Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Versobering van de overheidstaak

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Versobering van de overheidstaak

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Versobering van de ove In een vorig commentaartje probeerde ik een weergave te bieden van een brochure van prof. dr. W. H. Velema, 'Het verval van de verzorgingsstaat'. In deze brochure biedt de schrijver een analyse, een beschrijving en beoordeling van een ontwikkeling. Nu wil ik de aandacht vestigen op een tweede brochure van Velema, als vervolg op de eerste, die een perspektief wil bieden. Hoe moet het nu verder? Welke lijnen kunnen er worden uitgezet naar de toekomst?

Bijzonder interessant is het te lezen hoe Velema in het kort beschrijft wat in bijbels licht het wezen, de taak en de grenzen van de staat zijn. In het Oude Testament vinden we geen uitgewerkte leer omtrent de overheid. Willen we weten hoe de taak van de overheid onder Israël was ingevuld, dan kunnen we dat aflezen uit de wetten die zij moest uitvoeren.

Er komen dan twee hoofdstukken naar voren: het strafrecht en de ondersteuning van de armen. De overheid heeft de publieke taak er voor te waken dat er recht geschiedt. Dat aan God en aan de naaste geen onrecht wordt gedaan. Verder moet de koning in Israël zich in de lijn van psalm 72 betonen als degene 'die het recht der armen, deiverdrukten gelden doet'. In Israël kwam de overheid dus op voor hen die zelf niet in hun onderhoud konden voorzien. Het gaat in de rheidstaak verschillende sociale wetten weliswaar om de verplichtingen die de Israëlieten jegens elkaar hadden, maar het nakomen daarvan werd niet aan de willekeur van de mensen zelf overgelaten. De overheid zag er op toe.

Rom. 13 : 1—7 is dè plaats waar in de Bijbel over de overheid geschreven wordt. Bekend is de uitdrukking die hier gebezigd wordt: e overheid is dienaresse Gods, u ten goede. Het overheidsgezag rust in een van God gegeven ordening.

Nu voert prof. Velema een pleidooi voor versobering van de overheidstaak. De overheid moet zich niet met van alles en nog wat bemoeien, maar zich concentreren op haar eigenlijke opdracht. Het gaat dan om drie terreinen:

— de zorg voor de 'infrastructuur', met behulp waarvan de verschillende samenlevingsverbanden zich kunnen ontwikkelen (bijv. gezin, school, kerk, politieke partij, verenigingen, organisaties). Hierbij is te denken aan wegenaanleg, regeling van het verkeer, onderwijsvoorzieningen (zonder de vrijheid van onderwijs aan te tasten), elementaire voorzieningen in de gezondheidszorg, politie, defensie, zorg voor de zwakken ('zij die door het minimum van een leefbaar bestaan zakken');

— strafrecht als handhaven van het recht; - barmhartigheid als plicht en recht.

Verantwoordelijkheid van de burger

Er moet weer meer nadruk gelegd worden op de persoonlijke verantwoordelijkheid. Zelfzorg blijft de eerste plicht van de burger. Wèl zal de overheid zich willen inzetten om te voorkomen dat mensen door allerlei omstandigheden beneden een bepaalde minimum-grens komen of blijven. Maar de overheid heeft niet als plicht voor de burgers te zorgen. Het is ook niet zo dat de overheid de gezamenlijke pot van het nationale inkomen beheert. Het inkomen is geen gezamenlijk bezit. Daarom is er geen sprake van een door de staat te garanderen basisinkomen. Dat laatste zou betekenen dat de band tussen arbeid en inkomen in beginsel is losgemaakt, terwijl de Schrift deze band nadrukkelijk handhaaft.

De verschillende verbanden en kringen van de samenleving moeten hun eigen verantwoordelijkheden weer meer leren zien en nakomen. De door Velema bepleite versobering in de overheidstaken moet dus leiden tot een verschuiving van verantwoordelijkheden. De staat behartigt de zaken van algemeen belang, maar de burger moet zijn eigen verantwoordelijkheid weer gaan zien. Terecht wijst Velema er op dat hiertoe een totale mentaliteitsverandering noodzakelijk is. Mensen zijn er in de verzorgingsstaat aan gewend geraakt om op eigen rechten te staan, maar de verplichtingen zoveel mogelijk te omzeilen. Er is eigenlijk een vorm van egoïsme gevoed door alle mogelijkheden die de sociale wetgeving bood. Nu de geldkraan noodgedwongen wordt dichtgedraaid, is er bezinning nodig. Waren we wel op de goede wijze bezig?

Velema legt hier ook een verband met de ontkerstening (secularisering). 'Als God uit het publieke leven wordt verdreven, moet Zijn lege plaats worden opgevuld. Het is de staat, die dan de taak krijgt om het vaste fundament te leveren en voor aller welzijn te zorgen... Het is opvallend dat de grensoverschrijding naar de verzorgingsstaat (de zestiger jaren) samenvalt met het zich doorzetten van de secularisatie in onze samenleving. Vandaar dat het loslaten van de verzorgingsstaat gepaard moet gaan met een radikale heroriëntatie in onze samenleving' (II, blz. 37).

Allerlei praktische lijnen worden aan het eind van de brochure getrokken. (Voor de belangstellende lezer noem ik nog eens het adres waar de brochures 'Het verval van de verzorgingsstaat', I en II, 'kunnen worden besteld: Willem de Zwijgerstichting, postbus 642, 7300 AP Apeldoorn. Ze kosten ƒ 8, 60 (te voldoen op giro 352347). Voor een minimum-contributie van ƒ 10, — per jaar wordt u begunstiger. Alle door de stichting uit te geven brochures krijgt u dan gratis toegestuurd).

Wat doen we met dit appèl?

Het is te wensen dat er van politieke zijde aandacht zal zijn voor de analyse en het appèl van prof. Velema in beide brochures. De christelijke gemeente zou juist in de huidige ontwikkeling van verzorging naar versobering opnieuw en meer dan ooit haar diakonale roeping dienen te verstaan. Er komt weer meer ruimte, meer armslag voor diakonale aktiviteiten, voor hulp aan de 'huisgenoten des geloofs' en aan 'degenen die buiten zijn'. Hiervan moet gebruik worden gemaakt in een hernieuwd besef van de roeping: Draagt elkanders lasten, en vervult alzo de wet van Christus' (Gal. 6:2).

In 1966 schreef prof. dr. C. Veenhof in zijn boek 'Christelijke diakonie en Algemene Bijstandswet' ondermeer de volgende behartigenswaardige woorden: „Algemeen is momenteel de klacht over gemis aan verantwoordelijkheid van de mensen voor elkaar. Telkens weer worden feiten genoemd die dat demonstreren... De funktie van de barmhartige Samaritaan die op de weg van Jeruzalem naar Jericho met levensgevaar een half-dode redde verschrompelde tot het protest van de man die een half dode ziet liggen en dan naar „sociale zaken" van Jericho gaat om daar te zeggen dat het een schandaal is dat „men" zo'n man zó op straat laat liggen."

Op dit voorbeeld voortbordurend kunnen we de vraag stellen: wat gebeurt er nu als sociale zaken te kennen geeft in verband met bezuinigingen niets voor die arme drommel te kunnen doen? Laten we het dan bij een protest tegen die 'falende' overheid? Zijn we dan zo vergiftigd door het egoïsme dat we niet op onze schreden terugkeren en zélf de handen uit de mouwen steken om die naaste in nood te helpen?

Als de overheid terugtreedt en de egoïstische mentaliteit blijft de overhand houden, dan zijn de zwaksten in de maatschappij er weer ellendig aan toe. Dan blijft een begrip als 'zorgzame samenleving' slechts een mooie vlag op een kwalijke lading!

De gemeente van Christus staat voor de roeping om, geleid door de Geest van barmhartigheid en bewogenheid in het voetspoor van Christus, een diakonale levenshouding te vertonen. Verantwoordelijkheid voor elkaar en dienen van elkaar.

Nogmaals prof. Veenhof: „Welnu, het zal in de strijd tegen het 'staats alvermogen' een zaak van onschatbare betekenis zijn als midden in het volksleven een gemeenschap, een kerk, leeft die zich vooreerst volledig en van harte geeft en inzet voor wat heel het volk ten goede komen moet, maar die daarnaast, daar ver bovenuit, ook pretentieloos en oprecht het woord van Christus beleeft, dat zij allen één zijn, ook wat betreft het stoffelijk goed."

Veenhof in 1966 en Velema in 1988 laten éénzelfde appèl horen, de één bij de opkomst, de ander bij de neergang van de 'verzorgingsstaat'.Laten we er gehoor aan geven!

V.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Versobering van de overheidstaak

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's