Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kleine Kroniek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kleine Kroniek

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De marmotten van ds. Den Boer

In „Koers" van 13 oktober stond in de rubriek Koersnoteringen een gesprek met ds. C. den Boer over zijn medewerking aan een uitgave van Zoeklicht. Intussen

heeft ds. Exalto op de opmerkingen van ds. Den Boer gereageerd in het RD van 19 oktober. Ik laat u, voorzover u nog geen abonné bent van „Koers" en het dus al gelezen hebt, het gesprek in z'n geheel lezen. Of je nu slaapt met je ogen open of dicht, bijbels is het dat we zullen waken en letten op de tekenen der tijden. Tot die tekenen hoort ook het volk Israël en alles wat er met dat volk der Joden gebeurt. Het gesprek van „Koers" met ds. Den Boer geven we hier nu weer:

„Hebben wij weer een nieuwe trend ontdekt? Is er enige toenadering tussen het Zoeklicht, opgericht door Johannes de Heer en de Gereformeerde Bond?

We kwamen op deze gedachte, toen wij tot onze verbazing in het laatste nummer van het Zoeklicht een artikel tegenkwamen van de hand van ds. C. den Boer, jarenlang studiesecretaris van de Gereformeerde Bond en tegenwoordig druk met de Theologische Hogeschool van diezelfde Bond. Dat gegeven combineerden wij met het feit dat op de laatste Zoeklichttoogdag ds. P. Vermaat één van de sprekers was. Ook van de Gereformeerde Bond.

In het laatste nummer van het Zoeklicht spreekt voorzitter H. H. Blok de hoop uit dat ds. C. den Boer in de toekomst nog veel voor het Zoeklicht zal schrijven.

Reden genoeg om ds. Den Boer te bellen. „Nou, vaste medewerker, dat is het niet helemaal. De heer Blok is bij mij geweest met de vraag of ik eens een artikel voor het Zoeklicht wilde schrijven en dat heb ik graag gedaan. Alleen al vanwege de tijd zal ik dat niet elke keer kunnen doen. Maar ik vind het heel positief dat ik uitgenodigd werd om voor het Zoeklicht te schrijven. Ik kreeg ook de indruk uit het gesprek dat ik met de heer Blok had, dat men niet zo heel strak meer op de chiliastische lijn wil zitten. Men is wat gematigder geworden met het strak invullen van allerlei profetieën. Ik moet zeggen dat die openheid van de heer Blok mij zeer verrast heeft."

U heeft geen moeite om voor het Zoeklicht te schrijven?

„O nee, in het geheel niet. Tussen evangelischen en mensen uit de reformatorische kerken liggen allerlei dwarsverbindingen. We staan soms veel dichter bij elkaar dan we denken. En ere wie ere toekomst, Johan de Heer heeft toch maar zicht gekregen op Israël, toen de kerk nog als zeven marmotten sliep."

Uit uw artikel in het Zoeklicht begrijp ik dat u sterk leeft vanuit het idee dat we in de laatste dagen leven?

„We zitten tegen de laatste dag van de wereldgeschiedenis aan, dat geloof ik vast. Nu is het zo, dat men binnen het Zoeklicht die laatste dagen wel eens wat al te rap geduid heeft. Aan de andere kant hebben die broeders vaak noties aangedragen, die we in de kerk pijnlijk gemist hebben."

Wat u betreft mogen de dwarsverbin-

dingen nog wat hechter worden? „Ja, heel graag. Dat is ook het mooie van organisaties als de EH en de EO, dat reformatorischen en evangelischen elkaar ontmoeten. En dat moet met alle kracht worden voortgezet, want ik zei al dat we dichter bij elkaar staan dan we denken. Maar u moet nog één ding opschrijven: ik ben de Gereformeerde Bond niet, dus ik heb alleen voor mijzelf gesproken. Of er dus in de praktijk een toenadering is tussen de Gereformeerde Bond en het Zoeklicht, die vraag is niet aan mij om die te beantwoorden. Maar ik heb wel duidelijk mijn mening."

Tot zover ons eerste citaat uit „Koers".

U bent toch Schutte?

We geven nog een tweede citaat uit dezelfde uitgave van „Koers" en daarin laten we ir. J. van der Graaf aan het woord die elke veertien dagen een column schrijft onder de titel „Oogluikertje", dit keer onder het opschrift Daaaaag! Leest u maar mee:

„U hebt natuurlijk nooit die afschuwelijke ervaring. Maar van tijd tot tijd overkomt het mij, dat ik ze in de verte al zie aankomen of zie zitten: bekenden van vroeger of later tijd; maar met geen mogelijkheid wil me meer de naam of zelfs maar de plaats van herkomst te binnen schieten. Wat doe je dan? Je kunt natuurlijk lang handen schudden en overtuigend daaaag zeggen, liefst met drie buigingen in de stem. Alvorens nog wat gezegd is door de tegenpartij, voeg je eraan toe: hoe lang is dat al weer geleden zeg, dat we elkaar hebben ontmoet? In het gunstigste geval antwoordt dan de tegenpartij, dat het daar en da& r en tóén en tóén was. En dan kan er wel eens een vonk van herkenning overspringen, een soort pang-effect, waardoor de naam opeens weer te binnen schiet.

Er zijn echter ook andere ervaringen. Goede vrienden ontmoetten tijdens hun vakantie twee plaatsgenoten, bepaald niet onbekend. Ze nodigden hen op de koffiena-de-kerk. Maar met de beste wil van de wereld wisten ze zich de namen van het echtpaar niet meer te binnen te brengen. Een uur lang werd de pantomime volgehouden, afgesloten met het onvermijdelijke daaaag bij het vertrek.

Wat is dat toch, die kiekeboe-erij? Puur menselijke trots toch? Een mens wil niet weten zo'n slecht geheugen te hebben. En de tegenpartij vindt het toch de natuurlijkste zaak van de wereld dat „ik" (koning in mijn woning) bij naam bekend ben bij allen, die mij ooit hebben ontmoet? Soms prikt iemand door al het daaaag-gedoe heen en vraagt: weet u dan nog wie ik ben? En vervolgens wordt het koord steeds nauwer aangetrokken. Tot-

dat tenslotte de bodem uit de mand valt.

Een persoonlijke ervaring mag ik de lieve lezer niet onthouden. Ik moet in mijn ijdelheid toegeven, dat ik soms word herkend door mensen, die ik niet ken. Men gelove mij echter als ik beweer dat ik daarom soms oorden van retraite opzoek waar ik geen , , bonder" tegenkom. Maar niets is vanzelfsprekend. Recent sprak ik op een jongerenbijeenkomst van een niet nader te omschrijven politieke partij, een partij die overigens de oudste christelijke papieren heeft. Men had mij niet gevraagd van welke partij ik (lid) was. Ik sprak evenwel een milieu-vriendelijk woord. Wie schetst echter mijn verbazing, dat ik na afloop werd aangesproken door een jongmens, die mij lichtelijk verwijtend zei, dat ik toch wel heel erg goed de schijn had weten op te houden. Desgevraagd voegde hij mij toe het verbazingwekkend te vinden, dat ik als GPV-er onder de jongeren van die niet nader te noemen partij was terechtgekomen en er zelfs gesproken had.

„U bent toch Schutte"? , vroeg hij. Toen nu brak mij de klomp. Dit was de laatste persoonsverwisseling, die ik me kon voorstellen. Maar het kwaad was geschied. U bent toch Schutte! Ik realiseer me best, dat ik er daarna wat schutterig heb bijgestaan.

Van de weeromstuit putte ik echter uit dit voorval nieuwe moed. Ooit heeft de heer Niek van Velzen in deze kolommen een pleidooi gevoerd voor een RSV in de politiek, een Reformatorische Staatkundig Verbond. Zeker weten dat dat er nooit van komen zal, al bedenk ik nu, dat een mens nooit „nooit" moet zeggen. Maar daarvoor zijn de politieke culturen zelfs binnen wat „klein rechts" heet te eigenstandig. Stop nu Douma en (wijlen) du Marchie van Voorthuizen eens in één partij. Laten ze elk dan hun eigen bazuin maar steken. Maar het zou wel een wek daad zijn als Schutte bij de SGP kon binnenlopen en men hem zou vragen: maar u bent toch Van der Vlies? En als Van der Vlies bij de RPF zou binnenlopen en men zou vragen: maar u bent toch Leerling?

Ik was dus even Schutte. Om dat te wezen had ik veel fantasie nodig: het staatsrechtelijke geweten van de Tweede Kamer. Ik weet niet of ooit Schutte Van der Graaf was: een vrijgemaakte bonder.

Twee dominees leken als twee druppels water op elkaar. Als je tegen de één zei: lijkt op ds. X, dan zei hij: ee, ds. X lijkt op mij. Een klein beetje persoonlijke trots hebben we allemaal. We willen niet die ander zijn. Ik wil geen Schutte heten en mijn kinderen zijn mijn kinderen. Maar eigenlijk is voor christenen de naam heel betrekkelijk. Wie overwint krijgt immers een keursteen met een nieuwe naam! (Openb. 3 : 17). Weg Schutte, weg Van der Graaf. Wel samen strijden dus, om samen te overwinnen."

Tot zover twee citaten uit „Koers", een blad onder ons dat uw aandacht verdient.

Dat heb ik met deze twee citaten maar weer eens willen aantonen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Kleine Kroniek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's