Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EVANGELIST IN DE 18e EEUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVANGELIST IN DE 18e EEUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(16)

De gravin van Huntingdon, geboren Selina Shirley, was een vooraanstaande dame in het Engeland van de 18e eeuw. Ze vormde een (gunstige) uitzondering in het bedorven klimaat waarin de Engelse adel verkeerde. Over het algemeen leefde men zeer oppervlakkig. Dacht niet na. Bovendien ontbrak goeddeels het normbesef. Er was niet veel godsvrucht in deze kringen. De meesten lieten hun tijd opgaan in allerlei werelds vermaak, vertier, beuzelingen en genot van luxe.

De gravin van Huntingdon nu, was een oprecht christin. Niet alleen in woorden maar ook met de daad. Ze deed wat ze kon inzake de bevordering van het christendom. Ze leidde een ingetogen, sober leven.. Dat deed ze altijd al. Hoewel haar ogen eerst geopend werden voor de rijkdom van het Evangelie van Gods genade in Christus Jezus, toen ze ernstig ziek werd. Ze was namelijk de mening toegedaan dat haar persoonlijke rechtvaardigheid toereikend was voor het behoud van haar ziel. Dat haar persoonlijke rechtschapenheid en onkreukbaarheid toch wel een soliede basis vormden. Die gronden ontvlieden haar echter, toen een ziekte haar aan de rand van het graf bracht. Ontdekte ze het volstrekte tekort van alles wat van haarzelf was. Dat niets van haar in aanmerking kwam. Wierp ze zich op Jezus Christus voor heil en zaligheid. Dat was haar laatste toevlucht. Hij was dat. Sions Borg en Koning. Kwam ze tot de persoonlijke geloofsbelijdenis: Mijn Heere en mijn God.

Nadat de ziekte een gunstige wending had genomen en zij herstel ontving, werd ze een vurig getuige voor haar Heere. In 1746 stierf haar man. Zelf is ze dan 39 jaar oud.

Haar huis werd vanaf die tijd een centrum voor allerlei christelijke aktiviteit. Christenen ontmoeten daar elkaar.. Er werd dagelijks gebeden en men onderzocht de Schriften. Voorts werd er naar wegen gezocht hoe men dienstbaar kon zijn in het werk des Heeren. De gravin was een geboren leider.

Ze was een persoonlijkheid. Bij tijden onbuigzaam. Ook een vrouw met een krachtige overtuiging, waar ze niet gemakkelijk van af te brengen was. Toch was ze een ootmoedig christin die haar tijd, talent en geld besteedde aan het werk des Heeren. Sociaal bewogen als ze was, deed ze veel voor de armen. Boven alles was zij een leerling van het Woord van God. Gaandeweg kreeg ze helder zicht op de bijbelse leer, verstaan in Calvijnse zin. Enkele van haar inzichten mogen blijken uit één van haar brieven. Daarin staan zinsneden als: 'Wij kunnen niets toedoen tot het heil, de zaligheid van onze zielen. Wij kunnen niets vergoeden voor het overtreden van Gods wet. We hebben van onszelf geen innerlijke heiligheid. De Heere Jezus Christus is de Heere, onze gerechtigheid. We hebben alleen te zien op Hem, Die een volmaakte rechtvaardigheid voor Zijn volk heeft verworven. Weg dat spinrag van Farizese hoogmoed! U vindt het een zware opgave, om naakt en ellendig tot Christus te komen.. Te komen, ontdaan van iedere vorm van eigengerechtigheid. Jammerlijk. Ellendig. Enkel en alleen aangewezen op de overvloedige rijkdom van de verlossende genade. Als u wilt komen, dan zo komen. Er moeten geen voorwaarden zijn. Christus en Christus alleen moet zijn de enige Middelaar tussen God en de zondige mens. Geen ellendige prestaties kunnen geplaatst worden tussen de zondaar en de Heiland. Laat het oog van het geloof altijd gericht zijn op Hem. Ik smeek Hem iedere gedachte van uw hart te brengen onder de gevangenschap van onze grote Hogepriester'.

Deze brief miste zijn uitwerking niet. En had een blijvende uitwerking op degene aan wie hij was gericht.

Toen Whitefield nu in .juli 1748 terugkeerde uit Amerika, verzocht de gravin hem voor haar en haar gasten te preken. Whitefield stemde toe en ging op de uitnodiging in. Vele vooraanstaande Engelsen hebben zodoende Whitefield horen preken. Zelden zal het in de geschiedenis van Engeland zijn voorgekomen, dat een dienaar van het Evangelie de boodschap uitdroeg voor zo'n voornaam, kieskeurig en kritisch gehoor.

Whitefield zelf schreef in een brief, dat hij er geweldig tegen op zag. Dat laat zich verstaan. Hij ging met vrees en beven, wetende hoe moeilijk het was, tot de groten der aarde zo te spreken, dat ze gewonnen werden voor Jezus Christus. Soms was hij geneigd zich te verontschuldigen. Toch was de goddelijke genade hem genoeg. Hij ging en bediende het Woord. Ze kwamen naar hem luisteren. Waarom? Voor sommigen v/as het een vorm van tijdverdrijf. Ze gjngen met dezelfde intentie naar Whitefield luisteren als gingen ze naar het theater. Om één of andere akteur te zien en te horen. Anderen kwamen vanuit een superieure houding. Om daarna mee te kunnen doen in het koor van spotters. Voor de meerderheid was de religie immers zo-wie-zo een farce, . Zou dat christendom van Whitefield nog iets inhouden of zou het alleen maar een lege dop zijn? Toch waren er ook, die kwamen vanwege een geestelijke honger. Er waren er, die waarlijk de Heere kenden, in een levend geloof. Die er naar verlangden, dat hun zielen werden gevoed met het Brood des levens.

Whitefield preekte krachtig en met overtuiging. Hij deed het zonder aanzien des persoons.. Hij bracht hier dezelfde boodschap die hij ook elders verkondigde. Hij zag zijn gehoor als zondaren. Zondaren door eigen keuze en hulpeloos in hun zonden. Hij verkondigde het Evangelie van Jezus Christus, de Gekruisigde en Opgestane. Dat Hij gekomen was om te zoeken en zalig te maken, wat verloren was. Die goede tijding voor verlorenen.

Onder zijn gehoor zat Lord Bolingsbroke. Een man van grote bekwaamheid. Maar zeer trots. Een man die zich overmatig kon aanstellen. Ongelovig. Toen hij Whitefield voor de eerste keer hoorde was hij zeer aangedaan. Enige tijd later schreef hij in een brief aan de gravin van Huntingdon, dat Whitefield de meest opvallende man was van hun tijd. Dat hij welsprekender was dan enig mens, ooit door hem gehoord.. Dat hij met grote talenten was begiftigd. Dat zijn ijver onuitwisbaar was en zijn vroomheid echt. Deden de bisschoppen het voorkomen dat hij een hypocriet was, een fanaticus, het was ook geen wonder. Er was maar weinig werkelijke goedheid, trouw en eerlijkheid onder hen. De broer van Bolingbroke hoorde Whitefield eveneens. Die kwam tot bekering. Binnen enkele maanden werd hij ziek en men verwachtte dat hij spoedig de laatste adem uit zou blazen. Via de gravin van Huntingdon werd om bijstand verzocht. Die werd verleend door één van Whitefields vrienden. Er werd gelezen en aanhoudend gebeden. Bolingbroke was er zelf ook bij aanwezig. Hij ving de laatste woorden op van zijn broer: 'Ik beveel mijzelf aan bij God. Ik voel hoe onwaardig ik ben. Maar Christus stierf voor zondaren. En het gebed van mijn hart is nu tot Hem. God, wees mij, een zondaar, genadig'.

Het deed Bolingbroke nogal wat. Toen mevrouw Huntingdon hiervan hoorde, schreef ze aan Whitefield: 'O, dat het ver-

stokte hart van deze wanhopig ongelovige eens verbroken mocht, worden. Dat de Heere Jezus aan zijn hart geopenbaard zou worden'. Bolingbr-oke leefde nog drie jaar. Maar bleef ongelovig.

Ook hoorde hem in dit verband de graaf van Chesterfield. De staatsman, de diplomaat, de redenaar. Toen hij Whitefield voor het eerst had gehoord kwam hij naar hem toe en zei: 'Heer, ik zal U niet zeggen, wat ik tegen anderen zal zeggen, hoezeer ik U waardeer'. Hij achtte de welsprekendheid van Whitefield ongeëvenaard.

Ook David Hume, de filosoof, was één van Whitefields toehoorders in deze tijd. Hij was diep onder de indruk en vond het de moeite waard kilometers te reizen om zo iets te horen en mee te maken. Uit zijn pen vloeide de volgende tekening, hoe Whitefield zijn talrijke gehoor toesprak: 'De aanwezige engel staat juist op 't punt de drempel van dit heiligdom over te gaan om op te varen naar de hemel. Zal hij opvaren cn niet het bericht meedragen van een zondaar onder deze schare die zich heeft bekeerd van de dwalingen van zijn weg? Om zijn woorden kracht bij te zetten stampte hij met zijn voet, hief zijn handen op, sloeg de ogen ten hemel en riep: 'Stop Gabriël! Stop Gabriël! Stop voordat U de gewijde poorten binnengaat en het nieuws brengt van een tot God bekeerde zondaar'.

Vervolgens beschrijft. Whitefield in eenvoudige, maar doeltreffende bewoordingen, wat hij noemt, de stervende liefde van de Heiland voor een zondig mens. Deze preek, schrijft Hume dan, ging vergezeld van zo'n levendige en toch natuurlijke aktie, dat het alles wat ik ooit zag of hoorde, in welke prediker dan ook maar, overtrof.

Ook is in die tijd de musicus Handel onder het gehoor van Whitefield geweest.

In deze kringen ontmoette Whitefield ook het verzet, de ergernis tegen het Evangelie van Gods vrije genade. Dat laat zich verstaan. Waar deze aristocratie werd aangespoord de Heere alleen te dienen. Werd er op gewezen, dat er toch maar één hof was, hof der hoven, waar Jezus regeerde. De heerschappij voerde. Waar dat geestelijk koninkrijk werd opgericht in het hart. Én dat het daar dan ook gedaan is met het dienen van de wereld. Dat daar de strijd wordt aangebonden met alle lusten van het vlees, met de grootheid der ogen. Alles wat buiten Christus is, niet meer is dan klatergoud.

In tussen stond Whitefield voor een ingrijpende beslissing. Moest hij de leider worden en blijven van zijn eigen beweging? Hij had nooit een nieuwe denominatie gewild. Hij vond het gevaar van sectevorming te groot.. Het enige oogmerk wat hem dreef, was de verkondiging van de bekering tot God en het geloof in de Heere Jezus Christus.

Een door Wesley ondernomen poging om tot een vorm van samenwerking te komen tussen beider volgelingen, mislukte. Whitefield was van mening dat dat niet uitvoerbaar was, daar ze inhoudelijk teveel verschilden. Dat Whitefield geen organisatie wilde, had tot gevolg dat men wel sprak van Wesleyanen, maar niet Whitefieldianen. Toen hem daarop werd gewezen, was zijn antwoord: 'Laat de naam van Whitefield sterven, zodat de zaak van Jezus Christus zou leven. Ik heb genoeg populariteit om er ziek van te zijn'. Whitefields besluit stond vast. Hij zou het Evangelie brengen, waar het maar mogelijk was. Hij zou geen nieuwe organisatie in het leven roepen. En geen leider meer zijn van de calvinistische tak van het methodisme. Het veroorzaakte een golf van teleurstelling.

De verhouding tot de gebroeders Wesley was wel wat verbeterd. John moedigde de kritiek op Whitefield niet meer aan. Al schreef Whitefield nog in 1752. aan diens broer Charles, dat hij de gedachte maar niet kon onderdrukken, dat John nog steeds jaloers op hem was. Niettemin, toen één van Wesleys (enghartige) volgelingen hem vroeg of ze Whitefield wel in de hemel zouden zien, kreeg hij daarop als antwoord: 'Nee, ik vrees van niet. Whitefield zal zo dicht bij de troon zijn en wij op zo'n afstand, dat we nauwelijks een glimp van hem zullen opvangen'.

M.

KtK.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

EVANGELIST IN DE 18e EEUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's