Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven van Luther

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven van Luther

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

De grote hervormer Maarten Luther heeft veel geschriften nagelaten. De meest bekende daarvan zijn wel: „Aan de christelijke adel der Duitse natie", „Praeludium over de babylonische gevangenschap der kerk", en „Van de vrijheid van een christenmens". Alle drie verschenen in het jaar 1520. Maar uit zijn vruchtbare pen is nog veel meer gevloeid: gelegenheidsgeschriften, stichtelijke brochure's, pastorale boeken, college-dictaten, enz.

Zijn nagelaten werken beslaan in een wetenschappelijke uitgave, een honderdtal dikke delen! Een indrukwekkende prestatie. Er zullen wel nachtelijke uren mee gemoeid zijn geweest.

En dat was nog niet alles. Van Luther zijn ook plm. 2300 preken in druk verschenen. Die preken zijn door hoorders, meest studenten, opgeschreven en uitgegeven. De vraag of zijn preken al dan niet door de druk zouden worden vermenigvuldigd, heeft Luther waarschijnlijk niet bezig gehouden. Althans wat zijn geschriften betreft, was er aandrang toe nodig om de belangrijkste ervan te doen bundelen.

Toen dat voor de eerste maal gebeurde, schreef Luther in een voorrede: „Wat mij betreft mochten al mijn boeken verloren gaan. Ze hebben alleen ten doel de mensen dichter tot Gods Woord te brengen, ieder moet zelf uit de frisse bron drinken."

Behalve zijn boeken en preken liet Luther ook brieven na. En niet zo weinig! De schattingen lopen uiteen van 3000 tot 4000. Het zijn deze brieven waarvoor ik in enkele artikelen aandacht wil vragen. Uiteraard moeten we ons daarbij zeer beperken. Bij zulk een overvloed, is strenge selectie geboden.

Om iemand te leren kennen kunnen brieven van groot belang zijn. Ongetwijfeld kan ook uit de boeken die iemand schreef, of uit een biografie die over iemand verschijnt, die persoon tot ons nader komen.

Maar uit brieven leert men iemand meer onmiddellijk kennen. Een brief is meer persoonlijk en direct. Als men een brief aan een goede vriend schrijft, spreekt men zich soms openlijk uit. Geeft men rekenschap van zijn gevoelens. Zo leert men ook Luther uit zijn brieven op directe, persoonlijke wijze kennen,

Er zijn over de brieven van Luther boeken verschenen. Twee ervan heb ik voor mij liggen. Het ene is van prof. J. P. Boendermaker: „Luther, brieven uit de beslissende jaren van zijn leven" (uitgave van Ten Have, Baarn), het andere heeft als titel: „Luthers van Alfred Kröner Verslag, Stuttgart).

Boendermaker behandelt in zijn boek 57 brieven, Buchwald 230. De brieven die Luther schreef waren o.a. gericht aan: Johan Braun, Johann Lang, Erasmus, aartsbisschop Albrecht, Keurvorst Frederik de Wijze, paus Leo X, von Staupitz, Melanchton, George Spalatin.

Het grootst in aantal en het belangrijkst van inhoud, zijn de brieven aan Spalatin. Ook aan Johann Lang schreef Luther meermalen.

Zowel Spalatin als Lang waren goede vrienden van Luther. Spalatin was sedert 1514 hofkapelaan van de keurvorst Frederik. Jarenlang was hij de verbindingsman tussen het hof en de universiteit van Wittenberg. Hij bemiddelde ook tussen de keurvorst en Luther. Als zodanig was hij voor Luther van groot belang.

Met Johann Lang had Luther in Erfurt gestudeerd. Daarna, vanaf 1511 waren ze samen in Wittenberg werkzaam als docent voor de theologische faculteit.

We willen eerst een aantal brieven bezien die samenhangen met zijn geestelijke arbeid en strijd om daarna aandacht te geven aan brieven die betrekking hebben op het huwelijks-en familieleven van Luther.

Zowel Boendermaker als Buchwald drukken als eerste de brief af die in verband staat met de priesterwijding van Luther op 2 mei 1507. Hij zal dan zijn eerste mis celebreren. Luther beschreef dat later als een ernstige, diep ingrijpende gebeurtenis. Voor deze plechtigheid nodigt hij ook uit Johannes Braun, rector in Eisenach. Deze had in zijn schooltijd in Eisenach veel voor Luther betekend en was hem een vaderlijke vriend geweest. De uitnodiging is vervat in een brief van 22 april 1507. Luther schreef o.a. dit:

„Waar het de hoge God, Die in al zijn werken heilig is, behaagd heeft, mij ellendige en onwaardige zondaar, zo heerlijk te verhogen en mij uit louter erbarmen geroepen heeft tot zijn ambt, wil ik het mij toevertrouwde ambt zo goed mogelijk trachten te vervullen, voor zover zo'n beetje stof dat zou kunnen. Besloten is, dat mijn eerste misbediening zal zijn op de 4de zondag na Pasen, genaamd Cantate, Deze dag is daarom gekozen, omdat deze voor mijn vader gunstig ligt. Lieve Vader, heer en broeder, als uw tijd, uw kerkelijke verplichtingen en huiselijke aangelegenheden toelaten, vereert u mij met uw komst en help mij door uw tegenwoordigheid en uw gebeden, dat mijn offer voor God welgevallig is."

broeder Martinus Luther uit Mansfeld.

Braun heeft de uitnodiging aanvaard en was met de vader van Luther bij de plechtigheid aanwezig. Luther senior kwam te paard en bracht vrienden en familieleden mee. Hoewel verzoend met zijn zoon, was hij het nog steeds niet eens met de keuze van Maarten om in het klooster te gaan. Hij gaf daar ook blijk van. Het, verhinderde hem intussen niet, het klooster een flinke gift te geven.

In Wittenberg

Frederik de Wijze, keurvorst van Saksen was in Duitsland een machtig man. Hij zetelde in Wittenberg, de stad met het indrukwekkende vorstelijk slot en de Allerheiligenof Slotkerk. Zelf had hij het aanzien van de stad verhoogd door het Augustijner klooster te laten bouwen en door de stichting van de Universiteit in 1502.

Volgens een besluit van zijn orde vertrok Luther naar deze stad. Aan de Universiteit zou hij zijn studie voortzetten. Hij behaalde daar op 9 maart 1509 de graad van „baccalauran" in de theologie. Wie deze academische titel behaalde, was bevoegd bijbelse exegese te doceren.

Aanvankelijk werd hem opgedragen scholastiek te onderwijzen. Zeer tegen zijn zin-Liever had hij direct de theologie als te doceren vak gehad. Op 17 maart 1509 schriift hij daarover aan Braun, priester te Eisenach:

„Geliefde heer en vader, Dat ik zonder een woord van u weggegaan ben, moet u niet verwonderen. Ik moest zó plotseling vertrekken, dat dit bijna aan mijn huisgenoten ontging. Ik wilde aan u schrijven, maar gebrek aan tijd hebben het verhinderd. Zo ben ik dan nu op bevel, of althans met de wil des heren, in Wittenberg. Wilt u weten hoe het mij gaat, de Heere zij dank, ik maak het goed. Maar het vak filosofie is mij opgedrongen. Van het begin af had ik deze het liefst geruild voor de theologie. Ik denk dan aan een theologie, die de kern van de noot, het binnenste van de graankorrel, het merg van het been doordringt. Maar God is God, wij mensen dwalen vaak, ja steeds in onze beraadslagingen. Deze is onze God, Hij zal ons steeds leiden in zachtmoedigheid".

Wittenberg, aD aan de vooravond van zondag Oculi, broeder Martinus Luther, Augustijn.

In de herfst van 1509 wordt Luther naar de universiteit van Erfurt teruggeroepen. In 1511 reist hij als vertrouwensman van von Staupitz, overste van de orde, naar Rome. Deze reis stond in verband met een in de orde ontstane strijd, die door de curie diende te worden beslecht.

Veel van wat hij in Rome zag stond hem tegen. In deze heilige stad was veel onheiligheid. Maar Luthers overtuiging omtrent paus en kerk bleef ongeschokt. In Wittenberg werd hij in 1512 doctor in de theologie. Het was Karlstadt, docent aan de hogeschool van Wittenberg die Luther de doctorshoed en - ring overhandigde. Toen von Staupitz zich in 1512 terugtrok, volgde Luther hem als bijbels hoogleraar op. Hij begint nu voorlezingen te houden over de psalmen (1512—1515), de brief aan de Romeinen (1515—1516), Galaten (1516) en Hebreeën (1517—1518).

In de uitlegging zowel van de psalmen ais van de brief aan de Romeinen, klinken zijn persoonlijke ervaringen door. Zelf schrijft hij aan de psalmen toe, dat hij tot vragen en tot inkeer kwam. „Toen ik eerst in de psalmen las en zong: n institia tua libera me (red mij door Uwe gerechtigheid, psalm 71 : 2), toen ontstelde ik hevig en kreeg een tegenzin in de woorden: nstitia Dei indicium Dei, opus Dei (gerechtigheid — gericht — werk Gods), want ik wist niet anders of institia Dei betekent Zijn streng gericht. Nu... moest Hij mij naar Zijn streng gericht redden, dan ware ik eeuwig verloren. Maar: isericordia Dei, adiutorium Dei (barmhartigheid, hulp Gods) die woorden waren mij liever. , En daarover ging het licht hem op uit de brief aan de Romeinen. Reeds vóór 1515 spreekt hij over de diepe godgeleerdheid van Paulus. En later schrijft hij: lang zocht ik; Gode zij dank toen ik de zaak verstond en wist dat Gods gerechtigheid betekent de gerechtigheid waardoor Hij ons rechtvaardigt door de geschonken gerechtigheid Gods in Christus Jezus, toen eerst had ik smaak in het Psalmboek'.

De geestelijke ontwikkeling van Luther is een zeer geleidelijke geweest. Hij heeft zeker geen „damascusbekering" meegemaakt. Langzamerhand ging hem het licht op. Het volle licht is doorgebroken in de winter tussen 1512 en 1513, na zijn promotie tot doctor in de theologie. Uit de grote zaal waar de monniken samenspraken, ging Luther langs een wenteltrap naar een kieine torencel. Iemand schreef: „dat is zijn Pniël geworden". Daar las hij in de brief aan de Romeinen het. onbegrijpelijke woord dat de gerechtigheid Gods in het Evangelie geopenbaard is. Hij worstelde om dit te mogen verstaan. Als hij dan verder leest, dat de Apostel laat volgen: „de rechtvaardige zal door het geloof leven", viel de blinddoek van zijn ogen. Hij kende nu de gerechtigheid Gods in het Évangelie, dit. is de gerechtigheid die niet straft, maar verlost en die God uit genade wil schenken aan ieder die in Christus gelooft. Op dat ogenblik vervulde een zalige vreugde als nooit tevoren zijn hart en brak de jubel los: , Gij, Heere Jezus, zijt mijn gerechtigheid en ik ben uw zonde". Later zei hij er van: „In de toren heeft de Heilige Geest mij de Schriften geopenbaard".

De bestudering van Augustinus met zijn leer van zonde en genade versterkte hem in zijn overtuiging. Ook onderging hij de gunstige invloed van Clairvaux, Johan Tauler en de schrijver van de „Deutse theologie". In 1516 en 1518 gaf Luther laatst genoemd werk opnieuw uit.

Van dit hem genadig geschonken, bevrijdend geloofsinzicht maakt Luther gewag in een door hem op 8 april gezonden brief aan frater George Spenlein. Het voornaamste uit deze brief volgt hier:

„Genade en vrede van God onze Vader en van de Heere Jezus Christus! Beste frater Georg, Ik wil graag weten, hoe het met je ziel

staat; of je eindelijk van je eigen gerechtigheid genoeg hebt en leert in Christus' gerechtigheid te herademen en daarop te vertrouwen.

Vandaag aan de dag zijn veel mensen hoogmoedig vooral zij, die met alle . kracht goed en rechtvaardig proberen te zijn. Ze kennen niet de gerechtigheid Gods, die in Christus overvloedig aan ons geschonken is. Ze trachten het zelf zó goed te doen tot zij menen tot God te kunnen gaan, om zo te zeggen omhangen met hun deugden en verdiensten, wat onmogelijk is.

Toen je nog "bij ons was, had je diezelfde mening, juister: was je ook deze dwaling toegedaan. Ik trouwens ook. maar nu strijd ik tegen deze waan en ben er nog niet mee klaar. Daarom lieve broeder, leer Christus kennen, namelijk de Gekruisigde. Leer Hem leven, leer aan jezelf vertwijfelen. Zeg tot Hem: „Gij, Heere Jezus, zijt mijn gerechtigheid, ik ben uw zonde. U hebt op U genomen, wat. van mij was en mij geschonken wat van U was. Lieve broeder waak er voor, niet op zulk een wijze naar reinheid te streven dat je niet meer inziet zondaar te zijn. Weet wel, Christus woont alleen bij zondaren. Daarom is Hij uit de hemel, waar Hij onder rechtvaardigen woonde, neer gekomen om onder zondaren te wonen."

Over hetzelfde thema gaat de brief nog verder om aldus te eindigen:

„Alzo, als je een lelie en een roos van Christus bent, zo weet, dat uw wandel onder de doornen is. Pas op dat je door ongeduld en geheime hoogmoed niet zelf een doorn wordt. Het Rijk van Christus, zegt de psalm, is midden onder zijn vijanden. Zou jij dan onder vrienden zijn? Hij zelf zal je alles leren, kijk naar wat hij voor en alle mensei/ gedaan heeft, zodat ook jij leert., wat je schuldig bent voor anderen te doen. Als Hij alleen onder goede mensen had willen leven en alleen voor zijn vrienden had willen sterven, voor wie was Hij dan gestorven en met wie had Hij dan kunnen leven?

Doe zo lieve broeder, en bid voor mij, en de Heere zij met je.

Vale in Domini (wees sterk in de Heere), je broeder, Martinus Luther, Augustijn.

(Wordt vervolgd.)

B.

H. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Brieven van Luther

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's