Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Israël en de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Israël en de kerk

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(4)

4. Het gesprek met Israël

We willen nu ingaan op de vraag, waarom in de hervormde kerkorde van 1950 de verhouding tot Israël met het woord gesprek wordt omschreven. Waarom niet gesproken van zending onder de Joden? Betekent het kiezen voor het gesprek met Israël niet een opening voor iets heel vrijblijvends? Het zal dan toch op zijn minst duidelijk moeten zijn waarover dat gesprek gaan zal?

Deze vragen kunnen we pas aan de orde stellen, wanneer we het over één ding als christenen volstrekt eens zijn. Hoe we het ook formuleren, maar onze verhouding tot Israël is van een andere aard dan onze verhouding tot de andere volken in deze wereld. Daarmee raken we het geheim van de verkiezing van Israël. De blijvende verkiezing van Israël, getuige bijvoorbeeld de apostel in de indrukwekkende woorden gericht tot de gemeente van Rome. En tegen die verkiezing botsen we op en daarover struikelen

we, of we leren daardoor juist onze plaats kennen. En onze gewezen plaats is die van de vreze en verwondering, als tegenbeeld van heidense hoogmoed.

Het gesprek met Israël: wat is de inhoud en welk karakter heeft het? Om die vraag goed te kunnen beantwoorden, hebben we een wat langere aanloop nodig. Onopgeefbaar uitgangspunt zal moeten zijn dat het

gesprek plaats vindt rondom en vanuit de Schriften. En daarmee is zowel de verbondenheid als tegelijk ook de breuk met Israël aangegeven. Het eerste deel van de Schrift, het Oude Testament, hebben we als christenen gemeenschappelijk met het joodse volk. Dat wil zeggen: de Hebreeuwse tekst is dezelfde. Wel is de volgorde van de bijbelboeken verschillend, maar van een gemeen-

schappelijke Hebreeuwse tekst is sprake. Het grote verschil is gelegen in het feit, dat wij het Oude Testament hebben ontvangen in één band gebonden met het Nieuwe Testament. En deze eenheid van de Schriften is voor christenen een onopgeefbaar geloofsbelijden. Maar hoe verhouden zich de twee delen van de Schrift? Die vraag is eerst, en opnieuw, aan de orde. Het is een vraag, die

door de hele kerkgeschiedenis steeds een brandende is. Hier luistert het op zijn nauwst: hoe verwoorden we de verhouding tussen de beide testamenten?

Om te beginnen moeten we iets zeggen over de namen: ude Testament en Nieuwe Testament. De bijbelschrijvers zelf hebben deze opschriften niet boven de beide delen van de Schrift gezet. Uiteraard niet. Hoe we aan die benaming dan komen? Kohlbrügge heeft in zijn boek "Waartoe het Oude Testament? " het volgende antwoord gegeven. Hij spreekt met nadruk over het „zogenaamde" Oude Testament en het „zogenaamde" Nieuwe Testament. Waarom doet hij dat? Dit antwoord geeft hij: Ongetwijfeld heeft het de lezer bevreemd, dat ik schreef het „zogenaamde" Oude en het „zogenaamde" Nieuwe Testament. Ik heb dat met opzet gedaan, om de vraag te doen opkomen, of de opschriften, die wij op het titelblad van onze Bijbel vinden, schriftmatig en alzo te rechtvaardigen zijn of niet. Men heeft het woord „Oude Testament" als benaming van de boeken van Mozes en de Profeten, waarschijnlijk, hoewel tamelijk onnadenkend, afgeleid uit 2 Cor. 3 : 14, waar de apostel zegt: Want tot op de dag van heden blijft hetzelfde deksel in het lezen van het oude testament". Dat hier van een „tamelijk onnadenkend" sprake is, kunnen we met Kohlbrügge wel eens zijn. Immers, wanneer in 2 Corinthe 3 gesproken wordt van „oude testament" dan kunnen we met enig nadenken vaststellen dat dit vanzelf niet kan slaan op de boeken, die wij nu Oude Testament noemen. Om de eenvoudige reden, dat op het moment dat Paulus deze woorden schreef aan de gemeente van Corinthe er nog geen boeken bestonden, die „Nieuwe Testament" genoemd worden. Dit Nieuwe Testament moest op dat moment zelfs nog grotendeels geschreven worden!

Maar waar valt Kohlbrügge eigenlijk over? Een opschrift is toch niet méér dan een opschrift? Kohlbrügge kende de kerkgeschiedenis, en was er allerminst gerust op, dat juist die benaming Oude en Nieuwe Testament geen aanleiding zou geven tot een volstrekt verkeerde opvatting. Ongemerkt wordt „oud" verstaan als verouderd, en „nieuw" als het blijvende en het eigenlijke, waarop het aankomt. We horen Kohlbrügge dan ook bij voorkeur spreken over het Oude Testament als over „Mozes en de Profeten", en over het Nieuwe Testament als „Evangelisten en Apostelen". En eerlijk gezegd: er zou niets op tegen zijn dit spraakgebruik over te nemen. Wat zou er op tegen kunnen zijn... ?

Vervolgens komen we opnieuw voor de vraag te staan: wat betekent dat toch, dat we de Schrift hebben ontvangen als een Boek, duidelijk uit twee delen bestaand en zelfs in twee verschillende talen geschreven? Hoe verhouden die beide delen zich tot elkaar? Dat is altijd, en vandaag opnieuw met grote nadruk, de vraag. Globaal gesproken bewegen de antwoorden zich tussen twee uitersten.

Om te beginnen is er het antwoord uit de tweede eeuw, zoals dat door Marcion werd gegeven. Hij had een heel eenvoudig en zeer radicaal antwoord: de kerk doet er goed aan het eerste deel van de Bijbel, het Oude Testament, te laten vallen. Marcion was namelijk van mening dat in het Oude Testament van een „andere god" sprake was dan in het Nieuwe Testament. Pas in het Nieuwe Testament leren we de God van liefde kennen. In het Oude Testament ontmoeten we een „god van gerechtigheid", zo meende Marcion. Hij aarzelde zelfs niet het Nieuwe Testament te „reinigen" van nog enige overgebleven oudtestamentische invloeden. Uiteindelijk hield hij over de gezuiverde teksten van Lukas en Paulus. De verhouding van Oude en Nieuwe Testament? Voor Marcion ten diepste geen moeilijke vraag. Het antwoord stond gelijk aan het doorhakken van een knoop: het oude is verouderd en voorbij, en het nieuwe is er voor in de plaats gekomen. Dat wil zeggen: een God van liefde en niet van gerechtigheid.

Er is wel gezegd dat deze ketterij van Marcion — want een ketterij is het — ten diepste ook de enige echte ketterij in de kerk is. En één, die altijd weer de kop opsteekt. Zou het inderdaad niet zo zijn, dat alle andere ketterijen, die er óók zijn, op deze ene kunnen worden teruggevoerd? Bestaan alle ontsporingen binnen de kerk ten diepste niet in de overtuiging, dat als het er op aankomt het Nieuwe Testament toch de eigenlijke Bijbel is? En huist daarachter niet het heimelijke of ook openlijk vertolkte gedachte dat de God van het Oude Testament eigenlijk niet dezelfde is als Degene, Die in het Nieuwe Testament Zich openbaart? En dat de ketterij van Marcion een heel hardnekkige is, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat er nog altijd losse Nieuwe Testamenten gedrukt en verspreid worden. En dat we dat heel gewoon vinden ook. Vanuit een overtuigde eerbied voor de Schriften, de éénheid van de Schrift, zouden we daarop toch tegen moeten zijn. Want een los uitgegeven Nieuwe Testament wekt onbedoeld — aan goede bedoelingen wordt hier uiteraard niet getwijfeld — de indruk dat het Nieuwe Testament toch de eigenlijke Bijbel is, en dat we die ook zonder het Oude wel zouden kunnen verstaan. Het Nieuwe Testament is nu eenmaal niet „los verkrijgbaar". De hardnekkige ketterij van Marcion loert ook vandaag om de hoek. En we mogen daaraan geen gehoor geven vanwege het grondbelijden van de kerk aangaande de éénheid van de Schriften.

In de tweede plaats is er het antwoord, zoals dat in de vorige eeuw door Kohlbrügge is vertolkt. In het genoemde geschrift „Waartoe het Oude Testament? " stelt de prediker van Elberfeld: „...dat de leer van Christus en van de Apostelen of het zogenaamde „Nieuwe Testament" geheel in het Oude gevonden moet worden, zo die leer ooit aannemelijk kan zijn". Hiermee wil Kohlbrügge zeggen, dat wij dezelfde weg hebben te gaan als de inwoners van Beréa. Over hen horen we in Handelingen 17 het volgende. Op een dag kwam de apostel tot hen en verkondigde hen, dat Jezus de Christus is. Wat deden ze daarop? Ze onderzochten dagelijks de Schriften of „deze dingen alzo waren". En de Schriften: dat was voor de Bereërs de Schrift, die wij Oude Testament noemen. Op dat moment bestond het Nieuwe Testament nog niet. Voor ons is dat een moeilijk in te leven gedachte. Maar ze is ontegenzeggelijk waar: er is een tijd geweest, dat christenen geen Nieuwe Testament nog ontvangen hadden, maar alleen het Oude Testament kenden. En dat betekent, dat zij voor de kennis van Christus waren aangewezen op Mozes en de profeten. Dat bedoelt Kohlbrügge ons in herinnering te roepen. En daarmee wil hij ons een weg wijzen: dat wij, evenals de Bereeërs, de leer van Christus en de apostelen geheel in het Oude Testament kunnen aanwijzen. Kohlbrügge zelf heeft gepoogd zijn leven lang zich aan deze grondregel te houden. Had niet zijn vader hem in zijn jeugd tot twee maal toe het op het hart gebonden: als je de vijf boeken van Mozes verstaat, versta je heel de Schrift?

Wat Kohlbrügge bezielde, en vandaag ook ons heeft te bezielen, is het in ere herstellen van het Oude Testament binnen de kerk. Nog één citaat voor alle duidelijkheid: „...wil men dan toch nog het christelijk geloof behouden, zo sluite men voor zich en de Joden de deur niet, maar herstelle liever het Oude Testament in ere en verdedig het". Moeten we vandaag niet zeggen dat dit woord uit 1846 als met profetische

kracht geladen is?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Israël en de kerk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's