Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Als het niet waar is ....

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Als het niet waar is ....

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De opstanding van Christus uit de doden is in het hele Nieuwe Testament een centraal gegeven, maar ook een historisch feit. De evangelisten leggen er steeds weer het accent op dat Jezus na Zijn opstanding herhaalde malen lichamelijk en zichtbaar verscheen aan Zijn discipelen en aan de vrouwen. En bij verschillende van deze gelegenheden overtuigde Hij hen ervan, dat Hij het werkelijk was, dat zij niet de slachtoffers waren van hallucinaties of van een geestverschijning. Reeds op de avond van de eerste dag horen we het Hem zeggen: „Ziet Mijn handen en Mijn voeten, want Ik ben het Zelf.

Tast Mij aan en ziet, want een geest heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet dat Ik heb" (Luk. 24 : 39). En de „ongelovige" Thomas wordt zelfs uitgenodigd zijn hand te leggen op Zijn zijde (Joh. 20 : 27). Geen wonder dat de christenen van de Oude Kerk elkaar op de Paasmorgen begroetten met de blijde uitroep: De Heere is waarlijk opgestaan".

De historiciteit van de opstanding is dan ook eeuwenlang vrijwel niet aangevochten. Dat blijkt onder andere uit de Heidelbergse Catechismus, die geen woord wijdt aan het feit, maar de hele vraag laat handelen over het nut van de opstanding. Het feit behoefde geen verdediging, er was niemand die het bestreed.

De laatste honderd jaar is dat anders geworden. Met name in de vorige eeuw werd, onder invloed van de Verlichting en het Rationahsme, de opstanding niet alleen in twijfel getrokken, maar door velen ook bruut geloochend. Als zovele wonderen was ook een terugkeer uit de dood in strijd met de rede en dus onmogelijk. Het opstandingsgeloof van de gemeente werd verklaard uit innerlijke projectie van gelovige zielen. De discipelen zaten bij elkaar en dachten zich in hoe het geweest was en dan was het alsof Hij weer in hun midden was. Zó waren de opstandingsverhalen in de wereld gekomen...!

In deze vorm zal het ongeloof vandaag welhcht niet meer worden gepresenteerd, wat echter nog niet betekent dat iedereen overtuigd is van de historiciteit en de lichamelijkheid van de opstanding. Sinds Bultmann zegt men graag dat het niet zozeer gaat om het feit als we om het kèrugma fie verkondiging) van de opstanding. Met andere woorden: of het echt gebeurd is doet niet zoveel terzake, als het maar verkondigd en geloofd wordt! Maar deze verfijnde vorm van ongeloof berooft evenzeer de gemeente van de troost der opstanding, want wat hèb ik aan een geloof dat niet op de (heils)feiten berust.?

Corinthe

Het langste hoofdstuk uit de Eerste Corinthebrief is geheel gewijd aan de opstanding van Christus en aan de opstanding der doden. Waarom heeft Paulus daaraan zoveel woorden besteed.? Omdat er in de gemeente van Corinthe nogal wat mensen waren die de opstanding der doden in twijfel trokken, of althans minder belangrijk worden. De Corinthieërs waren immers Grieken, die veel betekenis hechtten aan het „geestelijke" en daardoor het „lichamelijke" weieens uit het oog verloren.

Uiteraard was ook dit geloofsstuk hun bekend gemaakt in de prediking van het Woord. Christus leeft en wie in Hem gelooft zal leven met Hem. Maar dat laatste funktioneerde nauwelijks. Het deed geen kracht. Het was de gemeente ook niet tot troost. Vandaar dat Paulus dit opnieuw wakker roept bij de Corinthieërs. De opstanding van het vlees is een „logisch" gevolg van de

opstanding van Christus. Jezus Christus is gestorven, begraven en opgestaan uit de doden. En dat heeft konsekwenties voor allen die de dood hebben gevonden bij zichzelf en het leven in Christus: ook hun lichamen zullen door Zijn kracht worden opgewekt en verheerlijkt leven met Hem.

Bewijs uit het ongerijmde

Omdat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, daarom zullen ook zij die in Christus gestorven zijn, opgewekt worden en leven met Hem. Dat is eigenlijk het hele betoog van Paulus (1 Cor. 15 : 12 vv.). Maar hij bewijst dat, zoals wij zouden zeggen, uit het ongerijmde. „En indien er geen opstanding der doden is, zo is Christus ook niet opgewekt. En indien Christus niet opgewekt is, zo is dan onze prediking ijdel en ijdel is ook uw geloof. En zo worden wij ook bevonden valse getuigen Gods (...). En indien Christus niet opgewekt is, zo is uw geloof tevergeefs, zo zijt gij nog in uw zonden. Zo zijn dan ook verloren die in Christus ontslapen zijn."

Paulus gaat dus uit van een zogenaamde „irrealis", iets dat geen werkelijkheid is. Maar hij hanteert deze irrealis om aan de hand daarvan te laten zien hoe fundamenteel de opstanding is voor het geloof van de gemeente.

Wat komt er allemaal niet op losse schroeven te staan als Christus niet opgewekt is! Dan is allereerst de prediking ijdel, d.w.z. leeg, zonder inhoud. De betekenis van dat woord doet ons denken aan wat de profeet Jesaja ergens zegt: een hongerige droomt van lekker eten, maar als hij wakker wordt, dan is zijn maag nog even leeg als toen hij in slaap viel. Welnu, als Christus niet opgewekt is, dan is de prediking alleen maar een schone droom die met de werkelijkheid niets te maken heeft.

Maar vervolgens: ijdel is ook uw geloof. Want het geloof is immers uit het gehoor! Dus als het gehoorde Woord onbetrouwbaar is, dan rust het geloof ook nergens op.

„Geloof is vertrouwen, maar vertrouwen op niets. Grijpen naar een hand, maar er is geen hand. Staan op een rots, maar er is geen rots. Van alle lege dingen is een leeg geloof het allerergste. Een aangetekende brief, met lakzegels, apart thuisbezorgd, maar er zit niets in." (J. J. Buskes, Opstanding, Wageningen, 1969).

Maar Paulus gaat nog verder. Als Christus niet opgewekt is, dan zijn wij, de apostelen, valse getuigen. Een getuige behoort te vertellen wat hij zelf gezien en gehoord heeft. Zo niet, dan is hij een valse getuige. Wie een getuigenis aflegt over God, die moet meedelen wat hij van God zag en hoorde. En hij doet dat opdat allen die het horen, zullen weten wat zij van God mogen verwachten. Wie hier eigen verzinsels opdist, die is een valse getuige, die goedgelovige mensen dingen wijsmaakt die onwaar blijken te zijn.

En dan nóg een keer: als Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof tevergeefs, dan zijt gij nog in uw zonden. Eerst heeft Paulus gezegd: dan is uw geloof ijdel, nü zegt hij: dan is uw geloof tevergeefs. Toch valt hij niet in herhaling, want hij gebruikt twee verschillende woorden. In het eerste geval bedoelde hij: dan is uw geloof zonder inhoud. In het tweede geval wil hij zeggen: dan is uw geloof zonder vrucht. Dan baat het u niet dat ge gelooft.

De vrucht van het geloof is immers de rechtvaardiging van de zondaar? Wel, als het geloof zonder vrucht is, dan zijt ge nog in uw zonden. De opstanding van Christus is immers het bewijs dat Hij het oude leven van zonde en vloek achter Zich heeft gelaten in het graf? Hij is toch „overgeleverd om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardiging van de zondaar? Wel, als van die rechtvaardiging en van die vergeving der zonden blijft niets over wanneer Christus nog in het graf ligt.

En als het niet waar is dat Christus is opgewekt, dan zijn ook allen die in Hem ontslapen zijn, verloren. Dan hebben zij tevergeefs in Hem geloofd en tevergeefs alles van Hem verwacht. Dan is gelukt wat niet kan: dan heeft de dood scheiding gemaakt tussen Christus en allen die van Hem zijn.

Christus is opgewekt

Paulus gaat samenvatten: indien we alleen in dit leven op Christus zijn hopende, zo zijn we de ellendigste van alle mensen. Hopen op Christus is wezenlijk voor het geloof en voor de gelovige. Christus is zijn enige Hoop geworden. En de hoop beschaamt niet! Maar die hoop reikt toch verder dan de grenzen van dit leven? Het lijden van deze tegenwoordige tijd is toch alleen vol te houden wanneer we door het geloof mogen weten dat het niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons zal geopenbaard worden? Wanneer die verwachting wegvalt, dan zijn we de ellendigste, de beklagenswaardigste van alle mensen. Dan is ons leven zonder hoop en zonder uitzicht.

En daarom breekt ineens de jubel van het geloof door: maar nu, Christus is opgewekt uit de doden en is de Eersteling geworden van hen die ontslapen zijn. Hij is de Eersteling van de grote oogst en de hele oogst zal volgen. Jezus leeft en wij met Hem! Paulus eindigt niet in: als het toch eens niet waar is... Hij weet met onfeilbare zekerheid: het is waar. Deze boodschap mag weer overal worden verkondigd: de Heere is waarlijk opgestaan!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Als het niet waar is ....

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's