Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Die 't goede tot verzadiging  doet ontvangen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Die 't goede tot verzadiging doet ontvangen?

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Dies zullen zy komen, en op de hoogte van Sion juichen, en toevloeien tot des HEEREN goed, tot het koren, en tot de most, en tot de olie, en tot de jonge schapen en runderen; en hun ziel zal zijn als een gewaterde hof, en zij zullen voortaan niet meer treurig zijn." Jeremia 31 : 12

1. Een berg vol vreugde

De zondagse kerkgang kan en mag onder ons een goede gewoonte zijn. Van zondag tot zondag, en zo enigszins mogelijk tot twee keer tcc, komen in Gods huis, om daar te bidden en te horen naar het Woord, vooral ook om in het openbaar de HEERE te loven en te danken. Het 'naar gewoonte' kan echter uitslijten tot 'uit gewoonte'. Dan is de kerkgang een sleurgang geworden. Het is allemaal zo vanzelfsprekend geworden, zo gewoontjes — de verwondering is er uit weg.

Nu spreekt de tekst van een allesbehalve vanzelfsprekende kerkgang of liever: tempelgang. 'Dies zullen zij komen, en op de hoogte van Sion juichen'. De profeet Jeremia ziet een stroom van mensen komen tot de tempelberg in Jeruzalem, de hoogte van Sion, de berg des HEE-REN. Om op die God gewijde top te juichen, te jubelen tot Zijn eer. Maar... dan gaat het wel over een tempel die totaal verwoest is geweest. Waar slechts ruïnes van over waren. En een hoogte van Sion die er verlaten en verwaarloosd bij lag: waar geen altaar meer rookte, geen priester meer dienst deed en geen pelgrim meer aanbad.

Gedurende de ballingschap van het volk Israël in Babel bood Sion een intens trieste aanblik. Zeventig jaar lang stond alles in het teken van oordeel en verwoesting. Zou het ooit nog weer goed kunnen komen.? Zou er nog enige toekomst zijn voor Sion.? Denk u eens in dat bij u in de stad of op het dorp de kerken en huizen verwoest zijn. Dat u zelf ver weg in een vreemd land noodgedwongen moet verblijven, als balling.

Wat zou er dan een heimwee zijn in uw hart naar de tijd van vroeger, toen u vanuit uw eigen huis naar het vertrouwde kerkgebouw kon gaan... De vromen en getrouwen in Israël kenden dit verdriet en heimwee, toen ze in Babel leefden. Psalm 137 vertelt daarvan:

Wij zaten neer, wij weenden langs de zomen van Babylons wijd uitgebreide stromen; elk siortte daar zijn bittre jammerklacht als hij met smart aan 't heilig Sion dacht; elk, wars van vreugde en vrolijke gezangen, liet daar zijn harp aan soinbre wilgen hangen.

Ze konden de lofzangen niet meer zingen. Hun hart was vol droefheid. Maar nu spreekt Jeremia in zijn 'troostboekje' (de hoofdstukken 30 en 31)^ van de nieuwe toekomst die God voor Zijn" verbondsvolk Israël had weggelegd. De HEERE zal vanuit het wonder van Zijn ontferming het volle opzoeken in de verte van de verlorenheid. En Hij zal ze terugbrengen in het oude vaderland. Hij zal ze trekken met de koorden van Zijn goedertierenheid. Dat geldt zelfs de gehandicapten, die zelf niet in staat zijn om zo'n grote en bezwaarlijke reis te ondernemen. De HEERE zal de weg voor ze banen — Hij zal ze als het ware ophalen op de brancard van Zijn liefde en genade.

Ze zullen komen 'met een grote gemeente' (vs 8), dus in groten getale. Met smeking en geween, schuldbewust voor Gods aangezicht. Maar de HEERE brengt ze na zoveel jaren en na zoveel wederwaardigheden eindelijk weer thuis. Tot verwondering van de heidenen. Hier geldt wat psalm 126 zingt: „toen hieven zelfs de heid'nen aan: de HEERE heeft hun wat groots gedaan."

Hoe machtig ook Israëls vijanden zijn, de HEERE is machtiger om zo Israël te verlossen. Hoe machteloos Israël ook gebonden ligt, de HEERE heeft alle macht om het te bevrijden. Daarom zullen zij komen en zij zullen juichen op de hoogte van Sion. Nu kunnen we de diepe achtergrond van deze woorden verstaan. En we kunnen ons enigszins voorstellen wat een juichen en jubelen dat geweest moet zijn. Als je alles kwijt geweest bent en je krijgt het dan weer terug. Het land terug, de tempel terug, bovenal de HEERE terug. Dan is het een omzien in verwondering en een opzien in aanbidding.

Ais de HEERE mensen verlost, dan loopl het uit op de verheerlijking van Zijn Naam. Daar werkt God op aan. Dat mensen zingen: 'mijn God, U zal ik eeuwig loven, omdat Gij 't hebt gedaan.'

Hierin ligt ook de éénheid van de kerk. Ook dat is immers een trek van dit profetisch visioen van Jeremia: Israël en Juda, de tien en de twee stammen, zullen niet meer gescheiden optrekken. Maar samen één zijn in Sion.

Dit is toch ook waar het de Geest van Pinksteren om te doen is — dat in de ware éénheid van Israël en de volkeren, in de ware éénheid van de christelijke gemeente. God de eer ontvangt voor Zijn wonderlijke verlossing. Zó lezen we het in Hand. 2: de gemeente na Pinksteren bleef dagelijks ééndrachtig in de tempel en zij prezen God.

Dan is onze kerkgang een beklimmen van de berg van Gods heiligheid als een berg vol vreugde. En ook door de week loven we Hem en aanbidden we Hem vanwege al Zijn weldaden aan ons bewezen. Is dat niet hèt kenmerk van geloof en bekering: Gode de eer geven.? Of is het in ons leven zo ver nog niet gekomen?

Leven we nog met de rug naar God toe in het Babel van de zonde.? En zijn we daar onrustig onder.? Hebben we daar geen vrede mee.? Is het ons misschien ook als nood op ons hart gebonden dat onze man of vrouw, kinderen of kleinkinderen de HEERE nog niet vrezen en dienen.?

Wat een bemoediging en aansporing dan vanuit deze belofte om de HEERE te sme-

ken wegen te banen waar ze bij ons niet zijn en deuren te openen die voor ons gesloten zijn. Want ook nu gaat de vervulling van dit tekstwoord door, er is nog altijd een tegoed in deze belofte voor Israël en voor de heidenen. Zou dan voor de HEERE iets te wonderlijk zijn? Hij heeft een arm met macht om ook vandaag aan te werken op Zijn eer en de verheerlijking van Zijn Naam: „dies zullen zij komen en op de hoogte van Sion juichen".

2. Een land vol zegen

We lezen nu verder: „en toevloeien tot des HEEREN goed, tot het koren en tot de most, en tot de olie, en tot de jonge schapen en runderen."

Waarschijnlijk kan beter vertaald worden: 'en zij zullen stralen vanwege het goed des HEEREN'. Stralen van vreugde! Ze zullen er hun hart aan ophalen en zich er intens in verblijden. Tegelijkertijd wordt aangegeven wat er met dit goed van de HEERE bedoeld is. Opmerkelijk dat dan allerlei materiële, stoffelijke en tijdelijke zaken worden opgenoemd: koren, wijn, olie, kleinvee, runderen. Het land zal vol van zegeningen zijn: de akkers vol koren, de boomgaarden vol vruchten, de olijfplanten beladen met olijven, de stallen vol met dieren.

Dat is het goede dat de HEERE Zijn volk gunt en geeft. Het goede dat Hij hen tot verzadiging doet ontvangen. Hij wil niet dat Zijn mensenkinderen gebrek lijden, maar het is Zijn welbehagen om ons dag aan dag te overladen met de keur van Zijn zegeningen.

Dikwijls zijn deze en dergelijke woorden door christelijke uitleggers 'vergeestelijkt'. Dat is niet nodig en het mag ook niet. Anderzijds gaat het hier ook niet om materialisme. Het is juist diep geestelijk om ons dagelijks brood als een verbeurde zegen uit Gods hand te leren ontvangen. Om Zijn gunst te zien en te proeven in de gaven die Hij ons in rijke mate te genieten geeft.

Wat hebben wij dat wij niet hebben ontvangen? Ons voedsel, onze kleding, het huis waarin wij wonen, onze man of vrouw of kinderen, onze vrienden, onze broeders en zusters in het geloof — het is alles uit Hem. En daarom blijft het ook ten diepste van Hem. Wij zijn rentmeesters, niet meer en niet minder. We mogen goederen beheren waarvan de HEERE de eigenlijke Eigenaar is en blijft.

„Wandel om in uw huis en geloof: dat is nu een huis van God, waarvan Hij elk plankje en elk balkje, elk steentje en plintje geschapen heeft; dat rust op Zijn bodem; dat Hij draagt; dat Hem toebehoort; en dat Hij mij als Zijn gast en bijwoner afstaat" (A. Kuyper). Zo is het ook met uw geld, met uw uren en uw tijd, uw levenskracht. De HEERE schrijft op eik stuk meubel en op elk stuk kleding en op elk stuk sieraad: 'Mijn goed'. We zouden het niet hebben, als de God van het verbond het ons niet geschonken had en als de Heere Jezus er niet voor geleden had op Golgotha.

Zó pas kun je het geloof van al die aardse zegeningen genieten, met dankzegging. Maar dan besef je ook: als rentmeester heb ik met het goed des HEEREN God en mijn naaste te dienen. Ik mag het niet egoïstisch voor mijzelf houden. Er valt een schaduw over ons genot zolang er nog zovelen zijn in deze wereld die gebrek lijden, die bittere armoede kennen. Wat wij van de HEERE ontvangen aan voedsel, kleding en zoveel meer, dat is om samen te delen met medemensen in nood, zelfs medechristenen in nood. 'Wie niet geeft van wat hij heeft, die is niet waard dat hij leeft'. Die heeft kennelijk nog niet van het gegeven goed leren leven, maar beschouwt zichzelf in blinde hoogmoed nog als een rechthebbend mens.

Christus' gemeente na Pinksteren wist wel beter: En allen die geloofden waren bijeen, en hadden alle dingen gemeen; en zij verkochten hun goederen en have, en verdeelden ze aan allen, naar dat elk van node had" (Hand. 2 : 44, 45).

Hier leefde het besef: ons goed is des HEEREN goed, en daarom is het ook het goed der armen. Door zo samen te delen komt er uitzicht op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. Waar niemand meer gebrek zal lijden, terwijl anderen overvloed hebben. Daarnaar uitziende bidt het geloof: 'Uw Koninkrijk kome'. Intussen doen we wat onze hand vindt om te doen voor de armen. Want het is Israëls HEERE die het recht der armen, der verdrukten gelden doet. Die uit liefderijk erbarmen (met inschakeling van ons, materieel rijke christenen!) hongerigen mildelijk voedt.

3. Een tuin vol water

De tekst eindigt met de woorden: „en hun ziel zal zijn als een gewaterde hof, en zij zullen voortaan niet meer treurig zijn" (niet meer kwijnen of versmachten). Dit is een prachtig beeld. Een gewaterde hof is een tuin waarin een overvloed aan water is door bronnen, beken en fonteinen. Zo kan alles groeien en bloeien. Die tuin is een lusthof, een aangename plaats om te vertoeven vanwege de geuren en kleuren, een rijk bezit vanwege de heerlijke vruchten.

In Nederland denken we aan de Keukenhof, in Israël aan de prachtige tuinen die midden in de woestijngebieden zijn ontstaan door irrigatie met water uit de Jordaan.

Welnu, de ziel van de teruggekeerde ballingen, dat wil zeggen hun hele mens-zijn, zal wezen als een gewaterde hof. Zo is het mens zijn naar Gods bedoeling. Adam en Eva in het paradijs waren zelf ook een stukje paradijs. Hun leven was fleurig en droeg vrucht. Zo beschrijft psalm 92 het leven van het geloof, in dienst van de HEERE van de sabbat: 'Die in het huis des HEEREN geplant zijn, dien zal gegeven worden te groeien in de voorhoven van onze God' (vs 14). Zij zullen groen en fris gewenste vruchten dragen. Denk ook aan psalm 1. De mens die de HEERE vreest en dient is als een frisse boom, in vette grond geplant bij ene stroom, die op zijn tijd met vruchten is beladen, en sierlijk pronkt met onverwelkte bladen!

De kanttekening bij de Staten-Vertaling wijst hier terecht op de vervulling met geestelijke gaven en vertroostingen van de Heilige Geest.

Van nature is onze ziel, is ons leven als een dor land. Maar door genade wordt het een gewaterde hof. De levenswekkende stroom van de Geest vloeit door de woestijn van ons leven heen. De dorre vlakte der woestijnen zal zich dan verblijden, eindeloos. De zandzee zal herschapen schijnen en bloeien zal zij als een roos. Het water van de Geest wordt in ons een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven (Joh. 4 : 14). Dan wordt de vrucht van de Geest in ons leven gevonden in liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en matigheid (Gal. 5 : 22). Wat een tuin! Wateen prachtige perken, wat een schoonheid en vruchtbaarheid! Maar dat alles door de voortdurende invloeiing en doorstroming van de Heilige Geest. Anders was en bleef het een woestenij.

We zijn er de afgelopen jaren wel achter gekomen dat materiële welvaart nog niet samenvalt met geestelijk welzijn. Ondanks alle overvloed bleef de ziel, het hart van velen onbevredigd, kaal en leeg als een steppe. Maar het gaat erom dat we vanuit de gaven opkimmen tot de Gever en met de weldaden eindigen in de Weldoener. Dan weten we ook dat de mens bij brood alleen niet leven kan en dat Gods gunst méér sterkt dan de uitgezochtste spijzen. Dan hongeren en dorsten we naar Christus' gerechtigheid en worden we met hemelse spijs en drank gevoed en verkwikt.

Niet meer treurig zijn, zegt de tekst. Niet meer kwijnen als een tuin die al lange tijd geen water heeft gekregen. Is dit niet nèt iets te veel gezegd? De aarde blijft toch een tranendal? En ook in het geestelijke leven kunnen er toch tijden van dorheid en droogte zijn? Zeker, de volle vervulling van deze profetie staat nog uit. Daarvan lezen we in Openbaring 21 : 4: En God zal alle tranen van hun ogen afwissen". Maar nü is er al het beginsel van die eeuwige vreugde. Nu is er al genade voor genade uit Christus' volheid.

Is uw, jouw leven nog een woestijn gelijk? Zou het dan met u, met jou moeten uitlopen op een eeuwige droefheid en treurnis? O, dat hoeft toch niet. Ga toch tot de HEERE die u kronen wil met Zijn barmhartigheid. Maar verlaters van Zijn wet doet Hij in het dorre wonen!

Smeek de getrouwe God van het verbond voor het eerst en telkens weer om de stromen van Zijn zegen.

Dan maakt Hij weer woestijnen zeer rijk van vruchtbaar nat. (Ps. 107 : 18)

V.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Die 't goede tot verzadiging  doet ontvangen?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's