Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ethische vragen rond orgaantransplantatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ethische vragen rond orgaantransplantatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ethische vragen rond o (i)

Wat verstaan we onder orgaantransplantatie?

Onder orgaantransplantatie verstaan we 't overplaatsen van weefsels en organen, meestal van de ene mens in de andere. Huidtransplantatie kan ook plaatsvinden van de ene plaats van iemands lichaam naar de andere. Een apart terrein is de transplantatie van organen van dieren in mensen. Zo trok het in 1984 veel aandacht dat de baby Fay in Lorna Linda (V.S.) in leven kon blijven, doordat dit meisje het hart van een baviaan kreeg ingeplant. Op de vragen die zoiets in ethisch opzicht oproept komen we nog terug, We concentreren ons nu op intermenselijke orgaantransplantatie. Hierbij is sprake van een donor, degene die het orgaan afstaat, en een ontvanger, degene bij wie het orgaan wordt ingeplant.

Welke mogelijkheden van transplantatie zijn er? Er is sprake van een opzienbarende ontwikkeling in deze mogelijkheden. In 1877 werd voor het eerst een hoornvlies getransplanteerd, waardoor iemand het gezichtsvermogen terugontving. Bloedtransfusie werd mogelijk na de ontdekking van de bloedgroepen door Karl Landsteiner in 1900. We kunnen ons afvragen of het afstaan van bloed en het afstaan van organen in eikaars verlengde mogen worden gezien. De overeenkomst is dat een vitaal onderdeel van het lichaam van de ene mens blijvend in dat van een ander wordt overgebracht. Het verschil is dat bij de bloeddonor weer nieuw bloed wordt aangemaakt ter vervanging van het afgestane bloed. Dat geldt uiteraard niet bij het afstaan van een nier, waarvan transplantatie sinds 1954 mogelijk is. Daarnaast behoren beenmerg-, lever, long-cn alvleesklier-en harttransplantaties tot de mogelijkheden.

In het eerste halfjaar van 1985 vond alleen al in Nederland nierimplantatie bij 115 patiënten plaats, hoornvliesimplantatie bij 143 patiënten, leverimplantatie bij 6 en hartimplantatie bij 4 patiënten.

Tekort aan donoren

Ook op 't gebied van transplantatie zijn de medische mogelijkheden gedurende de laatste tientallen jaren dus aanzienlijk verruimd. Toch moeten de blijvende problemen niet onderschat worden. Zo is er het terrein van vragen rond de zogenaamde immunologie. Dat is de leer aangaande de processen van afstoting die in het menselijk lichaam op gang komen, wanneer daar een 'vreemd' orgaan wordt ingeplant. Vaak kunnen de afstotingsverschijnselen .overwonnen worden, maar dan moet er wel een zo groot mogelijke overeenkomst van weefseltypering zijn tussen donor en ontvanger. Met name bij niertransplantatie speelt dit een grote rol. Mede daarom is het tekort aan nierdonoren zo groot. Er zouden technisch gezien heel wat meer niertransplanties verricht kunnen worden, als er maar genoeg donoren waren. Op de financieën behoeft het niet af te springen. In Nederland ondergaan meer rgaantransplantatie dan 2000 patiënten een chronische dialysebehandeling (dat wil zeggen dat ze regelmatig in het ziekenhuis opgenomen moeten worden om hun bloed te laten zuiveren).

Deze behandeling is niet alleen zeer belastend voor de patiënt, maar kost ook een ton per jaar. Een niertransplantatie kost 80 a 90.000, — gulden. Ook uit oogpunt van bezuiniging, maar vooral gelet op het welzijn van de nierpatiënt verdient transplantatie dus de voorkeur. Dat laatste komt pas goed op ons af wanneer wij van dichtbij meemaken — of zelf aan den lijve ondervinden — wat het is om twee a 3 drie keer per week urenlang aan een apparaat te moeten liggen en zich in de tussenperiodes maar korte tijd een beetje beter te voelen.

Er bestaat een grote wachtlijst van nierpatiënten die graag voor een nierdonatie in aanmerking zouden willen komen. In Nederland is de gemiddelde wachttijd momenteel 2, 5 jaar, maar dit kan tot 6 jaar oplopen. Als er maar meer donornieren beschikbaar kwamen, zouden velen sneller geholpen kunnen worden. Wat van de nierpatiënten geldt, gaat ook, zij het in wat mindere mate, op voor anderen die door orgaantransplantatie geholpen zouden kunnen worden.

Hoe komt men aan (meer) donors?

Het aanbod is dus bij lange na niet in overeenstemming met de vraag. Vroeger werd er vooral gewerkt met organen die door levende donoren waren afgestaan (een mens kan met één nier toch gezond door het leven gaan). Tegenwoordig komt steeds meer de nadruk te liggen op orgaandonatie na overlijden. Eén of meerdere organen worden dan direkt na het overlijden weggenomen uit het lichaam van een mens die zich tijdens zijn/haar leven bereid had verklaard tot donatie. Bij het hart of de lever kan dat uiteraard ook niet anders.

Er wordt voorlichting gegeven en propaganda gevoerd om meer mensen ertoe te bewegen zich als donor aan te melden. Zo is er bijv. het foldertje 'Leven en laten leven', een gezamenlijke publikatie van de Stichting Eurotransplant en de Nier Stichting Nederland. Daarin wordt in kort bestek heldere informatie over transplantaties gegeven. Zo wordt uiteengezet waarom er zo'n groot aantal potentiële donoren nodig is. Nieren van levende donoren worden om allerlei dwingende redenen zo min mogelijk gebruikt. Verreweg het grootste aantal transplantaties geschiedt met de nieren van overledenen. Na het overlijden is er slechts korte tijd beschikbaar waarin de nier te gebruiken blijft voor transplantatie. Er kunnen ook alleen nieren worden gebruikt van donoren die jonger zijn dan ongeveer 50 jaar. Dat betekent dat van de mensen die een donor-codicil hebben getekend, die dus potentiële donors zijn, er maar een heel klein percentage werkelijk posthuum donor zal worden. De gemiddelde leeftijd ligt immers in Nederland ver boven de 50 jaar. Het gaat meestal om organen van mensen die V : J plotseling overlijden, bijvoorbeeld door een verkeersongeval.

De lezer van de folder wordt op het hart gebonden om — als hij/zij jonger is dan 50 jaar — een verklaring te tekenen, waarin de bereidheid te kennen wordt gegeven om na de dood voor transplantatiedoeleinden nieren of ook andere organen en weefsels af te staan.

Zo'n donorcodicil is gemakkelijk te verkrijgen: In de wachtkamer van de dokter, bij de apotheek of door even te bellen naar Eurotransplant (070-263807). Er zijn nu in Nederland ruim een miljoen codicildragers. Dat is wel veel, maar toch nog steeds te weinig. Uit een enquête is gebleken dat 98% van de ondervraagden donor worden 'een mooie gedachte' vindt. Maar de meeste van hen waren toch geen codicildragers...

Er gaan ook in Nederland stemmen op om in plaats van een 'toestemmingssysteem' het 'geen bezwaar systeem' in te voeren. Bij het 'geen bezwaar systeem' gaat men er van uit dat iedereen in principe donor is, tenzij hij uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat niet te willen zijn. In België is in februari 1987 een nieuwe wet van kracht geworden in deze zin. Slechts ongeveer een half procent van de Belgische bevolking heeft tot op heden de moeite genomen om bezwaar aan te tekenen. Men gaat dus uit van een vermoeden dat donorschap, tenzij blijkt dat dit vermoeden onjuist is. Via deze regeling mag technisch gezien verwacht worden dat aan de bestaande vraag naar organen tegemoet gekomen, wordt.

We zullen de vraag onder ogen moeten zien of een dergelijk 'geen bezwaar systeem' ethisch verantwoord is. Drs. B. Cohen, directeur van 'Eurotransplant', is er in elk geval een warm voorstander van: , , De tijd is ook in Nederland rijp voor dat systeem. We trekken maar weer aan de bel. Het tekort aan organen baart ons steeds meer zorgen. De vraag neemt toe ondermeer doordat steeds meer organen voor transplantatie in aanmerking komen en het afstotingsproces steeds beter wordt beheerst. Daarnaast is het aantal verkeersongelukken — gelukkig maar — afgenomen, waardoor minder organen vrijkomen. Alleen al 1000 patiënten wachten op een nieuwe nier en vele anderen staan in de rij voor hart-, lever-, huiden hoornvliestransplantaties. Het codicilsysteem levert niet voldoende organen op". (Elseviers Magazine, 28 juni 1986).

Dr. D. Hessing stelt in hetzelfde artikel: „Het codicil is falliet. Slechts één-tiende van de Nederlanders doet er aan mee. Om het tekort aan organen op te vangen zou

vijftig procent een codicil moeten hebben. En vooral dragen."

Artikel 11 van onze nieuwe grondwet (1983) verzet zich echter tegen het 'geen bezwaar systeem': „Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam". De overheid dient zich dus te onthouden van het aantasten van het menselijk lichaam (daarom kan er ook geen fluoride aan het drinkwater worden toegevoegd en bestaat er in ons land geen vaccinatieplicht).

Wat is hierover te zeggen uit het oogpunt van de christelijke ethiek? Daarop komen we nog terug.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Ethische vragen rond orgaantransplantatie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's