052 slecht of echt vertrouwen

Lees nog eens met veel aandacht. Ziet u dat deze psalm nog eens uw hevelingslied wordt.? Sprake is van een scheidzang. Nou, dat neemt niet in. Opnieuw de auteur David. Opnieuw een vrij uitvoerige historische notitie. Veel uitleggers moeten daar niets van hebben. Want — zo beweren zij — Doeg is niet zo'n rijkaard; ook loog en lasterde hij niet met een scheermes-tong, want de inlichtingen die hij over Achimelech Ahitubs zoon verstrekte waren — hoe je verder erover denken wilt — overeenkomstig de waarheid; terwijl tenslotte in vers 10 een huis genoemd wordt, ofschoon het nog de tijd was van de tabernakel. Drie zwaarwichtige bezwaren tegen deze historiciteit. Die liegen er niet om. Met het laatste te beginnen. In psalm 5 lezen wij ook huis, waar je tent verwachten mocht. Trouwens in Genesis staat ook soms huis, waar strikt genomen de aartsvaders in tabernakelen verbleven. Vervolgens Doëgs welstand. David zal hem best gekend hebben. In 1 Samuël 21 en 22 vinden wij het hele verhaal. Daar heet hij de machtigste onder de herders die Saul had. Wie weet precies welke motieven Doëg hebben bewogen Saul te dienen. Hij scheen op zijn wijze ook de God van Israël te vereren. Bovendien had Saul de gewoonte zijn mensen weelde te verschaffen, want wij lezen: „die u kleedde met scharlaken en u sieraad van goud deed dragen". Ongetwijfeld zal de beloning niet mis geweest zijn voor het vermoorden van vijfentachtig priesters. Geen van de andere knechten van Saul wilde zijn hand uitsteken tegen de gezalfden. Tenslotte is het hoogst onwaarschijnlijk dat Doëg niet geweten heeft dat Achimelech geheel te goeder trouw was. In dat hcht is het allerschandelijkst dat Doëg zo de vertrouwelijkheid schond en zulk een lasterlijke voorstelling van zaken ophing. Alle woorden van de verzen 4 tot 6 zijn volkomen op hun plaats. Gij, gij, gij, gij. „Geweldige", striemt David. Held, die je bent en die zo durft.

De psalm rekent af met de „geweldige" (3 — 6). Dan (7—9) wat God doet. Eigenlijk alleen in vers 7. Korte metten: afbreken, wegrapen, uitrukken, uitwortelen. De volgende twee verzen gaan al over de rechtvaardigen die Gods geduchte wraak zien en goedkeuren. Tenslotte de beide laatste verzen: „Maar ik..." Ik ondanks alle vervolging geplant in de voorhoven. Drie delen dus. Gij en God en ik. De geweldige vertrouwt op veelheid van rijkdom. Dat is een slecht vertrouwen. Ik vertrouw op Gods goedertierenheid. Dat is het echte. Wat een heerlijke tegenstelling van louter verkiezing.

Eén vraag nog. Waarom deze zoveel eerdere psalm na 51, toen Nathan was ingekomen.? Ik denk dat dat wel eens het opmerkelijkste zou kunnen zijn. Had David, toen hij vluchten moest voor Saul, de tiran, de geweldige, toen hem vaak heel bang was, en toen hij zich gedurig sterkte in de HEERE, ooit, ooit kunnen denken dat Hij nog eens de David zou kunnen zijn en worden van de zonde met Bathseba.? Psalm 52 na 51. Dat zal een genadeslag geweest zijn. Wanneer wij later geconfronteerd worden met die wij eerder waren. David haast een Doëg gelijk. Het verschil lag alleen in de hoogstgeloofde Naam. Die goed is. Die geen kwaad doen kan. Goed voor gunstgenoten die in het geheel niet uitnemender zijn. Psalm 52 te zingen na psalm 51. Laat het zo blijven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen