Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de kansel

Er kwam onlangs een themanummer uit van het blad 'Kerk en Theologie' (uitg. Boekencentrum, 39e jrg no. 4) dat handelt over de prediking. Het is met name bedoeld voor hen die het schone handvak zelf mogen beoefenen. Er staat genoeg in te lezen dat onze instemming met moeite of in het geheel niet kan krijgen. Maar je hoeft niet altijd te lezen waar je het mee eens bent. Het kan prikkelen en stimuleren eens te horen hoe anderen in de kerk over de prediking denken. Ik licht uit dit boeiende nummer twee fragmenten. En ik begin achterin het nummer. Dr. A. A. Spijkerboer verzorgt in elke aflevering een deel van de kroniek. Een deel daarvan krijgt in dit themanummer de titel die we hierboven al neerschreven: Op de kansel. We citeren dr.

Spijkerboer: „Lees nu eens een preek die Barth in de laatste jaren van zijn leven in de gevangenis in Bazel gehouden heeft: wat zit het allemaal goed in elkaar, wat is het allemaal eenvoudig en helder, en je kunt zo'n preek lezen en herlezen zonder dat hij je ook maar één ogenblik gaat vervelen. Zo zou ik ook wel willen preken, maar ik ben Barth niet, en toch moet ik iedere zondag het trapje naar de kansel op. Lees nu eens een preek van Jüngel: hij laat zijn preek regeren door de perikoop waar hij mee bezig is, Luther doet ook altijd mee in zijn preken, en omdat hij zo goed weet wat er in de wereld gebeurt, geeft hij je zoveel moed. Zo zou ik ook wel willen preken, maar ik ben Jüngel niet, en toch moet ik iedere zondag het trapje naar de kansel op. Lees nu eens een preek van... enzovoort!

Als je maar beperkte gaven hebt, en als je toch iedere zondag moet preken, wat kun je dan, en wat moet je dan? Je kunt van grote voorgangers natuurlijk een hoop leren, maar je zult toch in de eerste plaats je zelf moeten zijn, en je zelf moeten willen zijn. Het zou wel leuk zijn als je Barth, of Jüngel, of wie dan ook was, maar je bent je zelf, en omdat ook jij geroepen bent het evangelie te dienen, mag je ook jezelf zijn.

Toen ik predikant werd dacht ik dat je op de kansel als een postbode van God moest fungeren: je had vanuit de Bijbel een boodschap te brengen, en dat moest je zo objectief mogelijk doen. Zoals het voor de ontvangers van brieven er niets toe doet of de postbode jarig is of kiespijn heeft, zo doet mijn persoon ook niets toe aan, of af van, wat ik op de kansel te zeggen heb. Ik vind dat nog steeds geen slecht uitgangspunt: de mensen komen niet in de kerk om te horen wat ik allemaal geloof of niet geloof, wat ik dan weer allemaal beleefd heb, of wat ik van de wereldpolitiek vind. Maar kun je jezelf uitschakelen, en is het de bedoeling dat je jezelf uitschakelt?

Ik denk dat het in de eerste plaats niet kan. Ik moet opbiechten dat ik nooit preek over een perikoop die mij niets zegt. Nu komt het niet vaak voor dat een perikoop mij niets zegt, want het is waar wat Luther zei: de Bijbel is een pruimenboom: je schudt er nooit aan zonder dat er een paar naar beneden komen, maar het komt toch ook wel eens een keer voor dat er ondanks flink schudden geen één naar beneden komt. Je maakt wel eens mee dat er in een preek exegetische bijzonderheden worden opgedist: interessant als je daar belangstelling voor hebt, maar het raakt je eigen leven niet. Ik preek alleen over perikopen waardoor ik me geraakt voel. Het komt bijna nooit voor dat een perikoop mij niets te zeggen heeft, en de ene zegt je ook meer dan de andere,

maar als ik niet tenminste wat ik voor mijn eigen leven gehoord heb aan de gemeente door kan geven, kan ik niet preken.

Als ik alleen kan preken over perikopen die mij niets te zeggen hebben, dan kan ik postbode willen zijn zoveel ik wil, maar dan zit ik zelf al helemaal in mijn preek. Daar helpt geen lieve-moederen aan! Je moet dan niet doen alsof dat niet zo is!

Ik denk dat het in de tweede plaats niet de bedoeling is dat je alleen maar als postbode fungeert. Als je naar dat ideaal blijft streven krijgen je preken iets saais en angstvalligs. Mijn vader werd als kind met zijn broers ieder jaar door een goede man uitgenodigd om aardbeien te komen eten. De man was zo bezorgd voor de gezondheid van zijn jeugdige gasten dat hij zich er luidkeels op beroemde dat hij zijn aardbeien dertig keer had gewassen. Er zat dan ook geen vuiltje aan, maar ze smaakten alleen nog naar water. Ik ben bang dat het net zo gaat met je preken als je alleen maar postbode wilt zijn.

Ik sta op de kansel, en ik moet het zeggen! Is het niet om er bij door de grond te gaan? Want de mensen komen toch niet voor... enzovoort! Nee, daar komen ze ook niet voor, ze komen om iets over God en hun eigen leven te horen, en dat moet jij zeggen. Het enige antwoord dat ik op deze vraag kan vinden is dat alles ervan afhangt hoe je zelf tegenover God staat: ken je je plaats tegenover God, en vraag je Hem ook wel eens of je een echte dienaar van zijn Woord mag wezen? Als je dit uit vragen bestaande antwoord niet uit het oog verliest zou ik zeggen: dan maar de mouwen opgestroopt en het trapje naar de kansel op, en daar zeggen wat je op je hart hebt!

Ja, je hebt temperament, met heftige uitschieters of heel gelijkmatig, je praat evoj cerend zodat je bij de gemeente allerlei oproept zonder daar verder op in te gaan, of je bent een fret die analyseert tot hij de kern te pakken heeft, je hebt historische of je hebt literaire belangstelling, je bent bezig met wat zich in de maatschappij afspeelt, of je bent bezig met wat er in de ziel van de enkeling gebeurt — het mag allemaal, mits je maar onder de tucht van het evangelie bent en blijft. Berkelbach van der Sprenkel zei eens: 'Alleen wat je met enthousiasme doet gaat vooruit', en ik heb de waarheid van zijn woorden altijd bevestigd gezien. Ik denk dat iets dergelijks van de preek geldt: alleen als je jezelf durft te geven komt de gemeente in beweging.

Er zijn natuurlijk wel valkuilen! De eerste is die van het exegetische hoogstandje. Je bent met een tekst bezig geweest, je hebt zitten exegetiseren, en nog eens zitten exegetiseren, en toen je nog even een ommetje maakte werd je duidelijk dat er eigenlijk iets anders stond dan wat iedereen tot dusverre had gedacht! Dat zul je de gemeente eens goed duidelijk maken! Het is niet onmogelijk dat de apostelen en profeten instemmend zitten te knikken bij wat je dan staat te beweren, maar je doet er ook goed aan je de uitspraak van Isaac van Dijk voor de geest te halen: 'Als je iets zegt dat nog nooit vóór jou is gezegd heb je een goede kans iets te zeggen dat ook na jou nooit meer gezegd zal worden.'

De tweede valkuil is die van de theologische top-formulering. Je hebt veel in Noordmans zitten lezen, en je bent getroffen door zijn manier van zeggen, nu zit je voor jezelf te denken en je komt tot dergelijke formuleringen. Nog even kijken of alles wel goed is, ja zo is het, het is prachtig! Je schiet op de kansel je vuurpijl af, maar ach, hij sist even en komt tussen de banken terecht zonder dat iemand iets merkt. Na de dienst blijkt zelfs je vrouw niet gemerkt te hebben dat je iets héél bij-

zonders zei. Jammer, jammer, maar ja, je wilde dan ook eigenlijk hoger vliegen dan ie kon, en je hebt je verdiende loon gekregen.

De derde valkuil is die van de vaste formuleringen. Moet er in iedere preek iets gezegd worden over zonde en genade, of over ellende, verlossing en dankbaarheid? Het moet al heel raar lopen als er in een preek niets over deze dingen te horen is, maar je maakt het jezelf te gemakkelijk als je meteen naar deze woorden grijpt, Als je je woordenboek goed gebruikt en streng bent voor jezelf, kun je formuleringen vermijden die als een cliché gaan klinken. Doe je dat niet, dan loop je het risico dat de gemeente tevreden naar huis gaat omdat ze de bekende klanken heeft gehoord, terwijl ze eigenlijk niets gehoord heeft." Tot zover dr. Spijkerboer.

Slot

Wat predikanten betreft in de Gereformeerde gezindte zou je in plaats van Barth en Jüngel eerder de namen Calvijn en I. Kievit invullen en als het om gevaar van nabootsing gaat van een prediker wiens preken we veel lezen, zou je voor sommigen misschien moeten denken aan Smytegelt en voor anderen aan die van de overleden dienaren van het Woord L. Vroegindeweij of W. L. Tukker. Maar verder hebben Spijkerboers woorden ook alles te maken met de prediking zoals die onder ons geschiedt. Missen we niet vaak die bezieling die vonken doet overspringen ook naar onze jongeren? Inderdaad: de bekende klanken. Wat horen we ze graag omdat ze geen pijn doen. We worden toch zo graag bevestigd in ons rechtzinnig gelijk. Het blijft intussen de moeite waard er veel tijd in te steken. Prediking in betoon van geest en kracht vergadert de gemeente Gods in deze ontkerstende samenleving. Prediking waarin het hart wordt geraakt en waarin het leven van alle dag met z'n vele vragen en zorgen aandacht krijgt. Prediking waardoor de mens op de enige grond vastgezet raakt, waarin Hem helder en klaar wordt aangewezen waar hij het heil vinden mag. Er schijnen tegenwoordig onder ons kerkeraden te zijn die in een vacaturetijd prioriteit geven bij het vaststellen van een profiel voor de nieuw te beroepen dominee aan het gegeven: hoeveel bezoeken doet de man per jaar. Hoe zijn prediking inhoudelijk is, is kennelijk van secundair belang. Zonder dat wc het beseffen dringt de economie de kerkeraadskamer binnen. Het management overheerst de geestelijke habitus. Het prestatiegerichte bezig zijn lijkt een gemeente slechts te kunnen redden. Het zal een ernstige vergissing blijken te zijn op den duur. De rennende herder, beter te typeren als herdershond, wordt dodelijk vermoeid. Hij kent de rust van de binnenkamer niet meer. Hij raakt verwijderd van de bronnen en begint te kletsen op de preekstoel. Jongeren en ouderen voelen het aan, raken lusteloos en geesteloos, sommigen haken af of zoeken hun heil elders. Begrijpelijk, de kerk is geen bedrijf waar productiegericht wordt gewerkt.

Ik sluit deze kleine kroniek af met de beginwoorden van het artikel van prof. M. J. G. van der Velden over 'Verhalende prediking': „De vraag hoe er gepreekt moet worden, kan en mag niet tot rust komen. Ze houdt hen die geroepen zijn tot de dienst van de prediking in beweging. Dat is goed. Het laatste wat we moeten wensen is, dat we weten hoe het moet. Bezig blijven met het hoe is inherent aan de preekopdracht: hoe te zeggen wat gezegd moet worden opdat de preek werkt, doorwerkt, mensen raakt, verandert!"

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's