel Gods doorgaan en sterven om het leven in Christus te zoeken. Hebt ge de doop zo aanvaard of hebt u die tot nu toe verworpen? De geleerde heren doen er het zwijgen toe. Als ze eerlijk zijn dan moeten ze zeggen: die doop is uit de hemel. Dus moeten wij ons bekeren. Daarop legt de doop ons mensen vast. Onvoorwaardelijk buigen voor de Heere. Zeggen wij het is Gods werk dan kan Jezus met recht en reden vragen: waarom hebt gij Johannes dan niet geloofd, u niet bekeerd? Dit laatste willen zij niet. Ach vielen velen eens door de mand. Werd het „niet kunnen" al onhoudbaar voor Gods aangezicht? Belijdt u het „niet willen", u zult voorzeker van het „niet kunnen" worden bevrijd. Blijft de heren uit Jeruzalem nog slechts een andere mogelijkheid. Zeggen dat het werk van Johannes de Doper mensenwerk is. Die uitspraak is met het oog op de reaktie van het volk, dat nog grote achting voor Johannes koesterde, levensgevaarlijk. Dus zeggen ze na nader overleg: wij weten het niet. Dus liegen zij. Typische houding van het schijngeloof, het schijnchristendom. U breekt zomaar niet door die bunker heen. Jezus zelfs niet.

Gaat het er dikwijls niet zo aan toe? Men wil niet beslissen, men blijft zonder keus. We houden voet bij stuk en... zwijgen. Uitgebreide godsdienstige discussies, maar pas op, leg je nergens op vast. We zijn niet voor één gat te vangen. We nestelen ons in vrijblijvendheid. We verschuilen ons in algemeenheden. De Heere vraagt: Bent u bereid uw hele leven te veranderen? Of houdt u het er op dat een mens bekeerd moet worden? Bent u bereid uit uw doop te leren dat u sterven moet om te leven? Wat is daarop uw antwoord? Een zekere overtuiging heerst er nog wel. Maar de zonde van onwil blijft zitten tussen de Vrager en de ondervraagden.

Men staat er op dat onze kinderen gedoopt worden. Goed. Maar de Heere vraagt méér dan een standpunt. Hij vraagt uw hart, de breuk met de ergste zonde, het ongeloof. Het uitgangspunt van de doop is, je doodsoordeel aanvaarden over al het menselijk doen en laten; begraven te worden door de doop in de dood om met Christus op te staan in een nieuw godzalig leven. Niet op het dode punt blijven staan. Het dode punt dat Christus geen Christus mag zijn in uw leven. Jezus zegt de doop van Johannes betekent:

Een kruispunt

Wat dunkt u? Christus wil Zijn kritisch

gehoor tot nadenken brengen. Luister nog één keer. Denk eens goed na. Een vader had twee zoons. Hij zet ze beide op het kruispunt waar de wegen scheiden. De ene weg loopt naar de wijngaard van die vader, de andere voert er van af. Jezus gebruikt het woord kinderen, om nadruk te leggen op de tere liefde van die vader. Hij geeft ze beide dezelfde opdracht. Hij zet ze beide voor dezelfde keus, biedt ze dezelfde kansen en geeft ze dezelfde rechten. Tweemaal dezelfde opdracht. Zoon ga heen, werk heden in mijn wijngaard. Het klinkt streng, bevelend. Maar u mag het ook wat vriendelijker vertalen: Kom aan, (mijn) kind. Het bevel is getoonzet op de muziek van de liefde. Nu komt het op de keus aan. Vóór of tégen deze liefdevolle vader. Zo ligt dat ook met de doop van Johannes. De kinderen van Israël werden als kinderen van het verbond door Johannes gelokt om voor de Heere een toegerust volk te zijn.

De Heere wilde Zijn volk kennis van zaligheid geven in de vergeving hunner zonden. Achter Johannes' stoere en kloeke verschijning brandden innerlijke bewegingen der barmhartigheid van onze God, om te verschijnen degenen, die in duisternis en schaduw des doods gezeten zijn, en de voeten van dwalende schapen te richten op de weg des vredes. Opdat Hij gedachtig ware aan Zijn heilig verbond en de eed, die Hij weleer aan Abraham deed. Kind, kom aan. Is niet de wijngaard de omheining van Gods verbondsgenade! Wat heb Ik meer aan Mijn wijngaard te doen, dat Ik er niet aan gedaan heb? Welnu ook de doop zet ons op het kruispunt. Plaats de gedoopte voor de keus. God te dienen of niet te dienen. Elke gedoopte wordt als het ware gelegd onder het kruis van de Zaligmaker, en als kind des verbonds geroepen tot de kruisiging van zichzelf in gemeenschap met de Gekruisigde. Geroepen om het kruis achter Christus aan te dragen. Die dit Evangelie niet geloven, op hen blijft de toorn van God. Maar die het aannemen en de Zaligmaker Jezus Christus met een waarachtig geloof omhelzen, die worden door Hem van de toorn Gods en het verderf verlost, en met het eeuwige leven begiftigd (D.L. 1-3, 4).

Het bevel tot geloof en bekering is gedrenkt in en doortrokken van de liefde Gods. We worden op grond van Gods beloften als kinderen des verbonds aangesproken. Mijn zoon! En zovelen er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstiglijk geroepen. Op het kruispunt van de doop „betoont God ernstiglijk en waarachtiglijk Zijn Woord, wat Hem aangenaam is, namelijk dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft ook met ernst aan allen die komen en geloven de rust der ziel en het eeuwige leven". (D.L. III-IV-8).

Het keerpunt

Het kruispunt werd voor beide kinderen een keerpunt. Maar in tegengestelde richting. De eerste zoon antwoord nors en bits: ik wil niet. Klapt met de deur. Vaders hart breekt, tranen branden in zijn ogen. Zijn laatste liefdevolle blik hecht zich vast op de rug van zijn kind, in zijn gedachten volgt hij hem op zijn schreden.

Zo lag het in de dagen van de Doper met de tollenaars en de hoeren, in feite nog verbondskinderen. Ze hadden er echter de brui aan gegeven, zonder blikken of blozen afscheid genomen van God en Zijn dienst, van opvoeding en verbond. Met uitvluchten houdt die jongen, en vele jongeren, zich niet op. Hij is tenminste „eerlijk".

Daar sta je dan als ouders. Kind, je bent toch gedoopt? Wat kan mij dat schelen, dat hebben jullie gedaan, ik heb er niet om gevraagd. Kind ik zal voor je blijven bidden. Moet uzelf weten, 't Zegt me niets. Een traan, een blik, een stille zucht tot God, dat is al wat ze hun kinderen na kunnen zenden. Het is méér dan u denkt.

Zelf zeggen ze: moeder, vader, ik kan heus wel op mezelf passen en zo laten ze zich meesleuren in de onderstroom van het leven. Geld, drugs, alcohol, avontuur. Daarna... Daarmee begint de grote wending. Daarna berouw gekregen hebbende.

Hij ging heen. De tranen van zijn vader gingen branden op zijn ziel. Hij sloop toch maar de wijngaard binnen, misschien door het achterhek. Dat zijn de underdogs die tot Johannes komen. Het woord dat hij sprak werkte als de blik van de hemelse Vader. Tollenaars en hoeren hebben hem geloofd. In de tempel waar de vromen huisden durfden zij niet meer te komen. Wel nog door het achterhek. Het plekje woestijngrond, waar Johannes doopte en predikte, en zondaren samengroepten. Daar vonden ze wèl een plaats van berouw. Knielden ze neer. Gingen voor het eerst weer bidden. Gena, o God, gena. Op de plek van berouw gebeurt het nog dat een zondaar alle voorwendsels en uitvluchten prijsgeeft. De wil wordt gebroken. Het „ik wil niet" gaat ineens loodzwaar op je ziel wegen. Heere Jezus wat heb ik tegen U durven zeggen!

De bede wordt geboren: Sla de zonden nimmer na, die mijn jonkheid heeft bedreven. Geknield op hun kamertje zoekt hen Gods liefde en ze komen. Hoe het komt, dat kunnen ze zelf niet verklaren. Dat is ten diepste het geheim van Gods genade. Vijanden worden met God verzoend. Daar dompelen ze zich onder Johannes dopende handen in de Jordaan. De doop der bekering tot vergeving der zonden wijst hen heen naar het Lam Gods. „God heeft geen drie seconden nodig om de zonden van dertig of tachtig jaar te vergeven" (Spurgeon). De doop wordt het punt van wederkeer. De Geest eigent toe hetgeen wij in Christus hebben, namelijk de afwassing hunner zonden en de dagelijkse venieuwing van hun leven.

Hier houdt Jezus niet op. Want de doop van Johannes bleek ook een keerpunt in de verkeerde richting. De tweede zoon komt naar voren. Altijd nog zoon. De vraag van zijn vader beantwoordde hij positief. Eerbiedig erkende hij het vaderlijke gezag. Ik ga heer. Ik wel... die broer van me niet. Maar met het woordje „heer" schept hij afstand tussen zijn vader en hem. Dat blijkt. Nauwelijks buiten maakte hij rechtsomkeert. De jongen, de man van het vrijblijvend „ja maar" wordt ons hier scherp in beeld gebracht. En de scherp geslepen vraag van Christus: wie van die beiden heeft nu de wil van zijn vader gedaan, moesten de tegenstanders van Christus nu wel beantwoorden. Nors en bits en bitter, omdat ze er niet onderuit kunnen, klinkt het: de eerste. Ook voor u, zegt Christus is de doop van Johannes een keerpunt geweest.

Een verharding van je standpunt. Johannes kwam immers in de weg van de gerechtigheid, hij handhaafde Gods rechten en Gods wetten, waar jullie zo op staan. Afkerigheid was en is helaas de vrucht. Zelfs het voorbeeld dat hoeren en tollenaren u voorgaan in het Koninkrijk Gods, heeft u nooit iets gezegd. U hebt gedacht: die lui zijn zomaar bekeerd. Intussen hebt u er nimmer berouw over gehad dat u Johannes niet geloofd hebt. Hoe staat u er voor, lezer? Belijdt u alleen maar met de mond, zonder overgave van het hart? Calvijn zegt hier: „Wij maken hieruit de gevolgtrekking dat het geloof niet hierin gelegen is dat men de ware leer onderschrijft, maar dat het nog iets meer is, iets diepers in zich sluit en wel dat wij onszelf verloochenen en ons hele leven aan God toewijden."

Ja zeggen en nee doen. Hiermee geeft Christus de doodsteek aan alle uitwendige vroomheid. „Mensen zitten jaar en dag op de kerkbanken, maar ze zijn niet vromer dan de banken waarop zij zitten" (Spurgeon). U kunt alle waarheden volmondig toestemmen, de noodzaak van wedergeboorte en bekering voorstaan, maar aan het „Mijn zoon geef Mij uw hart" nimmer toekomen. Toen uw vrome moeder stierf, en toen u zo erg ziek was, toen God uw vrouw of uw man of uw kind wegnam zei u ook wellicht: „Ik ga heer". Maar u bevindt zich nog steeds op de weg van God af. Hoevaak al voorgenomen om u te bekeren. Later dacht u weer: waar begin ik aan.

Veel mensen zijn als een ouderwets zeilschip. Als de wind van het Evangelie waait staan de zeilen eventjes bol, maar het schip vaart nooit uit. Want met de kabels van uw leven, met alle vezels van uw bestaan zit u gebonden aan deze wereld. Ze houden hun kinderen wel ten doop, maar aan hun eigen doop zijn ze niet eens getrouw. Ze weten waar de wijngaard ligt, en hoe het ligt, maar de weg naar de wijngaard zélf mijden ze. Ze zeggen Heere, Heere, maar blijven eigen heer en meester. En koud vellen de tegenstanders hun eigen vonnis door te zeggen: de eerste.

Wat is nu de bedoeling van Christus? Luister dan nog naar één woordje. Het woordje „voorgaan". Tenslotte wil Hij er

mee zeggen, de deur is nog niet dicht. De wijngaard staat nog open. Er zijn nog altijd tweeërlei kinderen des verbonds; in het licht van deze gelijkenis valt het moeilijk te ontkennen. Uw vals „ja" wordt door Jezus uitgelegd als een vijandig „nee". Uw weigerachtig „nee" kan verkeren in berouw. Zo kan het verkeren en u gaat.

God zegt: Durf voor Mij een zondaar te heten! Beken dat uw hart een bron van ongerechtigheid is. Dan zal Ik Mijn almacht tonen door u al uw zonden te vergeven.

Ga ik Jezus zien, dan zal mij een woord over de lippen komen, dat ik ondanks al mijn godsdienstig gepeins en gepruts niet eerder vond, en waar nooit een geheide farizeeër op gekomen is, maar dat uitgerekend gezegd en gespeld wordt door mensen met diep berouw. Ik bedoel het woord: Mijn Heere en mijn God!

K. a. Z.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 februari 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De doop van Jahannes, wat doet u er mee?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 februari 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's