Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wandelen ah kinderen van het licht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wandelen ah kinderen van het licht

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

(19)

Heiliging en lijden

De navolging van Christus wordt gestempeld door het lijden om Christus' wil. Het is de grondwet van het koninkrijk Gods dat de gelovigen door vele verdrukkingen in zullen gaan. In het profetisch onderwijs dat Christus aan hen die Hem willen volgen geeft, neemt het kruisdragen achter Christus aan een belangrijke plaats in. Telkens legt Christus de klemtoon op het lijden en kruisdragen.

Tot ieder die te kennen geeft dat hij Christus wil volgen komt het antwoord: , En wie zijn kruis niet draagt en mij navolgt, die kan Mijn discipel niet zijn" (Luk. 14 : 27). Het verband van bovengenoemde tekst laat zien wat dit kruisdragen inhoudt. De Heere Jezus wijst de schare er op dat zij van te voren moeten bedenken dat de genade wel gratis is, maar niet goedkoop. Wie een toren wil bouwen moet eerst neerzitten om de kosten te overrekenen. Anders loopt hij de kans dat de bouw halverwege blijft steken. Eer dat een koning in de strijd te velde trekt, moet hij eveneens zich er rekenschap van geven, of zijn leger, dat hij gerecruteerd en gemobiliseerd heeft, sterk genoeg is om de strijd aan te binden. Zo niet dan doet hij beter om door middel van een vredesmissie met de vijand een vredesverdrag af te sluiten. Welke zijn de kosten die het volgen van Christus meebrengen?

Telkens valt op, wanneer Jezus over het kruisdragen spreekt, dat er ook wel, maar niet uitsluitend over het lichamelijk lijden om Christus' wil gesproken wordt, maar dat dit kruisdragen een diep-geestelijke dimensie heeft. Wie niet verlaat alles wat hij heeft, kan geen discipel van Jezus zijn.

Naast alles verlaten spreekt Jezus zelfs van haten. Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader, en moeder, en broeders en zusters, en vrouw en kinderen, ja ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn. Tegen dit laatste kijken we misschien enigszins vreemd aan. Maar het kruis bedoelt een keus. De Heere bedoelt niet, dat wij onze ouders en de andere gezins-en familieleden moeten haten. Dit zou in strijd zijn met het leven der heiligmaking, waarin de volgeling van Christus zich moet oefenen om hen juist lief te hebben, en hun behoud te zoeken. Desnoods ook door tegen hun verkeerdheid, hun ongeloof, hun met het geloof strijdige redeneren en handelen in te gaan.

Doch de Heere wil zeggen, dat wanneer daar ooit gekozen moet worden tussen de Heere en deze genoemden, wij dan hèn moeten laten varen, om aan Hèm vast te houden. Deze keus kan een smartelijk kruis betekenen, voor ouders ten opzichte van hun kinderen en ook omgekeerd, voor broers en zusters, die lijden aan de pijn, die deze keus

nu eenmaal meebrengt. Dat is dit haten. De Heere moet bij ons bóven alles gaan, ook boven onze liefste verwanten en betrekkingen, zodat we nimmer terwille van hen ons van de Heere en Zijn woord zouden losmaken. En met het eigen leven duidt Christus aan het leven zelf, maar dat niet alleen, doch al datgene, waarin wij onze levensvreugde hebben, zonder hetwelk er geen leven voor ons is, of het leven geen waarde voor ons heeft. Het ware volgen van de Heere kan van ons vorderen dat wij dit alles opgeven, en moeten opgeven om Hem niet kwijt te raken. Dit alles vordert opoffering, zelfverloochening, ontbering, wellicht telkens weer en soms zeer zwaar. Daarom spreekt de Heere van een kruis. Wanneer onder ons nog wel eens de klacht vernomen wordt over de weinige zekerheid des geloofs, dan kon dit wel eens verband houden met de geringe bereidheid om te kiezen voor Hem, met alle konsekwenties van dien, met de bereidheid tot kruisdragen achter Christus aan. Wie in het kruisdragen niet konsekwent wil zijn, bouwt een toren die nooit afkomt, of begeeft zich tot de strijd, die hij wel moet verliezen, omdat hij de vijand onderschat. De Spreukendichter waarschuwt er al voor dat die zich aangordt, zich niet moet beroemen als degene die zich losmaakt.

Welk kruis moeten zij die Christus willen volgen dan dragen? Christus spreekt telkens over hun eigen kruis. Dat is iets anders dan Zijn kruis. Het kruis van Christus was immers uniek. „Niemand behoeft of kan het kruis van Christus dragen, waaraan Hij eenmaal voor de zonde gestorven is." (W. H. Velema). Het kruis van Christus heeft verzoenende en schuldvergevende kracht. Dat eist de Heere niet van ons. Waarom spreekt Hij dan toch dat ieder die zijn (eigen) kruis niet draagt achter Christus aan, Zijn discipel niet kan zijn?

Ik wees u op de keus dat altijd een kruis betekent. Maar een tweede geestelijke dimensie van dit kruisdragen is dat het ons zet in de gemeenschap met het lijden van Christus.

Lijden om Christus' wil

Paulus, die meer dan iemand ooit om Christus' wil geleden heeft, en van wie Christus tegen Annanias gezegd heeft: Ik zal hem tonen, hoeveel hij lijden moet om Mijn Naam" (Hand. 9 : 16) noemt dit lijden genade. Hij schrijft aan de Filippenzen (1 : 29): Het is uit genade gegeven in de zaak van Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden".

In Christus geloven gaat dus voorop. Christus' volgelingen kunnen hun kruis alleen maar dragen, vanuit de geloofsgemeenschap met Hem, die voor hen aan het kruis gestorven is. Deze geloofsvereniging met Christus, die zij als de grondslag van hun levensbehoud leren kennen, doet hen delen in het lijden van Christus. Daarvoor gebruikt Paulus telkens het woord „gemeenschap". Aan de Korinthiërs schrijft hij dat zij gemeenschap hebben aan het lijden van Christus (2 Kor. 1 : 7). In Filippenzen 3 : 10 komen we het woord ook weer tegen. „Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding, en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende." Ook Petrus houdt de christenen voor dat zij gemeenschap hebben aan het lijden van Christus (1 Petrus 4 : 13).

Brengt geloof dus altijd lijden mee, met name wordt dit lijden aangescherpt als de prediking van het Evangelie in het geding is. Terwille van het Evangelie draagt Paulus de lidtekenen van Christus in zijn lichaam. Duidelijk is in ieder geval, dat Paulus zó spreekt over zijn lijden, dat het niet is een ondergaan van de slagen van een of ander duister noodlot, maar betrokken is op het Evangelie, en op de gemeente. Het is een lijden dat hem in verband met Christus en de door Christus hem geschonken roeping overkomt, als dienaar van het Evangelie. Met het oog hierop ziet hij het lijden als een goddelijke roeping, zo zelfs dat hij tot een van zijn diepste uitspraken komt: Die mij nu verblijde in mijn lijden, voor u, en vervulle in mijn vlees de overblijfselen van de verdrukkingen van Christus, voor Zijn lichaam, hetwelk is de gemeente; Welker dienaar ik geworden ben, naar de bedeling van God, die mij gegeven is aan u, om te vervullen het woord Gods" (Col. 1 : 24, 25).

Paulus wil met het vervullen van de overblijfselen van de verdrukking van Christus niet in het minst de gedachte wekken dat Christus' lijden ongenoegzaam en onvoldoende zou zijn. Wie heeft meer dan hij gewezen op de volheid van het heil in Christus, en de algenoegzaamheid van het bloed des kruises, waarin de vrede met God besloten ligt.

Wat hij dan wel met dit „vervullen" bedoelt? Hij wijst op het onlosmakelijk verband tussen zijn lijden en dat van Christus. Hij wil niet de gedachte wekken dat hij het lijden van Christus moet completeren. Hij zoekt zijn kracht door het geloof in de volstrekt algenoegzame verzoening van Christus, waarin zij die in Hem geloven gefundeerd zijn. Zó is het lijden wat over de gelovige komt „het kruisdragen achter Christus aan".

Het is een lijden in en door de gemeenschap met Christus, in de nieuwe situatie, die door Zijn verzoening is ontstaan, en waarin dan ook overvloedige vertroosting ligt. Zo zwaar is het lijden van Paulus geweest dat hij schrijven kan: te allen tijde de doding van Christus in het lichaam omdragende" (2 Kor. 4 : 12). Maar hoe zwaar dit lijden ook is, het is niet zinloos, het heeft ten doel dat het leven van Jezus zich in ons sterfelijk vlees openbaart. In dit lijden volgt Paulus na, en staat hij daarin niet alleen maar naast de andere apostelen en in het midden der gemeente, en juist middenin de verzoenende gemeenschap met Christus, als een ten dode gedoemde en als het uitvaagsel der wereld. Toch is dit lijden niet alleen betrokken op de dienaren van het Evangelie, die wel in de vuurlinie aan het front geplaatst zijn, maar ieder recht gelovige krijgt er deel aan. Aan het kruis wordt iemand gedood. Hier ligt nu ook het diepe onderscheid tussen wat wij mensen dikwijls een kruis noemen, en het ook zeker kan zijn. En het kruisdragen achter Christus. De gewone moeiten en lasten des levens, zoals iedereen die moet doorworstelen en dragen: rmoe, ziekte, tegenslag, ongelukken, enz. noemen wij een kruis. Zeker de Heere kan ook dit lijden aanwenden en Zijn kinderen worden vaak door dit lijden geheiligd. Hij maakt beproeving en kastijding dienstbaar om mensen tot Zich te trekken en bij Zich te houden, of opnieuw tot Zich terug te brengen.

Ik wil daar straks nog even op ingaan. Nu eerst even het specifieke van het kruisdragen achter Christus aan. Hem volgen, daar bedoelt Jezus mee alles wat geleden moet worden om het geloof in de Heere Jezus Christus en om de dienst van Hem: smaad, tegenwerking, veroordeling en verwerping door vader, moeder of familieleden, verlies van betrekkingen en posities en van inkomsten, vervolging, gevangenzetting, bestraffing, misschien wel de dood. Kortom en in zijn uiterste konsekwenties, martelaarschap!

De geschiedenis van de gemeente van Christus is er vol van, de eeuwen door, tot op vandaag. Dit alles moet maar niet noodgedwongen ondergaan worden, met mokken en klagen en weerzin, doch gewillig en blijmoedig om des Heeren wil. Het is een gedoopt worden in de dood van Christus. De diepe zin hiervan vinden we in het gebed bij de Kinderdoop. „Wij bidden U, bij Uw grondeloze barmhartigheid, dat gij deze kinderen genadiglijk wilt aanzien, en door Uwe Heilige Geest Uw Zoon Jezus Christus inlijven: opdat zij met Hem in Zijn dood begraven worden en met Hem mogen opstaan in een nieuw leven, opdat zij hun kruis Hem dagelijks navolgende, vrolijk dragen mogen. Hem aanhangende met waarachtig geloof, vaste hoop en vurige liefde." De Heere spreekt van een dragen van het kruis. Niet van een slepen, niet van het zich laten opleggen, doch van het dragen, en dan achter de Heere aan, Die met Zijn kruis naar Golgotha ging, om daaraan gehangen en gedood te worden. Wie deze kosten niet overrékent, moet nodig overrekenen. Wie zich dat niet goed voorstelt en indenkt, en dat niet in het diepst van zijn hart aanvaardt, die is niet in staat om Christus' ware discipel te wezen, maar laat Hem weer los, wanneer nu de keus gedaan moet worden, en deze opoffering om des Heeren wil gevraagd wordt.

Door lijden geheiligd

Er is in het lijden ook weer een zekere verscheidenheid. Naast het specifieke lijden om Christus' wil kent ieder gelovige zijn eigen individueel kruis. God de Heere gaat met Zijn kinderen wegen van druk en beproeving, wat de Bijbel het lijden van deze tegenwoordige tijd noemt. Lijden als geloofsbeproeving hoort bij de grote verdrukking. Ieder gelovige krijgt daarvan een door God bepaalde maat toegemeten. Het lichamelijk lijden kan in verband staan met het lijden om Christus' wil, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn. Soms is het een genademiddel in Gods hand, dat vrucht draagt in de bekering. Een ander keer is het stellig bedoeld als genademiddel om uw geloofsleven tot rijper ontwikkeling te brengen.

Dan dwingt het ons tot de onverbiddelijke ernst er zelfverloochening, en dient het om ons meer en meer Christus gelijkvormig te maken. Maar elke zware levenslast is nog geen kruis. Uit een zware boomstam maakt de timmerman een kruis. Het lijden blijft onbegrepen en doelloos liggen, net als die boomstam.

Het geloof met er bij komen om er een kruis van te maken. Iemand schrijft ergens: „Men kan het lijden niet met een paar rukken tot de hoogte van het kruis opheffen en het dan ergens op die hoogte, als een heiligenbeeld in de nis van een kerkpilaar rustig laten staan. Zonder geloof dat ons in de gemeenschap met Christus brengt is het leed geen kruis. Maar ge kunt er ook geen geloof op nahouden, dat u wezenlijk geen enkel offer kost, en waarmee iets te verdienen valt. Het gaat in het kruisdragen werkelijk om het verlies van eigen leven, om het sterven met Christus, om één te zijn met de Man van smarten. Maar nu staan er in Vaders testament twee dingen: lijden èn heerlijkheid. Die twee zijn één. Christus weet ook wat we dragen kunnen. Als wij Hem oprecht willen volgen, o, dan zal Hij het ons wel duidelijk maken, dat dit niet anders kan, dan op de weg naar Golgotha.

Want dit is een getrouw woordt, indien wij met Hem sterven, dan zullen wij ook met Hem opstaan, en indien wij met Hem lijden, dan zullen wij ook met Hem verheerlijkt worden. En dan krijgen we ook het grote doel in het oog, dat wij door lijden geheiligd worden. Een heiliging die bestaat in het afsterven van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens. Aan de ene kant een vreselijke ervaring. Aan de andere kant een heerlijke ervaring. Het gaat om de beproeving des geloofs, die veel kostelijker is dan van het goud, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt. Opdat het geloof bevonden worde tot lof en eer en heerlijkheid in .de openbaring van onze Heere Jezus Christus.

De vruchten van het lijden

Als eerste vrucht geldt dus door lijden geheiligd. Wat houdt dit in? Ten eerste nauwer gemeenschap met Christus. Maar er is meer te noemen. De heiliging die het lijden teweeg brengt brengt blijdschap met zich mee. Paulus verblijdt zich in zijn lijden. De heiliging krijgt ook gestalte in de lijdzaamheid, in het geduld waarmee wij in het geloof dit lijden ondergaan. Wie met Hem lijdt, lijdt gaarne met Hem. Wie met Hem lijdt en Hem meer en meer lief gaat krijgen, die voelt de liefde in het lijden en in het lijden de liefde groeien. „Elke kastijding als zij tegenwoordig is, schijnt geen oorzaak van vreugde, maar van droefheid te zijn, doch daarna werpt zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid, namelijk voor degenen die door dezelve geoefend zijn" (Hebr. 12 : 11). Haar vrucht bestaat in het deelachtig worden van de heiligheid van Christus. Zo werkt de verdrukking lijdzaamheid, geduld, volharding, en de lijdzaamheid bevinding, ofwel beproefdheid, en de bevinding een hoop die niet beschaamt omdat de liefde Gods is uitgestort in onze harten door de Heilige Geest.

De verdrukkingen die anderen vruchteloos doormaken, worden ons heerlijke genadewerkingen om in te gaan in het koninkrijk Gods, vlammen die ons verteren en levend maken tegelijk, heilige voorvlammen der vurigste liefde Gods. Al die kleine verdrietelijkheden, welke anders het leven verzuren, zinken voor ons weg in het grote kruis van die grote liefde, waarmee God in Christus ons heeft liefgehad. Christus verkwikt ons dermate met de heimelijke vertroostingen van Zijn liefde, dat wij niet hoeven te vrezen, zelfs al gaan wij door het dal van de schaduwen des doods. Het geheim van hun heiliging is: Gij zijt met mij, Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. Dat brengt de gelovigen zelfs tot roemen in de verdrukkingen. In de druk van het kruis voelen we de handdruk des Vaders. Ons als lammeren ter slachting laten leiden, opdat wij onze kracht en ons leven vinden uit de Leeuw van Juda's stam. Zijn lijdenssmart uitdrinken als de wijn der liefde Gods, die ons nuchter maakt en dronken tegelijk.

Geheiligd door het lijden heeft als hoogste doel en rijkste vrucht dat de gelovigen aan het beeld van Christus gelijkvormig worden en naar het beeld Gods vernieuwd. Roept Paulus niet uit: iet meer mijn ik leeft, maar Christus leeft in mij? (Gal. 2 : 20).

Zo komt de diepe gemeenschap met Christus naar voren, en vooral in het gelijkvormig worden aan Christus komt dit duidelijk uit. Paulus beschrijft die gemeenschap als een zichtbaar worden van de gestalte van Christus (Gal. 4 : 19) als gelijkvormig worden aan het beeld van Gods Zoon (Rom. 8 : 29). Als een gelijkvormig worden van ons vernederd lichaam aan het verheerlijkte lichaam van Christus (Filippenzen 3 : 21).

De gelovigen moeten geheel met Christus vervuld zijn, Zijn beeld dragen, zodat enkel Hij bij hen zichtbaar is, en zij voor hun heil en leven van niets willen weten dan van Hem. Eens — in de toekomst — zal de volle heerlijkheid van Christus in het ganse leven der gelovigen openbaar worden. Maar reeds nu is er in de gemeenschap met Christus, een vernieuwing van het leven door de Geest van Christus. Waar deze Geest des Heeren is, daar is vrijheid, en wij — aldus Paulus in 2 Kor. 3:18 — veranderen van heerlijkheid tot heerlijkheid. Zo worden zij opgenomen in een proces, dat praktisch met de heiligmaking samenvalt. Deze voortgang is niet een voortgang, waarin het geloof geen plaats meer heeft, maar is in dit geloof gevat. De

Bijbelse prediking van de heiligmaking — is de prediking van deze verandering van heerlijkheid tot heerlijkheid, en wijst op de toenemende verbondenheid met Christus en Zijn genade. Zij is niet een „imiteren" van Christus' leven, maar een meer en meer leven uit Hem, door de Heilige Geest.

K. a. Z.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Wandelen ah kinderen van het licht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's