Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Israël als waarschuwing

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Israël als waarschuwing

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wolk en zee

In de twee vorige hoofdstukken heeft de apostel de gemeente ernstig gewaarschuwd. De „sterken" dreigden in de strik te vallen van de zelfoverschatting en zo de „zwakken" in de gemeente weg te slepen bij Christus en het geloof in Hem.

Calvijn taxeert de geestelijke situatie in de gemeente aldus: De Corinthiërs waren dartel en roemden als die soldaten die zo lang getrouw gediend hebben dat men ze om hen eer te doen, rust geeft zolang als zij nog leven. Geestelijk de schapen op het droge en nu dreigt er een vorm van geestelijke zelfvoldaanheid te ontstaan waarbij men de gevaren onderschat of niet meer scherp onderkent. Paulus komt dan met klemmende voorbeelden uit de geschiedenis van het volk Gods zoals het eens uit Abraham is gesproten. Hoort u maar: , , En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren en allen door de zee doorgegaan zijn; en allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee".

Onze vaderen. Zo heten de Israëlieten, n.a.v. 1 Corinthe 10 : 1-6 zo heet Abraham de vader van hen die geloven. Vaderen. Israël door Gods hand bevrijd uit het diensthuis en op weg door de woestijn naar Kanaan. De vader is het die hier staat voor het begin, de oorsprong, uit wie anderen voortspruiten. Daar ligt diepe lotsverbondenheid tussen die twee. Zo vader zo zoon. Tussen Israël en de christelijke gemeente ligt een heldere overeenstemming. In Israël weg en werk herkent de christelijke gemeente, ook die van Corinthe, zichzelf.

In de uittocht uit Egypte deelt Israël in Gods verlossend handelen. Zo weten ook de gelovigen in Corinthe van Gods verlossend ingrijpen in hun heidens bestaan. Slaven der zonde, gebondenen in het schema van de wereld zijn ze door Gods genadige hand bevrijd uit die slaafse banden en door Hem in vrijheid gezet.

Daarin is Israël als een vader van hen die in Christus geloven. Ze lijken geestelijk op elkaar, hun leven vertoont verwante trekken. Maar de gelijkenis houdt daarbij niet op.

Ze waren allen onder de wolk en gingen allen door de zee heen. In deze woorden ligt een nadere typering van Israël. Onder de wolk zijn. Het wil zeggen: leven van Gods bescherming. Door de zee heengaan wil zeggen: gered zijn uit dodelijk gevaar. Wolk en zee heten elders in het O.T. tekenen van Gods wonderbare en wonderdadige uitredding en bescherming. „Hij, die God, breidde een wolk uit tot een deksel..." (Ps. 105, 39). „En Hij kliefde de zee en deed hen er door gaan en de wateren deed Hij staan als een hoop" (Ps. 78, 13).

Twee aspecten onderstreept de apostel in ons tekstgedeelte. Om te beginnen dit: alle uitgeleidenen hadden deel aan Gods verlossend handelen. Let u er maar op, hoe vaak Paulus het woordje „allen" herhaalt. Tot vijf keer toe zegt hij: allen onder de wolk. Allen door de zee doorgegaan. Allen in Mozes gedoopt. Allen dezelfde geestelijke spijs gegeten. Allen dezelfde geestelijke drank gedronken. Daar hoorden dus o.a. ook Korach, Dathan en Abiram bij. Allen. Niemand uitgezonderd.

Heel het volk deelde in het heil door God geschonken.

Het volgende is, dat hij wil aangeven dat het „zijn onder de wolk" en het „gaan door de zee" een „tupos" is, een zogeheten voorafbeelding van de doop (Pop). Ook Calvijn geeft dat aan bij zijn uitleg van onze tekst: de vaderen zijn met dezelfde tekenen van de genade versierd als de christelijke gemeente. „Want de sacramenten zijn tekenen waardoor de gemeente Gods bekend wordt". Hij zegt dan verder: Paulus leert dat de wolk die ze in de woestijn voor de hitte der zon bedekte en op de weg geleidde, alsook de doorgang door de zee hun als een doop geweest is.

Wolk en zee vormen met elkaar het element water. De uittocht uit Egypte is mede te typeren met de woorden „doortocht door de zee". In de Psalmen wordt er menigmaal naar verwezen. Gods weg was in de zee, Zijn pad door grote wateren. U

zullen als op Mozes' bee, wanneer uw pad loopt door de zee, geen golven overstromen.

Israël liet zich onder leiding van Mozes in en door dat water heenleiden. Ze lieten er zich als het ware-helemaal in onderdompelen. Zo werd de overkant gehaald, dwars door de wateren als het ware heen waarin God voor Zijn volk een pad baande.

De bevrijding, de vrijheid werd bereikt door water heen, beschermd onder de wolk. Als we al zeiden dat de apostel hierin een voorafbeelding („tupos", typologie) ontdekt, dan kunt u verstaan dat hij daarmee doelt op de doop. En het doopgebeuren was voor de Corintische gemeente het moment geweest waarop hun geestelijke bevrijding zijn beslag kreeg. Toen de christen geworden heidenen in Corinthe zich lieten dopen was dat voor hen als de uitleiding uit Egypte voor Israël. Vandaar de aanduiding , , vaders" voor Israël. Er is geestelijke lotsverbondenheid ontstaan via de christelijke doop die duidt op een zelfde geestelijke gebeurtenis en ervaring. De doop neemt op in het ene Godsvolk op wie de Heere zijn hart en keus heeft gevestigd.

In Mozes gedoopt. Dat wil zeggen: onder de dienst en onder de leiding van Mozes (Calvijn). Ook Mozes is een type en wel van Christus. Middelaar tussen God en Zijn volk. In Mozes gedoopt. Op Mozes' bevel stapten ze op de wateren van de Rode Zee. Ze gaven zich over aan hun door God geschonken leider en voorganger. Zo geven gelovigen zich onvoorwaardelijk over aan Christus. Dat is althans typerend geweest voor de gemeente van Corinthe. Ze lieten zich dopen, ziende op Christus. Ze lieten daarmee hun oude leven achter zich en ontvingen in Christus een nieuw leven.

Spijs en drank

Na de doop volgt nu ook, om zo te zeggen, het avondmaal. , , En allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben en allen dezelfde geestelijke drank gedronken; want zij dronken uit de geestelijke steenrots die volgde; en de steenrots was Christus",

Israël eet in de woestijn manna. Geestelijke spijs, hier geheten. Het was wel echt brood, maar het kwam via God in het legerkamp van Israël. Vandaar de aanduiding en typering van dat brood met het woord „geestelijk". Brood uit de hemel (Johannes 6).

Voorts: geestelijke drank. „Zie, Ik zal aldaar voor uw aangezicht op de rotssteen in Horeb staan en gij zult op de rotssteen slaan, zo zal er water uitgaan, dat het volk drinke". Dus ook weer: gewoon water, bronwater. Maar het wordt „geestelijk" genoemd omdat Gods tegenwoordigheid bewerkt dat de rots geen gewone rots meer is, maar een geestelijke plaats wordt. Door een wonder Gods komt er zo water voor Israël beschikbaar.

Nu staat er iets wonderlijks: Paulus zegt dat die rots met Israël meeging. Ik noem dat wonderlijk omdat we dat nergens met zoveel woorden in het Oude Testament kunnen terugvinden. Er is echter een Joodse legende die verteld dat de rots is meegegaan met Israël. Door die rots mee te nemen, gaf Israël aan in zichtbare vorm dat de Heere bij hen was en met hen mee op trok en dat Hij voortdurend Zijn zorg aan Zijn volk gaf.

En dan weer die gedachte van de „tupos", het typologische: die rots wijst heen naar Christus: en de steenrots was Christus. Je kan het ook zo verstaan dat de apostel zou bedoelen: toen al was Christus onder Zijn volk, toen al trok de Messias met Israël mee. Uit Hem ontvingen ze lafenis voor hun dorst en dank zij Hem kwamen ze niet om in de woestijn (zo b.v. Pop).

En wat wil Paulus daarmee dan aangeven? Wel, dat daarom Israël tot hun „vaderen" dient te worden gerekend omdat al eeuwen tevoren Israël uit Christus werd gevoed.

Al waren dan de tekenen wel anders (manna, water), de be-teken-de zaak was gelijk. Door geestelijke spijs en drank onderhoudt God van oude tijden af Zijn volk. Merkten we eerst een verwijzing naar de doop, hier wordt op het avondmaal gewezen.

Dezelfde heilsgoederen als Israël eertijds heeft ook de christelijke gemeente in haar geheel ontvangen: allen en nog eens allen (5x). Maar is er nu daarom reden tot geestelijke zelfvoldaanheid? Is dat alles genoeg? Nee, want dan volgt het apostolisch vermaan in de toepassing van al deze heilsvoorbeelden.

„Maar in het merendeel van hen heeft God geen welgevallen gehad; want zij zijn in de woestijn terneergeslagen",

Begrijpen we de les? Het is niet genoeg te delen in de heilswerkelij kheid die God via Zijn heilige inzettingen (als b.v. doop en avondmaal) schenkt. Blijven we ook in die genade? Waarom stierven bijna allen van Israël in de woestijn? Omdat ze lust kregen tot het kwade. Ze verhieven zich tegen God. Ze verlieten dientengevolge ook God en kozen eigen wegen uit. Bepalend is niet dat we uiterlijke voorrechten en zegeningen uit Gods hand ontvangen door ons behoren tot de christelijke gemeente.

Het gaat er om dat we ook daadwerkelijk uit de Heere en van Zijn genade leven. Dan kan het zijn zoals hier staat: allen uitgeleid, allen onder de wolk, allen door de zee doorgegaan, allen dezelfde geestelijke spijs en drank genuttigd en toch verloren gegaan. Gedoopt zijn, avondmaal gevierd te hebben, een naam te genieten in de gemeente. Maar de Heere der kerk ziet het hart aan. Hij kent onze heimelijke motieven. Hij is op de hoogte van onze geheime lusten tot het kwade. Het gaat er de Heere om dat we Hem in waarheid en ook naar waarheid dienen.

Calvijn geeft tenslotte aan wat we uit deze woorden voorts kunnen leren. We mogen ons als christelijke gemeente niet enige waardigheid of uitnemendheid boven Israël toeschrijven. Integendeel, we zullen in ootmoed en vreze wandelen. God had heel Israël tot een volk uitverko-

ren, maar velen zijn van de genade afgevallen. Dat kan ook ons overkomen. Vandaar dit vermanend voorbeeld. Je kan van jongsaf delen onder het aanbod van genade en er zelfs uiterlijk volop aan meedoen. Maar op zich is dat alles niet genoeg zo wij niet waarlijk uit Christus leren leven en in Hem in oprechtheid mogen wandelen. Anders: aan wie veel gegeven is, van die zal ook veel geëist worden.

C.a.d.IJ.

J.M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Israël als waarschuwing

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's