Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De nacht valt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nacht valt

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Samuël 28, 31

Geen antwoord meer

Opnieuw trekken de Filistijnen op. Langs de kust gaan ze naar het noorden en trekken de vlakte van Jisreël binnen tot bij Sunem. Die vlakte, zoals ze lag tussen Judea en de noordelijke stammen was een kwetsbare plek voor Israël. Bovendien konden de Filistijnen in de vlakte met hun strijdwagens veel meer beginnen. Saul verzamelt zijn leger op het gebergte van Gilboa, tegen het oosten van de vlakte. Het machtige leger van de Filistijnen is daar goed te overzien. Saul ziet het ook, en wat we nog niet van hem gelezen hebben, lezen we nu: hij is bang. Het staat er zo nadrukkelijk in vers 5: Hij vreesde en zijn hart beefde zeer. We zouden haast zeggen, hij raakte in paniek. Wat een verschil met de dag, dat de boodschappers van Jabes bij hem kwamen en de Geest des HEEREN vaardig over hem werd. Toen was er geen spoor van angst in hem geweest. Nu is de Geest des HEEREN van hem geweken en is hij bang, doodsbang. Alsof hij voorvoelt dat nu het einde komt en er voor hem geen hulp meer is.

Blijft er voor een mens zonder God tenslotte iets anders over? Is het laatste niet angst? Zelfs als hij God heeft doodverklaard kan hij die niet van zich afschudden. Dan blijft nog de onberedeneerde angst voor het niets, voor de zinloosheid zijn bestaan benauwen.

Wat klinkt dan het getuigenis van David in Psalm 56 anders, als hij zegt: Ten dage als ik zal vrezen zal ik op U vertrouwen. Ongetwijfeld kennen ook Gods kinderen vrees. Moeilijke omstandigheden laten hen allerminst onbewogen. Maar het is toch anders. Er is een toevlucht, een schuilplaats. En dat is de HEERE. Bij Hem mogen we schuilen en van Hem alle kracht verwachten. Paulus getuigt ook, dat het bij hem wel eens was „van buiten strijd en van binnen vrees", maar in dat alles is hij toch nooit omgekomen, want de HEERE heeft hem niet begeven en hem niet verlaten.

Saul heeft geen toevlucht meer. Hij is bang. Wel lezen we hoe hij probeert om een Woord van de HEERE los te krijgen over wat er staat te gebeuren. Zo was hij dat gewend voor een grote veldslag, 1 Sam. 14 vs. 38. Maar nu krijgt hij geen antwoord. In vers 6 worden er drie mogelijkheden genoemd. Maar geen droom, noch de urim, noch profeten maken hem namens God duidelijk, hoe de strijd zal verlopen. We moeten hierbij allereerst bedenken, dat Samuël er niet meer is. Aan het begin van dit hoofdstuk wordt herinnerd aan diens overlijden. Ongetwijfeld had Saul anders Samuël geraadpleegd. Bovendien was de efod met de urim en de

tummim via Abjathar bij David terecht gekomen, 1 Sam. 23 vs. 6.

Is er wellicht een andere gemaakt? Tenslotte zal Saul na de moord te Nob bij de priesters weinig vertrouwen hebben genoten. Voor de droom als openbaringsmiddel zie bijv. Gen. 28 vs. 12vv. Wat Saul ook probeert, hij krijgt geen antwoord. Er is bij hem ook niets te merken van enige verootmoediging of bekering. Als in de tijd van Ezechiël de oudsten van Israël komen om de HEERE te vragen, krijgen ze uit zijn mond hun ongerechtigheden aangezegd, Ez. 20. Daarin toont God nog Zijn bemoeienis met Zijn volk. Maar Saul krijgt geen enkel antwoord, noch ten goede, noch ten kwade.

Een gebed zonder de ootmoed en het berouw van de bekering kan de HEERE niet aangenaam zijn. We moeten ook onze gebeden er maar op nazien. Wie meent op eigen wegen te kunnen voortgaan en dan toch nog wel een beroep te kunnen doen op de HEERE, heeft het wel helemaal mis. En wat is het dan verschrikkelijk als God ons daar aan overgeeft. Ons niet meer wijst op onze zondige wegen. Saul is ook hier voor ons een dringend appèl om ons tot de HEERE te bekeren met heel ons hart.

Een afgedwongen antwoord

Maar Saul neemt met dit zwijgen geen genoegen. Hij zal, het koste, wat het kost zijn antwoord hebben. Zo neemt hij zijn toevlucht tot een middel, dat hij vroeger had verfoeid. Hij zal een vrouw met een waarzeggende geest in de arm nemen. Zo kan hij er misschien toch nog achterkomen, wat hem boven het hoofd hangt.

Herhaalde malen wordt er in dit hoofdstuk aan herinnerd, hoe Saul bij het begin van zijn optreden als koning, de waarzeggers en de duivelskunstenaars in Israël had uitgeroeid. Geheel volgens de inzettingen van de HEERE. In Ex. 22 vs. 8 lezen we, hoe het volk een tovenares niet mag laten leven. En in Lev. 19 vs. 31 wordt het volk nadrukkelijk verboden zich met zulke dingen te verontreinigen. In Deut. 18 vs. II wordt dat nog eens onderstreept met het oog op de intocht in Kanaan. In de leefwereld van toen was de gedachte gemeengoed, dat de geesten der doden meer wisten dan anderen, en dat vooral vrouwen op geheimzinnige manier met hen in kontakt konden treden. Voor Israël was dit alles contra bande. Wie zich met zulke dingen bezighield erkende daarmee in principe andere machten dan de HEERE. Het was je reinste afgoderij.

Nu Saul echter in de greep van boze machten is, ontziet hij zich niet om zich met deze duistere praktijken bezig te houden. Zijn knechten kennen een vrouw in de buurt, die in aanmerking komt. Blijkbaar zijn de occulte praktijken ondanks Sauls strenge optreden toch clandestien doorgegaan, en merkwaardigerwijze weten de knechten van Saul precies, waar ze hier in de buurt moeten zijn. Vermomd gaat Saul er met twee van zijn mannen op af. Die vermomming is tekenend. Ze is als het ware een symbool van verloren koninklijke waardigheid. Ook van andere koninklijke personen lezen we van vermomming. Het liep in die gevallen evenmin als bij Saul goed af, I Kon. 14 vs. 2, 1 Kon. 22 VS. 30, 34. Maar een andere keus had Saul niet. De schrik voor hem zat er bij de waarzegsters veel te diep in.

Een andere veiligheidsmaatregel is dat ze 's nachts gaan. Ook het duister van de nacht is tekenend voor deze onderneming. Als ze op het bedoelde adres zijn aangekomen, vraagt Saul, of de vrouw de geest wil laten opkomen, van wie hij wenst. In vers 9 wordt opnieuw de aanduiding duivelskunstenares gebruikt. Het betekent zoveel als , , meesteres van de dodengeest". Het antwoord dat hij krijgt is vol argwaan. De vrouw is bang, dat ze te maken heeft met een geheime agent van Saul. Saul zweert dat haar niets zal overkomen. Heel schrijnend is dat er in deze omgeving gezworen wordt bij de HEERE. Kennelijk heeft voor Saul de eedsformule alle betekenis verloren. Alleen wat hem te wachten staat houdt hem nog maar bezig. Om daar zekerheid in te krijgen geeft hij nergens meer om.

Wat er dan gebeurt, stelt uitlegkundig

voor veel vragen. Wellicht heeft de vrouw haar praktijken uitgeoefend in een soort dubbele grot. Saul is dan in de voorste geweest. De vrouw in de achterste. Daar heeft zij een schim van Samuël gezien. En Saul heeft zijn stem gehoord. Er is over nagedacht of we hier met een werk van God of van de duivel te maken hebben. We moeten daarbij niet vergeten, hoeveel macht de duivel in dit door de zonde geschonden bestaan nog gelaten is.

De eerste tekenen in Egypte worden door de tovenaars nageaapt. In Openbaring 13 vs. 13 lezen we van het beest, dat grote tekenen doet. Laten we ons niet vergissen in de macht van de boze. Zeker, hij heeft geen macht, die hem niet gelaten wordt door de HEERE. Dat mag de troost zijn van allen, die het van Hem verwachten. Maar dat geeft geen vrijbrief om nu maar onverschillig over de boze te doen. Ook hier geldt: Welgelukzalig is het volk, dat gedurig vreest. Occulte praktijken als waarzeggerij en spiritisme, zoals die in onze tijd weer nieuw naar voren komen, zijn voor iemand, die de HEERE vreest verboden terrein. We kunnen ons toch niet laten binden door boze machten! Wei is een zekere nuchterheid hier ook geboden. We kunnen niet alles, wat we volgens moderne wetenschappelijke methoden niet verklaren kunnen zomaar tot besmet gebied verklaren. De HEERE heeft meer in zijn schepping gelegd, dan wij kunnen bevatten.

Een andere vraag is die naar het verband tussen die verschijning van Samuël en Samuël zelf. Hoe we daar verder ook over denken in ieder geval heeft Saul Samuëls stem gehoord. En wat al eerder over Saul is uitgesproken wordt nu bevestigd. De HEERE is tegen hem. Het rijk zal van hem worden afgenomen. Morgen zal hij in de strijd tegen de Filistijnen de dood vinden. Nog eens wordt daarbij herinnerd aan Sauls ongehoorzaamheid in de zaak der Amelekieten. Daarmee is Sauls doodsvonnis getekend. Het grijpt hem zo aan, dat hij languit voorover op de grond valt en van uitputting blijft liggen.

De vrouw, die intussen gemerkt heeft met wie ze te doen heeft, maar nog eens de verzekering gekregen heeft, dat haar niets zal overkomen, handelt dan zeer sympathiek. Ze bekommert zich om Saul, die toch tot op heden voor haar levensgevaarlijk was geweest. Ze spoort hem aan om op te staan en wat te eten. En dient hem dan een overvloedige maaltijd op.

Een duister einde

De volgende dag ontbrandt de strijd in alle hevigheid. De Filistijnen leggen het er vooral op aan om Saul en zijn zonen gevangen te nemen. Tenslotte raken ze omsingeld. Er is geen ontkomen meer aan. Saul wil niet levend in de handen der Filistijnen vallen. Hij weet wat hem dan te wachten staat. Zo had hij immers zelf ook met de koning der Amelekieten willen handelen. Ze zouden hem als overwinningstrofee meevoeren. Hij zou bespot en veracht worden en tenslotte gedood. Dat wil hij voorkomen, Zijn wapendrager moet hem maar doden. Deze weigert echter. Uit angst, lezen we. Uit angst om de gezalfde des HEEREN te doden, net als David? Saul maakt dan zelf een eind aan zijn levan door zich in zijn zwaard te laten vallen. Zijn wapendrager volgt dit kwalijke voorbeeld.

Wat is het donker op de bergen van Gilboa. Een mens gaat onder in de duisternis van de Godsverlatenheid. Het enige lichtpuntje is nog de ontroerende trouw van de mannen van Jabes, die niet kunnen hebben, dat het lichaam van Saul te schande hangt. Maar ook dat herinnert er nog pijnlijk aan hoe goed het toch begonnen was, maar hoe verkeerd het is afgelopen.

Op een andere berg is het ook donker geweest. Dat was op Golgotha. Daar heeft God er Een verlaten, die Hem niet verlaten had. En Die zo onze schuld en zonde droeg. Het Avondmaalsformulier betuigt: Hij is van God verlaten, opdat wij nimmermeer van God verlaten zouden worden. Wie Sauls weg moet herkennen in eigen leven, mag schuilen bij Hem.

K.

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De nacht valt

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's