Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Standaardwerk over Datheen herdrukt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Standaardwerk over Datheen herdrukt

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog kortgeleden (in het nummer van 22 april) heb ik een artikel gewijd aan de persoon en het werk van Petrus Dathenus, omdat het dit voorjaar 400 jaar geleden was dat hij in het Duitse Elbing overleed. Dat ik thans opnieuw aandacht voor hem vraag komt door de verschijning van een boek. In 1919 promoveerde Th. Ruys (1890— 1953), later Gereformeerd predikant te Lisse, aan de Vrije Universiteit op een proefschrift over Petrus Dathenus. Dat boek — nog altijd hèt standaardwerk over deze belangrijke figuur uit de geschiedenis van de Reformatie in ons land — was al jaren uitverkocht. We kunnen Den Hertog dan ook niet dankbaar genoeg zijn dat hij precies op 17 maart — de vierhonderdste sterfdag van Datheen — een herdruk van deze dissertatie het licht deed zien.

Grote betekenis

De betekenis van Datheen voor de grondlegging van de vaderlandse kerk is moeilijk te overschatten. Van huis uit rooms-katholiek werd hij al heel jong gewonnen voor de Reformatie en verliet hij het klooster om overal het Evangelie te verkondigen. Van die tijd af trok „de minister metten rossen baert", zoals hij in Gent werd genoemd, rusteloos voort, van de ene plaats naar de andere, om te preken, gemeenten te stichten en de jonge Kerk van de Reformatie in Noord en Zuid en zelfs in de vluchtelingengemeenten, met raad en daad bij te staan.

Zo heeft Datheen naar alle waarschijnlijkheid het Convent van Wezel (1568) voorgezeten, de vergadering waar de grondslag is gelegd voor de latere kerkorde. En in ieder geval was hij praeses van de Synode van Dordrecht (1578). Van zijn hand is de psalmberijming die in 1566 verscheen en die twee eeuwen lang in onze kerk in gebruik is geweest. Hij vertaalde ook de Heidelbergse Catechismus in het Nederlands, het leerboek dat in de loop der eeuwen door zovelen tot zegen is geweest. En ook onze liturgische formulieren hebben we voor het grootste deel aan Datheen te danken.

De lezing van dit boek, waarin Datheens leven en werk tot in détails beschreven wordt, heeft me opnieuw vervuld met bewondering voor deze man, die een instrument was in Gods hand voor de vestiging van het Gereformeerd Protestantisme in deze landen, en die in zijn betrekkelijk korte leven — hij is maar ongeveer 57 jaar geworden — zóveel heeft kunnen en mogen doen.

Het is hier niet de plaats om (nogeens) uitvoerig de levensgang van Datheen onder de loupe te nemen. Daarvoor kan men trouwens beter dit werk lezen. Wèl wil ik met volledige instemming doorgeven wat Ruys in zijn Inleiding zegt:

„Een man als Datheen mag dan ook aanspraak maken op de dankbaarheid en piëteit van allen die uit de beginselen der Reformatie leven en de Calvinistische levensbeschouwing zijn toegedaan. Dat daarom voor zijn gebreken het oog niet behoeft te worden gesloten spreekt vanzelf."

Geen drijver

Dat laatste zegt de auteur natuurlijk niet zómaar. De persoon en het optreden van Petrus Datheen hebben — op z'n zachtst gezegd — vele vragen opgeroepen. We mogen zelfs gerust zeggen: deze grote in het Koninkrijk Gods is zéér verguisd, zowel door zijn tijdgenoten als door het nageslacht. Hij zou een demagoog zijn geweest, een volksmenner, die het gepeupel ophitste tot de beeldenstorm. Een onverdraagzame dictator, die geen andersdenkenden kon dulden, maar de Gereformeerde religie zelfs met het zwaard wilde verdedigen. Zó ongeveer ziet het (vertékende) beeld van Datheen eruit, een beeld dat de eeuwen door heeft stand gehouden.

Wie dit boek leest, dat op authentieke bronnen berust en zeer evenwichtig en onbevooroordeeld is geschreven, zal met een andere Datheen kennis maken. Zeker, hij was gegrepen door het Evangelie, en de beginselen van de Reformatie hadden de liefde van zijn hart. En hij was bezield van ijver voor de Naam en de zaak van de Heere. Maar hij was niet de harde en onverzettelijke dweper die men van hem heeft gemaakt. Dat komt wel het meest duidelijk uit tijdens het godsdienstgesprek met de Wederdopers, dat in 1571 in de Paltz werd gehouden en waarin Datheen een belangrijke rol, zo niet de hoofdrol heeft gespeeld. Als men dan bedenkt dat de Wederdopers geen goed woord over hadden voor de Kerk en die Kerk op alle fronten bestreden, en men ziet daartegenover hoe vriendelijk en mild Datheen deze „broeders" tegemoet trad, dan blijft er van zijn onverdraagzaamheid niet veel over... Terecht zegt Ruys:

„Zijn grenzenlooze tegemoetkomendheid is zeker de beste rechtvaardiging tegenover allen die in Datheen niets anders dan een heethoofdig en onverdraagzaam drijver zien" (102).

Datheen contra Oranje

Uiteraard komt in dit boek ook het conflict tussen Datheen en Prins Willem van Oranje uitvoerig aan de orde. De Prins die voorstander was van godsdienstvrede en ernaar streefde dat rooms en protestant vreedzaam naast elkaar zouden leven en wonen, vond Datheen tegenover zich, die op het standpunt stond dat verwoord is in Art. 36 NGB, dat de overheid de hand moet houden aan de heilige kerkdienst en verplicht is de ware religie te bevorderen.

Ook in deze zaak is Datheen vaak onbillijk beoordeeld, over één kam geschoren met een man als Hembryze, „een bedriegelijk, geslepen volksleider, die alleen uit eigen belang de Gentenaren tot verzet aanhitste" (154). Jammer genoeg gebiedt de eerlijkheid te erkennen dat Datheen dat onvoldoende heeft doorzien, en dat hij in zijn kritiek op Willem van Oranje de grenzen van het betamelijke heeft overschreden. Maar dezelfde eerlijkheid gebiedt ook te erkennen dat

Datheen beter dan de Prins heeft gezien dat van Franse hulp niets goeds te verwachten was. De geschiedenis heeft hem wat dat betreft in het gelijk gesteld.

Ruys, die uit de school van Kuyper komt en dus de scheiding van kerk en staat verdedigde, en voorstander was van een neutrale overheid, staat zeker meer aan de kant van Oranje dan van Datheen. Dat verhindert hem echter niet Datheen te schilderen als een man die volkomen te goeder trouw was en streed voor de eer van God. Misschien kan dat het best worden geïllustreerd met een brief van Datheen uit 1579, waarin hij onder meer schreef:

„Alleen ben ik in ongenade des heeren prinsen van Oranje gekomen, daer ik geen oorsaeck van weet dan dese, dat ik met geheeler herte Godts eere socht te vorderen en 't rijke des antichrist, 't welk door Godts wonderlijke werkinge was uitgeroeit, nooit heb kunnen noch willen helpen of wederom oprechten; daerbenevens, dat ik van herten gesocht hebbe, dat het vaderlandt moght verlost worden, niet alleen van de Spaensche, maer ook van de Fransche en allerlei andere Tirannen" (158).

Ook na 400 jaar is de controverse tussen Datheen en Oranje nog volop aktueel. De verhouding kerk en staat houdt ook vandaag de reformatorische christenen, die dezelfde belijdenis ondershrijven, verdeeld. Als zodanig kan het proefschrift van Ruys nog steeds een bijdrage vormen voor de discussie.

Literatuur en foto's

We moeten in het oog houden dat deze studie reeds in 1919 het licht zag. Dat is nu bijna 70 jaar geleden. De herdruk die thans vóór ons ligt is ongewijzigd, ook wat stijl en spelling betreft. Maar dat is voor de bestudering geen enkel bezwaar.

Het is wèl een goede gedachte geweest van uitgever Den Hertog om aan Prof. Dr. W. van 't Spijker te vragen een „Woord vooraf bij de heruitgave" te schrijven. Deze heeft aan dat verzoek op zijn eigen wijze voldaan, door een korte samenvatting te geven van de veelomvattende arbeid van Datheen en door zijn betekenis te memoreren voor de kerk van de Reformatie.

Toegevoegd is ook een overzicht van de nieuwere literatuur over Datheen, die Ruys in zijn dagen nog niet kende, en een aantal later ontdekte brieven. Bovendien bevat deze herdruk veel foto-materiaal uit de begintijd van de Reformatie.

We mogen de uitgever wel erkentelijk zijn voor dit mooi gebonden boek, dat iedere liefhebber van de vaderlandse kerkgeschiedenis graag in z'n bezit zal willen hebben.

N.a.v.: Dr. Th. Ruys jr Petrus Dathenus. Uitg. Den Hertog, Houten, 1988. 348 pagina's. Prijs ƒ 69, 50.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Standaardwerk over Datheen herdrukt

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's