Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Perkins over de dienaar des Woords

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Perkins over de dienaar des Woords

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

Alle dienaren Gods moeten vaardig en gewillig de wil des Heeren uitvoeren. Ze worden door Perkins opgewekt tot blijmoedigheid en wakkerheid in de bediening waarin ze gesteld zijn. Dienaren moeten niet traag en onwillig zijn. Die gewilligheid moet noodzakelijk voortkomen uit de liefde. Het is de aard van de liefde dat ze ons leert gewillig dienst te doen degene die men liefheeft. De Heere wil gewillig gediend worden en met blijdschap. En ook het volk is daarbij gebaat. Bovendien zullen de predikanten minder op zichzelf betrokken zijn, als ze het volk wat ze dienen liefhebben.

Ze zullen dan met blijmoedigheid en zonder uitstel het werk verrichten. Niet aarzelend, of met tegenzin en al zuchtende. Wanneer ze het blijmoedig en wakker doen, in een wandel met God, hebben ze zegen te verwachten. Wie daarentegen zijn ambt traag en onwillig uitricht, is net als de duivel die wel de wil des Heeren doet, maar zeer tegen zijn wil. En zodanige gehoorzaamheid heeft bepaald geen vergelding te wachten. Is ook niet tot nut voor het volk. Want zoals God de blijmoedige gever liefheeft, zo bemint Hij zonder twijfel ook de blijmoedige werker in de wijngaard.

Gewicht

Nu is het wel duidelijk dat het bekleden van een ambt iets is wat bepaald niet eenvoudig is. De dienst van het Woord is geen gemakkelijke opgave, integendeel. De zwaarte, het gewicht van het ambt kan klemmen. Te staan in Gods tegenwoordigheid. In te gaan in het heilige der heiligen. Te treden tussen God en Zijn volk. Een uitlegger te zijn van de eeuwigdurende wet van het Oude Verbond en de eeuwig blijde tijding van het Nieuwe Verbond. Te staan in de binnenzaal en het ambt van Christus te dragen. De last en de zorg voor de zielen op zich te nemen. Dat is een last voor hen die de Heere dienen in het ambt, die met eerbied naderen en die niet zo maar intreden. Paulus riep het al uit: 'Wie is tot deze dingen bekwaam? "

En als Paulus dat al zegt, is het dan

vreemd dat velen zeggen: 'Ik ben niet bekwaam? ' En die daarom hun hals niet buigen onder dit juk van Christus, maar zich onttrekken? Dat ze hun handen aan deze ploeg niet slaan net zo lang tot God Zelf ze daartoe dringt. Het gewicht van het ambt komt ook nog hierin uit, dat de ambtsdrager door de duivel wordt gehaat. Hij let heel nauwkeurig op hem. Hij is erop uit het ambt in een kwalijk daglicht te stellen. Hij port daartoe ook mensen aan. Mensen, goddeloos en werelds, die niet aan hun verdorvenheid ontdekt willen worden. Mensen die niet geraakt willen worden in hun eigendunk en eigengerechtigheid. Niet geraakt willen worden op die heel gevoelige plaats van het eigen lieve ik. Hij wil een sluimering en diepe slaap over hen brengen. Om voort te gaan en te volharden in een zoetgevooisde rust van vrede, vrede en geen gevaar. Wie dan de bazuin van het Evangelie aan de mond zet en juist op dat punt een ferme dissonant laat horen, kan rekenen op verzet. De dienaren moeten er mee rekenen, het is bepaald niet iets vreemds. Het Evangelie is niet naar de mens. Maar het kan soms zwaar drukken.

Trouwens, de dienaren zullen het ook uit eigen leven verstaan. Zij moesten immers ook ontdekt worden aan de zonde. En ingewonnen voor de Heere en Zijn dienst. En in hun harten was daar ook het verzet. Totdat de Heere hen te sterk werd.

Het kan niet anders of de dienaren gaan in het spoor van hun goede Meester. Er is de haat tegen de Heere en tegen Zijn Gezalfde. Tegen die God, Wiens gezanten de dienaren van het Woord zijn. Er is de haat tegen de (prediking van) de wet en tegen de (boodschap van) het Evangelie. Wanneer er maar smaad geworpen kan worden op het ambt, zal het ook gebeuren. Men zal het niet nalaten. Maar godzalige dienaren laten zich daardoor niet ontmoedigen. Wel zullen zij zich verootmoedigen. Temeer daar zij weet hebben van het dagelijks struikelen in velen.

Daarom zal een godvruchtig dienaar een man zijn van veel en aanhoudend gebed. Een man, die weet heeft van zijn eigen zwakheden. Een man die dagelijks weerkeert tot de Heere, in berouw over zijn zonden en met oprechte schuldbelijdenis, om volstandig voort te gaan in Zijn wegen. Immers 'God pleegt niemand enige gunst te verlenen dan aan hen die in ootmoed en nederigheid belijden dat zij helemaal op Gods gaven zijn aangewezen'. Een man ook, die er op toe zal hebben te zien dat hij toeneemt in ware heiligheid. Een man, die wandelt met God. Met Hem spreekt. Hem aanroept. Bij Hem komt in Zijn Woord en sacramenten en die op de jongste dag zal staan met vertrouwen voor de troon van Zijn heerlijkheid.

Bijzondere zorg

Maar de hemelse Zender vertroost hen. Dat doet God met al Zijn kinderen, dus ook met Zijn dienaren. Hij staat ze bij. Hij laat ze niet aan hun lot over. Hij bewijst ze Zijn genade, om de smaadheid van Christus te dragen. Ze hebben zichzelf te verloochenen. En hun kruis vrolijk te dragen. In het diepe besef dat God Zelf juist met het oog op de zwaarte van het ambt een hele bijzondere zorg voor hen aan de dag legt. Perkins wijst daarbij onder meer op de dienst van engelen. De engelen zijn Gods heerlijke lijfwachten. Ze staan gedurig om de troon van Gods heerlijkheid en letten op Zijn wenk en wil. Die wil moet geschieden, zowel in de hemel als op de aarde. Ze zijn door Gods genadige beschikking de hoeders van Zijn kinderen. Het zijn de gedienstige geesten, uitgezonden met een last ten gunste van de uitverkorenen. Tot hun hulp en dienst. Tot hun bescherming en troostrijke bijstand. De Heere heeft Zijn engelen die last gegeven. Om ze te bewraren in al hun wegen. De engelen zelf zijn gewillig allerlei dienst aan de kerk te bewijzen.

Daar het nu zo is ten aanzien van de kinderen van God in het algemeen, hebben ze ongetwijfeld een bijzondere last over alle trouwe en godzalige dienaren. Vaardig als ze zijn in die dienst. En dat om twee redenen. Ze zijn hun mede-arbeiders. Zowel de engelen als de goede dienaren worden beide genoemd Gods ambassadeurs of Gods dienaren. En ook omdat het ambt van de dienaren is zondaren te bekeren en te behouden. Dat is een werk waarin (naast de heerlijkmaking van de Naam van God en de uitvoering van Zijn wil) de engelen zich uitermate verblijden. Is het toch dat zij zijn uitgezonden ten goede van hen die zalig worden, hoeveel te meer zullen zij gewillig zijn om diegenen die oorzaken van het behoud van anderen zijn, te beschermen en te bewaken?

En als het nu zo is, en het is zo, dat de engelen zich verheugen over de bekering van een zondaar, zo hebben zij 'gewis hem wel lief, door wie de zondaar bekeerd wordt.' Dat nu is een zaak van groot nut voor alle oprechte dienaren des Woords. Ze mogen hieruit leren tevreden te zijn in hun ambt. Op welke plaats ze ook gesteld zijn. Wat ze ook moeten meemaken. Wat ze ook tegen zich krijgen. Hoewel geen 'beroeping' meer kwellingen heeft, zo is er ook geen waarin zoveel vertroosting wordt ontvangen. En hoewel er geen 'beroeping' is die meer versmaad wordt door de mensen (vroom of onvroom), zo is er nochtans geen die meer geëerd is door de heilige engelen. Ze zijn ongetwijfeld altijd tegenwoordig. Zowel bij alle heilige oefeningen en wettige daden, als in het bijzonder in de openbare eredienst, die door de predikanten moet worden verricht. Zij zijn ook getuigen van de arbeid, de ijver en de trouw van de predikanten. Ze geven ook dikwijls lichamelijke kracht, bijstand en vertroosting in de moeiten die over hen komen en wanneer de moedeloosheid hun bekruipt. Toen Elia onder de jeneverboom lag, roerde hem een en andermaal een engel aan. Die dienst van de engelen geeft moed tegen de versmaadheid, alsook tegen de gevaren van het ambt.

'Wat zal het hun schaden, wanneer ze de mensen, ja de machtigen van deze wereld tegen hebben, als ze de engelen Gods mee hebben? ' Godzalige predikanten hebben veel vijanden, maar als ze konden zien met de ogen van het geloof, ze zouden met Elisa bekennen: 'Die bij ons zijn, zijn meer dan die bij hen zijn'.

Wanneer dan de dienaren de engelen Gods willen verblijden en hen stof tot vreugde willen toebrengen, moeten zij zich boven en voor alle andere dingen toeleggen op de bekering van zielen. Dat gaat boven alle eigen roem, leeftocht of behagen van mensen. Ze hebben er naar te staan zo te leren en in alle andere handelingen zo trouw te zijn, dat de engelen het mogen zien en daar getuigen van zijn.

IJver

't Laat zich verstaan dat 'n man als Perkins veelvuldig die wekroep heeft laten klinken, om ijverig en trouw te zijn.. Verbazingwekkend is het hoeveel werk hij heeft verricht in maar weinig jaren. Denk slechts aan de hoeveelheid gedrukte werken die van zijn hand zijn verschenen en aan het feit dat. de man slechts 44 jaar oud geworden is. Dus heeft hij wel enig recht van spreken. De dienaren worden dan ook telkens aangespoord dat ze trouw moeten zijn in hun werk en dat ze hun werk ook grondig en goed moeten verrichten. De ijver van de leraren moet voortkomen, niet uit vleseliike bewegingen, maar van Gods Geest. De Geest des Heeren zet ze aan. Dat geldt ook met betrekking tot hun studie. Onkunde is een groot kwaad. Onder de kansel, maar zeker ook erop. Dat heeft grote gevolgen. Trouwe dienaars hebben hun volk te leren. Wat betreft het zo nodige weten. De leraars moeten weten hoe ze de rechte middelen moeten gebruiken. Hoe ze zielen moeten leiden en bedroefde gewetens moeten troosten. Hoe ze zondaren hebben te trekken in het licht van Gods majesteit en heiligheid. Zodat men het afzichtelijke van de zonde en de zondigheid erkent en belijdt. Dat de zondaar zich verootmoedigt en dat hem bijgebracht wordt de vergeving van de zonden door Jezus Christus. Daaraan arbeiden om dat gekwelde geweten op goede gronden te verzekeren van het heil door Hem bereid. Deze dienst, deze verkondiging, dit middel heeft God ingesteld en gebruikt God Zelf ook. Om zondaren te trekken uit de duisternis tot het licht en te bekeren van de macht van Satan tot Hem.

Daarom is geen 'kerkedienaar' geschikt tot die heilige plichten van de dienst, tenzij hijzelf deze dingen verstaat. Oprecht berouw heeft van zijn zonden en vergeving ontvangen heeft door Christus' offer eenmaal aan het kruis geschied. Hem te verkondigen en op Hem te wijzen als op de enige grond en het fundament van onze zaligheid. Een waarachtig dienaar zal dan ook boven alles arbeiden om tot deze geschiktheid te komen. Hij zal toch ongetwijfeld met meer macht de vergeving der zonden aan anderen verkondigen, als God aan zijn eigen geweten de vergeving der zonden toegepast heeft.

Daar heeft hij dan naar te staan. Zo zal hij die ijverig, gewillig is, met een volvaardig gemoed dienen. Al zullen ze zonder uitzondering beseffen, zelfs de beste, slechts onnutte dienstknechten te zijn. En beseffen dat ze ver beneden de engelen in waardigheid zijn. Niettemin, zullen trouwe leraars troost in en zegen op hun arbeid hebben.

M.

KtK.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Perkins over de dienaar des Woords

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's