Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Enige gedachten over het geloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Enige gedachten over het geloof

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een ieder die de Heilige Schrift en de literatuur over de betekenis van het geloof bestudeert, komt eerst recht tot de conclusie, dat het in de stroom van meningen en beweringen der orthodoxe theologen heus niet alleen kabbelt, maar ook dikwijls kolkt.

Wijlen Dr. H. Bavinck schreef terecht in zijn Geref. Dogmatiek deel 4 no. 455 blz. 98 het navolgende: „De omschrijving die er sedert de Reformatie van het geloof gegeven zijn, zijn zo talrijk en zo uiteenlopend dat men haast aan een juiste bepaling; van het wezen des geloofs zou gaan wanhopen."

En dan blijft oppassen de boodschap. Ik maak u er op attent dat door mij het geloof wordt opgevat in de zin van Zondag 7 der Heidelberger Catechismus. Dit vooraf om alle misverstand af te snijden, daar het geloof in de H. Schrift verschillende betekenissen heeft. Onder geloven verstaan wij in het algemeen: iets aannemen op het getuigenis van een ander. Zo kan men het Christelijk geloof omschrijven als het aannemen van het getuigenis dat God tot ons doet uitgaan. Dus is het geloof een geschenk Gods. De Ned. Geloofsbelijdenis zegt in art. 22 dat het de Heilige Geest is die in onze harten ontsteekt een oprecht geloof. In de Heidelberger Catechismus heet het in Zondag 7 dat wij Christus door een waar geloof WOR-DEN ingelijfd en in Zondag 25 dat dit geloof in onze harten wordt gewerkt door de Heilige Geest door middel van de verkondiging. van het heilig Evangelie. En de Dordtse Leerregels verzekeren: „Maar zovelen als er waarachtig geloven en door de dood van Christus van de zonden verlost en behouden worden, dezelve genieten van deze weldaad alleen uit Gods genade, hun van eeuwigheid in Christus gegeven, welker genade Hij niemand schuldig is."

Wanneer onze belijdenisgeschriften zo spreken zijn zij ook in volle overeenstemming met de Heilige Schrift, die in Efeze 2 : 8, 9 zegt: Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof en dat niet uit u, het is Gods gave: iet uit de werken, opdat niemand roeme."

In de oude Christelijke Kerk is de volle schriftuurlijke zin van het begrip-geloof onmiddellijk verloren gegaan. De Apostolische Vaders voelden de verbinding van geloof en liefde meer als een eis dan als een vanzelfsprekend iets. Het Christendom werd door hen opgevat als een nieuwe wet. Ook voor de Apologeten was het geloof gewoonlijk meer dan de erkenning van de waarheid van het Christendom. Zelfs Augustinus bewoog zich in deze lijn.

Denk maar aan zijn tractaat over geloof, hoop en liefde, getiteld „Enchiridion". Uit de inleiding blijkt echter dat hij meer de objecten van deze in het oog heeft dan de deugden zelf. Het geloof leidt hem de verklaring van de Apostolische Geloofsbelijdenis, hope en liefde tot een uiteenzetting van het „Onze Vader", want geloof gelooft, hoop en liefde bidden in ons. Breder geeft hij echter in boek 14 van de Civitas Dei een beschrijving van de 4 emoties: toorn, vrees, blijdschap en droefheid. Over de zaligheid beslist het alleen in zo verre het door de liefde werkzaam is. Deze beschouwing beheerst dan verder de scholastiek.

De Rooms Katholieke Kerk vat het geloof op in de zin van voor waar houden van de kerkleer. Men gelooft wat de Kerk belijdt, hoe beter en volhardender men dat gelooft, des te beter is men een zoon of dochter van de R.K. Kerk. Dat een gelovige verzekerd kan zijn van zijn of haar zaligheid komt, zegt Rome, maar een heel enkele keer voor. Dit is alleen weggelegd voor de helden des geloofs, door God zeer begenadigt. De grote menigte brengt het praktisch zoverre nooit.

Bij de Roomse Kerk is het geloof niet voldoende als bij ons het z.g. historisch geloof. Bij het geloof moet de liefde krachtig werken. Die liefde heeft in de Roomse Kerkleer een veel belangrijker plaats dan bij ons. De fout van Rome is niet zo zeer dat zij de liefde stelt boven het geloof, maar dat zij de liefde stelt naast het geloof. De Heilige Schrift leert echter, de liefde komt uit het geloof voort, het geloof is door de liefde werkende. Meer dogmatisch uitgedrukt. Het geloof is volgens Rome ongevormd dit is het geloof waaraan de liefde ontbreekt en wordt eerst gevormd geloof, dit is een geloof dat door de liefde werkt — als de wil van de inhoud van het geloof meester maakt. Het algemene onpersoonlijke geloof wordt eerst dan speciaal persoonlijk, het ingewikkelde geloof dat gelooft op gezag zonder kennis te dragen van zijn inhoud — behoudens dat God een beloner is van goede werken, drieenig, in Jezus Christus vlees geworden is, wordt ontwikkeld geloof en zich van zijn inhoud bewust.

De Reformatoren konden zich met deze theologische Roomse voorstelling van het geloof niet verenigen. In al zijn goede werken kon Maarten Luther de rust van zijn ziel niet vinden. Luther schouwde — geleid door God de Heilige Geest — dieper. Bij hem is het geloof een vast vertrouwen op God, een wilsdaad waardoor hij aanvaardt de vergeving zijner zonden.

Omtrent het geloof bestaat er een wezenlijk verschil tussen Rome en de Reformatoren. Zij hebben voor het eerst de volle —

rijke — schriftuurlijke zin van het geloofsbegrip aan het licht gebracht.

Met nadruk moet hier Calvijn worden genoemd. Hij heeft de denkbeelden van wie hem in de Reformatie voorafgingen in zich opgenomen en geheel verwerkt, ze gezuiverd en aangevuld en biedt ons nu de gerijpte vrucht daarvan aan. Calvijn ontwringt zich eveneens aan de greep der Sophisten — zoals hij deze gaarne noemt — die in hun beschouwingen over het geloof enkel een macht aangrijpen met voorbijgaan van het vertrouwen en de zekerheid des harten. (Inst. 3-2-34).

De definitie van Calvijn over het geloof luidt in de Institutie. Het geloof is een vaste en zekere kennis van Gods goedwilligheid jegens ons, die op de waarheid van zijn genadige beloften in Jezus Christus gegrond door de Heilige Geest ons geopenbaard en in onze harten verzegeld wordt (Inst. 3-2/7).

Rome en de Reformatoren erkennen beide dat het verstand en de wil bij het geloof zijn betrokken. Het verschil tussen beide loopt hierover van welke aard de functies van verstand en wil is en welke verhouding er tussen beide bestaat.

Deze kwestie is door Calvijn gelukkig nergens behandeld op scholastieke wijze. Hij bestrijdt het Roomse geloofsbegrip altoos in z'n praktische konsekwenties. Rome's opvatting van het geloof noemt hij duivels, een dood geloof, voornamelijk omdat zij geloof en liefde scheiden. Het geloof zegt Calvijn is niet een bloot-verstandelijk voor waar houden wat in de Bijbel verhaald wordt. De ware vorm (let op het woord vorm) van het geloof is deze: waardoor wij niet alleen geloven dat God en Jezus Christus bestaan (dit geloven de duivelen ook) maar ook in God in Christus geloven.

Het geloof zegt Calvijn verder is enerzijds de onwrikbare vaste overtuiging dat God in Christus onze God is, maar ook anderzijds vertrouwen op de enige God gelijk Hij zich in zijn Woord geopenbaard heeft. Nu staan in de eerste uitgave van de Institutie in 1536 overtuiging en vertrouwen nog niet erg scherp naast elkaar. De eerste uitgave was maar een vrij beknopt handboekje over eenvoudigen en ontwikkelden. Calvijn bedoelde met zijn definitie van het geloof allerminst een stellige ontwijfelbare effektieve zekerheid te geven, dat ik persoonlijk onze Heere Jezus Christus tot mijn zaligmaker mag noemen. (Wordt vervolgd)

E.

J. H. de Boer

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Enige gedachten over het geloof

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's