Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vrijsteden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vrijsteden

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)Matthew Henry over de vrijsteden

Deze bekende Bijbelverklaarder tekent in zijn: „Verklaring van het Oude-en Nieuwe-Testament" over de vrijsteden aan: „Door de verbanning van de doodslager uit zijn eigen stad en zijn opsluiting in de vrijstad, waar hij in zeker opzicht een gevangene was, wilde God ons leren een afschuw te hebben van bloedschuld, zeer voorzichtig te zijn met het leven, en altijd bereid te zijn om door

vergissing of verzuim iemands dood te weeg te brengen." „Door de beperking van de tijd der ballingschap van de overtreder tot aan de dood van de hogepriester, werd eer priester moest zó groot een zegen geacht worden voor zijn land, dat als hij stierf, de droefheid over zijn dood, alle andere gevoelens als het ware moesten verzwelgen."

„Daar al de steden Levietensteden waren en de hogepriester het hoofd was van die stam en daardoor een bijzondere heerschappij had over die steden, konden zij die daar opgesloten waren, eigenlijk als zijn gevangenen worden beschouwd en zo was dus zijn dood hun bevrijding. Het was als het ware op zijn verzoek, dat de overtreder opgesloten werd. Dit verviel daarom met zijn dood."

„In de geschiedenis van het Oude-Testament lezen we nooit van iemand die van deze vrijstad gebruik heeft gemaakt, evenmin als van dergelijke inzettingen, waarvan ongetwijfeld toch wel bij de daartoe bestemde gelegenheden, gebruik zal gemaakt zijn. We lezen slechts van de zodanigen, die in gevaarlijke ogenblikken de hoornen van het altaar hebben gevat. (1 Kon. 1 : 50; 2 : 28).

Want het altaar, waar dit ook stond, was als het ware de hoofdvrijstad."

Betekenis voor de Nieuw-Testamentische Gemeente

Hebben bloedwraak en vrijstad nog betekenis voor de Nieuw-Testamentische gemeente van nu? Heeft het ons iets te zeggen over het heilshandelen van God in Jezus Christus? Daar wordt in de theologische wereld verschillend over gedacht. Er zijn theologen die dit betwijfelen of ontkennen.

Bloed wreker en vrijstad als stof voor de prediking

Van twijfel was geen sprake bij die predikanten, die de instelling van de vrijsteden als stof voor de prediking kozen. In die preken werd de geestelijke betekenis van een en ander breedvoerig uiteen gezet en toegepast.

In het kader van deze artikelen, wil ik twee van deze preken met u bezien. De ene is van een Hervormde dominee. Toen deze preek in een bepaalde serie verscheen, stond hij in Ouderkerk a. d. IJssel. De andere preek over de vrijsteden werd gehouden door een Chr. Geref. predikant uit Utrecht-Noord.

De tekst van eerstgenoemde preek was: umeri 35 : 11, 12 en 25. Er boven stond:

„Het Evangelie der vrijsteden."

Na de inzetting en bedoeling van de vrijsteden te hebben uiteengezet, gaat de preek verder:

„Deze Wet der vrijsteden, op Sinaï door de Heere Zelf ingesteld (Ex. 21 : 13; Num. 35; Deut. 19), was van groot maatschappe-

lijk belang voor het volk van Israël. Maar gij gevoelt met mij, deze Wet werpt ook licht op de dingen van Gods eeuwig Koninkrijk, waarvan het Rijk Israëls een type en schaduw was. Wij willen die lichtstralen opvangen, door achtereenvolgens onze aandacht te weiden:

1. Aan de vluchteling, uitbeeldend de aangevochten zondaar bedreigd door de Wrake van Gods Recht;

2. Aan de vlucht naar de vrijstad, tekenend de weg des Behouds;

3. Aan de vluchteling in de Vrijstad, als beeld van de zondaar, toevlucht nemend onder de vleugelen van Jezus Christus.

Onder punt 1: , , In die vluchtende doodslager naar de vrijstad vindt ge de zondaar uitgebeeld, die door Gods Woord, Geest en leiding ontdekt werd aan eigen zonde en het schrikkelijk bederf zijns harten. Die zijn leven en zielsbestaan leerde zien bij het licht van Gods heilig en vlekkeloos Recht. Zulk een ontdekte zondaar kent niet alleen zijn doemwaardigheid, maar hij weet zich bedreigd ook door de Wet van God en Zijn vloek!"

„Gelijk de bloedwreker de doodslager op de hielen zat, zo weet de ontdekte zondaar, dat satan met dood en hel zijn klauwen naar hem uitstrekt. Zulk een zoekt te ontvluchten de toekomende toorn van God."

„Door Gods goedheid zijn er alle eeuwen door gelukkig ook zondaren geweest, die leerden vluchten toen ze zich bedreigd wisten door de wraak van Gods heilig Recht. Die het beseften: niet een tijdelijke, maar een eeuwige dood bedreigt mij. De christen uit Bunyans Christenreize — de stad des verderfs ontvluchtend — doorleefde geestelijk hetzelfde als die doodslager uit onze tekst, vliedend om zijns levens wil."

Onder punt 2: „In de leiding des Heeren met zijn volk Israël schitteren de deugden van Gods Recht en Genade. Zo óók in de wetgeving betreffende de vrijsteden. Gods Gerechtigheid blijkt uit het vaststellen van de bloedwraak, Zijn genade, dat Hij zes vrijsteden liet openen in het Beloofde land. Maar niet minder blinken Gods Recht en Genade in de Nieuw-Testamentische bedeling.

Gods Recht daarin, dat Hij de zondaar geenszins onschuldig houdt. Gods genade schittert in het openen van een vrijstad in den Zoon Zijns welbehagens, Jezus Christus. Gesticht en gegrondvest heeft Hij die eeuwige Vrijstad in Zijn bloed en door woord en daad als boven haar poort geschreven: „Wendt u naar Mij toe en wordt behouden."

„Blijkens Deuteronomium 19 : 3, moesten de wegen, die leidden naar de vrijstad, door Israël steeds in orde gehouden worden, opdat er een gebaande weg zou zijn tot de vrijstad voor den voet des vervolgden. Welnu: hristus in Zijn dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid is niet alleen gesteld als een Vrijstad des behouds voor aangevochten zondaren, maar de Heere baant ook de toeleidende wegen."

„Als de vluchteling in de poort van de vrijstad staat, dan beseft hij, bevend van blijdschap, helder en klaar: die ontkoming is geen vrucht van vlugheid, maar in haar diepste oorzaak eeniglijk te danken aan Gods vrije genade: Hij was het die mij kracht gaf... Hij, die de bloedwreker terug hield... Hij, die de vrijstad stichtte en opende... Hij, die den weg wees, op den weg leidde en de voeten bevleugelde. En zijn ziel spreekt in aanbidding: „Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen."

Onder punt 3: „In Israëls vrijsteden was alleen veiligheid voor onschuldigen, die zonder opzet doodslag hadden begaan. Bleek in de vergadering, dat er werkelijk boos opzet in het spel was geweest, dan gaf hem zijn vluchten in de vrijstad niets, hij werd gedood. Maar in Jezus Christus is een Vrijstad en Hoogepriester, die met zijn dood verzoening en veiligheid bracht voor een schuldig volk. Boven de poort dezer vrijstad staat: „Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren ze rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol." In deze Vrijstad is toevlucht voor moordenaars, hoeren, tollenaars en die als Paulus geloven, dat zij de grootste der zondaren zijn."

„Buiten de vrijstad van Israël dreigde de dood, zoolang de hoogepriester leefde. Waagde een ontkomene zich vóór diens dood buiten de grenzen der stad, dan had de bloedwreker het recht hem te dooden. Hierin werd blijkbaar heengewezen naar den eenigen Hoogepriester Jezus Christus, door Wiens Zoenbloed de schuld zijns volks zou betaald en verzoening teweeg gebracht worden."

„Bij de wetgeving der vrijsteden was blijkbaar het sterven van de hoogepriester een zaak van het hoogste gewicht. Het wees heen op het verzoenend lijden en sterven van den Heere Jezus."

„Kent gij bij ondervinding: Rechtvaardiging der zondaars in het Bloed des Middellaars door het geloof, genoten in de Vrijstad? Voor den oprecht schuldverslagene is hier een rijk Evangelie; Een Vrijstad in Jezus Christus voor doodschuldigen! En meer: die Vrijstad is niet ver af, zoals soms onder Israël. Neen, Jezus Christus, die de Vrijstad is, kwam en komt nog, ook in deze prediking zich aanbieden aan schuldigen, die belijden: ik heb de dood verdiend. Hij wil uw Profeet zijn, om u te onderwijzen van den weg. Als

Hoogepriester wil Hij Verzoener en Voorbidder zijn. Hij weet ook, dat ge in uzelf niets kunt en zijt. Laat deze Koning u dan kracht geven... u leiden tot... en beschermen in de Vrijstad Zijner kruisverdiensten." „En dit zij uw troost: Jeruzalem dat boven is, leeft in vrijheid. Ontheven aan alle macht der zonde en des doods, zult ook gij daar eenmaal van die eeuwige vrijheid genieten. Amen."

U ziet... een preek zoals wij ze in onze kringen graag horen. Ontdekkend, maar ook vertroostend. Heil aanbiedend en oproepend om de toevlucht te nemen bij de Heere Jezus Christus. Een uitstallen van de rijkdom van Gods genade in de Verlosser en Zaligmaker. Dat geldt ook van de preek die de chr. geref. predikant hield in zijn toenmalige standplaats Utrecht-Noord. Ze was bedoeld als voorbereiding op de viering van het Heilig Avondmaal. In dit geval was de tekst: ozua 20 : 1—3. Boven de preek staat: e vrijstad. Gelet wordt op:

1. De noodzakelijkheid van - 2. De weg naar - 3. De bescherming in de vrijstad.

Ook uit deze preek wat uitvoerige citaten: „De wet van de vrijsteden is een tuchtmeester, een opvoeder, tot Christus. Het gold hier een onaantastbaar recht der bloedwraak op doodslagers en is dit geen beeld van het strenge recht Gods over de zonde? Of... ziin wij allen geen doodslagers? Wij zijn van nature geneigd God en de naaste te haten! Hoeveel bloed is er al niet vergoten? Zou God dat niet wreken? "

„De bloedwreker was de nabestaande, de Losser, de Goêl! Welnu is de mens niet van Gods geslacht? Zo is God dan Zelf de geduchte Bloedwreker! Daar is één verschil: een doodslager was soms niet moedwillig, maar ach, wij zondigen niet onwetend of onvoorzien, wij zijn niet te verontschuldigen. God haat en straft de zonde."

„Waar kunnen wij deze Wreker ontvlieden? Slechts één plaats is er, waar wij voor de wrake veilig zijn. Het is de Vrijstad van Christus Borgwerk."

„De bloedwraak zegt: zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving. Welnu: Gods eigen Zoon werd onze nabestaande, vlees van ons vlees. Hij liet zich door de Bloedwreker doden. En wie nu door het geloof Zijn nabestaande werd, is door Zijn dood met de Bloedwreker verzoend."

„Christus is de Vrijstad, uitgeleid naar buiten, om daar als een doodslager tussen twee moordenaren te worden gestraft. De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem... En zó werd Hij de ware Vrijstad. En hierin overtreft Hij al de vrijsteden, dat zelfs moedwillige zondaars bij Hem veilig zijn."

„O, welk een macht is 's Heeren liefde! O, welk een eeuwig Evangelie!"

„Zoals er alleen in de vrijstad verberging was voor de bloedwraak, zó is er slechts in Christus verberging voor Gods toorn."

„Welk een barmhartigheid des Heeren... óók voor ons! Merk op! Er waren eerst drie vrijsteden, daarna zes. Mèt het brandofferaltaar ten laatste zeven plaatsen van toevlucht. Hoe groter gebied, hoe meer vrijsteden, hoe meer wegen. Vroeger heerste hier de nacht van het heidendom of de schemer van het bijgeloof, nu schier overal wegen met handwijzers, die zeggen dat de vrijstad Christus er is!"

„De steden „lagen naar hen toe"; welnu, ligt de Vrijstad Christus ook niet naar ons toe? Overal kunnen wij tot Hem de toevlucht nemen."

„Het is geen lange weg, geen zware weg, geen kromme weg, ook geen onvindbare weg. De Heere heeft geen doolhof voor de poort aangelegd. O, neen! Eén zucht om genade en de ziel staat voor de poort. O, gelooft dit heil-en troostrijk woord!"

„Christus, de ware Vrijstad, doet Zijn woord gestand: wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen!"

„Als wij dan weten, dat er een Vrijstad is en daarbij de weg weten, wat rest ons dan ons te haasten om onzes levenswil? Wat dunkt u van de doodslager, die wist dat er zowel bloedwraak als een vrijstad bestond, en die maar rustig bleef waar hij was? Gij zoudt zeggen: hij gelooft niet aan zijn schuld, aan de straf, noch aan de behoudenis! En terecht, want het geloof blijkt uit te werken! Maar wat dan te zeggen van de mens, die hoort dat hij zondaar is, dat God rechtvaardig is, dat Jezus een Vrijstad is en nochtans niet tot die Heiland vlucht om genade? Hier is in alle manier ongeloof: óf aan eigen schuld, óf aan Gods recht, óf aan Christus! Is niet elke prediking een handwijzer naar Christus: Miklath (Toevlucht)? "

„Gelooft die dan ook in Christus, die nog niet durft zeggen in Hem te zijn geborgen, maar die tot Hem vlucht? O, ja, want tot Hem vluchten is in Hem geloven!"

„De doodslager in de poort was voorlopig vrij! Aanvankelijk verlost te zijn, wat is dat reeds heerlijk!"

„De namen der vrijsteden spellen er ons iets van.

In Galilea: Kedes: Veiligheid. In Samaria: Sichem: Zekerheid. In Judea: Hebron: Gemeenschap. In de woestijn: Bezer, Burcht of Toren. In Gilead: Ramoth: Hoogte. In Basan: Golan: Blijdschap.

0.a.d.IJ.

B. B.

En waren de vier hoornen van het Brandaltaar geen symbool van kracht? Wat prediken deze namen de weldaden van de Heere Jezus Christus!"

„Als de Hogepriester stierf was de „bloedwraakplicht" vervallen. Waarom? Omdat de zalfolie op de Priester was! Dan was de doodslager vrij om uit te gaan naar 's Vaders erfdeel en met de zijnen neer te zitten onder zijn wijnstok en vijgeboom, straks met de scharen op te gaan naar Gods altaren...

Door de dood van de gezalfde Priester kon de vroeger gejaagde vrij verschijnen voor de Heere in Sion. Maar dat is ook de sprake van brood en wijn bij het Heilig Avondmaal. Christus heeft Zich door de Geest Gode onstraffelijk geofferd en langs die verse en levende weg hebben de Zijnen een vrije toegang tot de troon der genade. Ja, wij hebben allerlei vertroosting in Zijn wonden."

„Wie had bate bij het sterven des Hogepriesters? Die voor de bloedwreker zich schuil hielden in spelonken en wouden? Immers neen! Daar hoorde hij niets van de dood van de Hogepriester, en liep rond voor eigen rekening. In de vrijstad, däär werd die dood verkondigd, däär kreeg men zijn volle recht weer terug! Welaan dan, bedrukten, niet langer schuiling gezocht in bossen en spelonken van eigen deugd en zielsgestalten. De ware zielsgestalte is van eigen gestalte af te zien op de gestalte van de gestorven en opgestane Christus!

Deze Priester is dood geweest en zie, Hij leeft in alle eeuwigheid om voor de Zijnen te bidden. Door Hem moogt gij opgaan naar Gods altaren om op te offeren een offerande des lofs. Christus is alles en in allen!

Vrijstad en Priester vinden in Hem hun heerlijke vervulling! Dat zal straks wat zijn: vrij van schuld, vrij van angst, vrij van het oordeel, vrij van de vloek! Leven door Christus' sterven; dat is onverdiende zaligheid! Hij is waardig te ontvangen de lof, de eer, de dankzegging en de aanbidding, voor Zijn troon en óók reeds hier beneden. Amen." K. G. v. Sm. Utrecht-Noord. (Wordt vervolgd)

B.

H. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De vrijsteden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's