Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven van Luther

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven van Luther

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

Over de reis naar Augsburg schreef Luther in een brief aan de vrienden in Wittenberg op 3 of 4 oktober 1518:

„Overbezorgde lieden zijn begonnen mij in verleiding te brengen om niet naar Augsburg te gaan. Maar ik blijf erbij. De wil van de Heere geschiede. Ook in Augsburg, temidden van vijanden heerst Christus. Leve Christus en laat Martinus sterven en alle andere zondaren zoals geschreven staat; de Heer van mijn behoud zij geprezen. Gegroet en blijf overeind, want je moet óf door mensen óf door God gericht worden. Maar God is Waarachtig, de mens een leugenaar.

Ook een brief aan Spalatinus van 10 oktober 1518 handelt over Augsburg.

„Beste Spalatinus, De zegen in Jezus' naam. Op Sint Marcus na Sint Franciscus ben ik zeer vermoeid in Augsburg aangekomen. Ik heb het bijna niet gehaald, want ik kreeg het erg aan mijn maag. Maar ik ben weer op kracht gekomen. Nu zijn we hier drie dagen zonder dat ik de eerwaarde heer legaat (Cajetanus) gezien heb."

Hij deelt verder mee dat goede vrienden een openbaar vrijgeleide voor hem in orde maken. Ondanks betuiging van Cajetanus clementie te betrachten, die vrienden vinden het toch te riskant zonder meer de prelaat op zijn woord te vertrouwen. Ze weten dat Cajetanus tegen Luther zeer verbitterd is. Zoals wij zagen: van een eventueel vrijgeleide werd geen gebruik gemaakt. Het vertrek van Luther was een vlucht. Ook schrijft Luther dat een medewerker van Cajetanus getracht heeft hem tot meer inschikkelijkheid te bewegen...

We citeren nu uit een brief aan Spalatinus van 14 oktober 1518.

„Heil in Christus!

Beste Spalatinus, al vier dagen lang verhandelt de heer legaat met mij of liever tegen mij. Met mooie woorden belooft hij omwille van de doorluchtige vorst, mij vaderlijk en soepel te behandelen. Maar in werkelijkheid maakt hij zonder meer gebruik van zijn macht. Hij wilde mij niet in een openlijk dispuut laten antwoorden en hij wilde evenmin onder vier ogen met mij disputeren. Eén eis herhaalde hij steeds weer: Herroep! beken dat je gedwaald hebt. Dat wil de Paus en niets anders, of je wilt of niet. Om zijn doel te bereiken maakte hij vooral gebruik van de Extravagan: „Unigenitus" 1) van paus Clemens VI. „Hier, hier riep hij, kun je zien dat de paus beslist, dat de verdienste van Christus een schat is voor de aflaat. Geloof je dat of geloof je dat niet? Hij duldde geen verklaring of antwoord, maar ging met luidde woorden tegen mij tekeer.

Dank zij aandrang van verschillende zijden, stond hij toe een schriftelijke verklaring af te leggen. Die heb ik hem vandaag gegeven, waarbij de heer Philippus van Feylitz 2) aanwezig was. Maar de legaat wees uiteindelijk mijn stuk met verachting terug. Het roepen om herroep ik. Toen werd hij geheel onhande steeds weer de fabel van St. Thomas van Aquino en trachtte daarmee de indruk te wekken dat hij mij overwonnen had. Tot tien keer toe trachtte ik er tussen te komen, maar hij overschreeuwde mij steeds.

Toen ging ook ik schreeuwen en riep:

„Wanneer u mij kunt aanwijzen, dat de extravagans zegt, dat de verdienste van Christus de schat van de aflaat is, dan herroep ik. Toen werd hij geheel onhandelbaar, lachte luid, greep heftig naar het boek en las haastig tot hij de plaats vond waar staat dat Christus door Zijn lijden voor de kerk een schat verworven heeft. Toen riep ik: „hoogeerwaarde vader, overweeg toch dat woord „verworven" nog eens. Als Christus door Zijn verdiensten een schat verworven heeft, dan zijn niet deze verdiensten de schat, maar dan is de schat dat wat door die verdiensten verworven is: de sleutelmacht en dan is mijn stelling juist."

Dat bracht hem zodanig van zijn stuk, dat hij snel op wat anders overging. Maar ik barstte los, zeker zonder de nodige eerbied, en riep: „Geloof maar, eerwaarde vader, dat wij Duitsers de grammatica kennen: een „schat zijn" is iets geheel anders dan een „schat verwerven".

Daarmee was zijn hoop op een gunstige afloop verdwenen. En toen hij steeds bleef schreeuwen om herroeping, ben ik weggegaan. Hij riep mij nog na: „Ga, en kom mij niet meer onder ogen, tenzij je herroepen wilt..."

1} Een extravagan is een toevoeging aan het canonnieke recht.

2) Philippus van Feylitz was adviseur door de keurvorst aangewezen om Luther bij te staan.

De afscheidsbrief die Luther aan Cajetanus schreef op de dag dat hij heimelijk Augsburg verliet luidde aldus:

„Hoogeerwaarde heer in Christus, Zwak van lichaam, arm aan geld, heb ik toch de verre en gevaarlijke reis ondernomen en ben op bevel van onze heilige Vader Leo X voor u verschenen om verhoord te worden. Dat moge u voldoende bewijs zijn van mijn gehoorzaamheid. Bovendien heb ik door de publikatie van mijn „Resolutiones" mij en al wat ik ben aan de voeten van Z.H. gelegd; bereid zijn positief of negatief oordeel in ontvangst te nemen. Ook ben ik er van overtuigd, ook niet de kleinste plicht te hebben verzuimd, die een toegewijde en gehoorzame zoon moet nakomen.

Ik kan nu hier niet langer nutteloos blijven. Het ontbreekt mij aan de nodige middelen, en wordt voor mijn gastheren de paters karmelieten een last. Voor alles evenwel heeft u mij in toorn verboden u nog verder onder de ogen te komen, tenzij ik zou willen herroepen. Wat en hoeveel ik wil herroepen, heb ik in mijn laatste brief medegedeeld. Daarom ga ik nu weg naar een andere plaats. Ik heb besloten mij van de onjuist geïnformeerde heilige Leo X tot de beter te informeren paus te beroepen. Ik behoef de ban niet te vrezen, want die heb ik niet verdiend. En ook heeft Gods genade mij zó geschapen, dat ik die ban minder vrees, dan dwaling en onjuiste mening in zaken van het geloof.

Ik kan niet anders en ook mijn vrienden hebben mij er toe gedrongen."

U, hoogeerwaarde vader, groet uw toegewijde zoon. br. Martinus Luther, 18 oktober 1518

Dispuut in Leipzig

Luther was met zijn verdwijning Cajetanus een slag voor geweest. Deze trachtte alsnog zijn doel te bereiken door de keurvorst in te schakelen. Hij verzocht hem Luther naar Rome te zenden. Maar deze ging daar niet op in. Eerst wilde hij graag het oordeel van enkele universiteiten over deze zaak inwinnen en zou zolang de persoon in kwestie op een veilige plaats bewaren.

Intussen beriep Luther zich op 28 november 1518 van de Paus op een algemeen Concilie.

De steun die Luther van Frederik genoot vervulde de Paus met wrevel. Om zowel die steun als zijn wrevel te doen ophouden, zond hij de Saksische edelman Karl von-Miltitz, die zijn kamerheer was, naar de keurvorst. Hij bood hem de hoogste onderscheiding aan die de paus kon geven n.1. de gewijde gouden roos. Maar ook dit waardevolle geschenk kon de keurvorst niet bewegen de gevraagde medewerking te verlenen.

In een onderhoud met Luther zelf weet vonMiltitz te bereiken dat Luther zich wat stil zal houden als ook de tegenpartij dat doet. Maar als de roomsen het zwijgen verbreken, doet ook Luther dit.

Nu verschijnt Johan Eek op het toneel. Hij was professor in Ingolstadt. Begaafd met veel kennis en een ijzersterk geheugen, was hij ook in het disputeren een meester. Toen Luther zijn 95 stellingen bekend had gemaakt, schreef Eek daartegen zijn: „Obelisci". Luther antwoordde hem in zijn:

„Asrerisa". Deze hoogmoedige Eek disputeerde 4 dagen lang met Karlstadt, hoogleraar in Wittenberg. Door zijn stellingen sleepte hij ook Luther in de zaak. Zo werd deze eveneens in strijd gewikkeld met Eek.

Nadat hij reeds tevoren een brief aan Eek had geschreven, ving op 4 juli 1518 een dispuut aan tussen Luther en Eek. Het werd gevoerd in een fraaie, feestelijk versierde zaal in het kasteel van de fijn roomse hertog George van Saksen. Deze woonde ook zelf het twistgesprek bij. Men zou debatteren over: het primaat van de Paus, de boete, de aflaat en het vagevuur.

Luther beweerde dat het pausdom een in de geschiedenis ontstane instelling was en dat het geloof in de opperhoogheid van Rome, niet noodzakelijk is tot zaligheid.

Van zijn kant beschuldigde Eek dat Luther dezelfde ketterij was toegedaan als Johannes Hus. Daarop antwoordde Luther, dat veel van wat Hus beweerde gegrond was op de Heilige Schrift. Naar zijn mening had de Kerk Hus nooit mogen veroordelen. En zei Luther: ook een concilie kan falen.

Eek verklaarde daarop: wie een rechtmatig bijeengeroepen concilie tot dwalen in staat acht, die is een heiden en tollenaar. Melanchton was ook bij het debat aanwezig. Over wat zich in Leipzig had afge-

spceld schreef hij een brief aan Oecolampadius in Basel. Deze brief viel in handen van Eek met het gevolg dat ook Melanchton in de strijd werd gewikkeld. Hij werd een strijder en vriend van Luther. Hier volgt de brief die Luther vóór het twistgesprek aan Eek zond.

Brief aan Joh. Eek

5 april 1519

„Omdat Z.H. vorst Georg, hertog van Saksen mijn verzoek om in Leipzig met je te disputeren, beantwoord heeft, schrijf ik, beste Eek, nog eens. De vorst wilde namelijk de zekerheid hebben dat wij het over de zaak eens waren. Uit jouw brief had hij alleen iets vernomen over Karlstadt, maar nog niet over mij. Karlstadt verafschuwt je verraderlijke streken. Met jullie te disputeren zal wel beneden zijn waardigheid zijn. Ook van jouw kant zal de bereidheid daartoe niet groot zijn, nu uit zijn antwoord zijn kracht blijkt. Jullie hebben de vorst op een dwaalspoor gezet, er werd gesproken over Karlstadt, maar men bedoelde mij. Uw taak is het nu, óf aan de vorst, óf aan mij, mee te delen of het zo goed is, opdat hij niet langer in onzekerheid blijft.

Graag vraag ik de moeite te nemen het antwoord met spoed te zenden. Dan kan ik hier de zaak afwerken. De universiteit gaf mij al schriftelijk toestemming. Gegroet en wordt eindelijk eens van een sophist een theoloog!"

Wittenberg, derde dag na Lactare 1519 br. M. Luther, Augustijn

(Wordt vervolgd)

B.

H. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Brieven van Luther

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's