Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gereformeerden op zoek naar God (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gereformeerden op zoek naar God (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Werkhypothese?

Bij alle scherpe en indringende vragen die prof. C. Graafland stelt aan zijn eigen thuisfront, brengt hij toch als zijn diepe overtuiging naar voren: , , dat het de gereformeerde geloofstraditie is, die in deze ingrijpende crisis recht heeft, en, naar wij geloven, ook de kracht en de vitaliteit bezit om haar inbreng te geven in het zoeken naar een weg die tot opwekking en vernieuwing van het geloof kan leiden." (blz. 9, 10).

Ik zie eerlijk gezegd niet zo goed hoe deze overtuiging gepaard kan gaan met het spreken over de aansluiting bij de gereformeerde traditie als een „werkhypothese". Prof. dr. W. H. Velema heeft mijns inziens terecht op dit punt enige afstand genomen van Graaflands betoog. Een hypothese is volgens van Dale „een als voorlopige waarheid aangenomen maar nog te bewijzen veronderstelling."

Een hypothese is een geargumenteerde gissing. Bij het begrip „werkhypothese" wordt in het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal de theoloog Miskotte geciteerd die gezegd heeft: „iedere wereldbeschouwing is hoogstens een werkhypothese". Dat is dus een veronderstelling, waarvan men gebruik kan maken om zekere verschijnselen te verklaren, maar die slechts een zeer voorlopig karakter draagt.

Graafland stelt zich door heel het boek heen zeer bescheiden op, hoewel zijn kritiek op anderen vaak zeer kordaat is. Deze bescheidenheid komt sympathiek over, maar gaat op dit punt toch te ver.

Graafland stelt dat de tijd voorbij is dat „wij gereformeerden" met een grote vanzelfsprekendheid drufden zeggen: wij kennen God, wij hebben God, om God te vinden moet je bij óns zijn.

Ik onderschrijf dit. Nog niet zo lang ge-

leden kon je in de kring van de Gereformeerde Bond nogal zelfvoldane geluiden opvangen: „als overal maar de volle waarheid gepredikt wordt zoals bij ons, dan stromen de kerken wel vol".

Door die bodem zijn we wel heengezakt! In de grote steden zeker, op het platte land in toenemende mate ervaren hervormd-gereformeerde predikers en pastores een grote verlegenheid. Een diepgaande communicatiestoornis wanneer de hoge woorden van de bijbelse verkondiging worden uitgesproken. Er is gesproken van een glazen wand die als het ware tussen de catecheet en de catechisanten in staat, waardoor er geen kontakt ontstaat tussen enerzijds de aloude boodschap en anderzijds de jongeren in hun eigentijdse leefwereld en ervaringswerkelijkheid.

Toch moet dat alles ons niet doen spreken van een „werkhypothese". Dat wekt namelijk de schijn van het op losse schroeven zetten van de gereformeerde belijden. Voor alle duidelijkheid: Graafland doet dat niet en wil dat niet. Maar de gekozen terminologie is hier ongelukkig en misverstandwekkend.

Als gereformeerde belijders staan we voor de dingen die onder ons volkomen zekerheid hebben. Deze zekerheid is geen werkhypothese, zij is evenmin een rekenkundige zekerheid van 2 + 2 = 4, maar zij is ge/óó/szekerheid. Vast vertrouwen dat hevig aangevochten wordt.

De uitdaging van deze tijd is niet gering. Maar staande in de voetsporen van de Reformatie weten we hoe dit belijden telkens weer krachtig en aktueel gebleken is. Het is geen hypothetisch, maar proefondervindelijk bewezen belijden. Om met Graafland zelf te spreken: vanuit de continuïteit ervaren we de aktualiteit van het gereformeerd belijden. De Kerk kan op aarde nooit op haar lauweren rusten (die heeft ze trouwens niet eens!). Altijd weer gaat het bootje van het belijden in de bruisende branding van de eigentijdse werkelijkheid in. De kern van het christelijk belijden is dezelfde in de 16e en in de 20e eeuw. De vragen kunnen verschillen in de wijze waarop of de volgorde waarin ze gesteld worden. De antwoorden moeten dan ook telkens nieuw geformuleerd worden, zónder dat het daarom telkens nieuwe antwoorden behoeven te zijn.

Ontdekkende spiegel

Prof. Graafland wil in zijn laatste boek een ontdekkende prediker zijn voor eigen „parochie" en hij is dat ook metterdaad.

Hij stelt op blz. 34 de „weliswaar uitdagende, maar toch onontwijkbare vraag, in hoeverre wij met onze traditionele orthodox-gereformeerde prediking meewerken aan de Godsverduistering? Hij denkt dan aan de prediking van God op levensvreemde, van de dagelijkse realiteit afgetrokken wijze. Er is dan sprake van een zondagse prediking die geen inhoudelijke verbinding heeft met wat in de week gebeurt. Hierdoor wordt een aparte geestelijke wereld opgeroepen en in stand gehouden, die niet meer slaat op het leven hier en nu.

Is het niet noodzakelijk „onze" prediking en „ons" pastoraat op dit punt met grote zelfkritiek te onderzoeken? Zowel in de Reformatie als in de Nadere Reformatie is het Woord bediend in de tijd. Daarmee wordt de prediking heel concreet, zowel ten aanzien van de vragen die het heel persoonlijke of het gezinsleven raken, alsook ten aanzien van de grote maatschappelijke en wereldwijde vragen.

Rechtvaardiging van de goddeloze

Hoogst interessant en spannend zijn de bladzijden waarop Graafland nog eens de bekende gedachtenwisseling van prof. dr. H. Berkhof en wijlen ds. G. Boer op de voet volgt.

Ds. Boer heeft met klem betoogd dat wij God pas écht leren kennen wanneer en doordat wij als zondaar door God gerechtvaardigd worden door het geloof in Jezus Christus. Voor Berkhof is de diepste kernvraag: „is God er? ", voor Boer gaat de vraag „hoe krijg ik een genadige God? " nog oneindig dieper.

De mens wordt alleen dan uit zijn Gods-vervreemding bevrijd, wanneer hij deze leert zien en erkennen als zijn eigen schuld, en dan vanuit deze nood gaat roepen tot God óm God, als de God die in Jezus Christus zijn leven verzoent en vernieuwt.

Inhoudelijk wil Graafland heel nauw bij Boer aansluiten. Toch heeft hij een vraag, op een punt waar hij „het gelijk van Berkhof" tegenover Boer ontwaart.

Deze vraag luidt: „Kunnen wij nog steeds stellen dat dit (nl. de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof alleen, J.H.) het a.b.c. van het christelijk geloof is, waarmee het begint en waarmee het eindigt? " (blz. 111). Graafland aarzelt op dit punt. Kun je je altijd wel zo direkt concentreren op deze kern van de zaak en die kern dan heel direkt in de prediking aan de orde stellen? Is de prediking dan nog wel toegankelijk genoeg voor heel verschillende toehoorders in heel verschillende situaties? Toegespitst geformuleerd: hoe kom je de 20e eeuwse mens in de tijd van de verborgenheid Gods nog aan boord met die oer-bijbelse en oergereformeerde prediking van de rechtvaardiging van de goddeloze? Je moet toch ergens een „toeleidende weg" vinden waardoor de vonk kan overspringen tussen de verkondiging en de hoorders?

Graafland stelt dan: er is in de Schrift niet alleen de concentratie op de kern van het heil, maar er is ook de variatie waarmee de Schrift dit heil ter sprake brengt.

Hier ligt „het geluk van Berkhof": de veelzijdigheid van de Schrift, waardoor de Schrift zélf de mogelijkheid blijkt te bieden om ieder mens, - wie dan ook en waar en in welke tijd dan ook - , met het evangelie te bereiken.

Mijnerzijds twee opmerkingen hierover. Wat ds. G. Boer betreft dient gezegd te worden dat deze in zijn prediking zelf de variatie paarde aan de concentratie. De prekenbundel Ik ben de Alpha, waarin de eigentijdse vragen zo breed en concreet aan de orde komen, legt daar getuigenis van af.

Verder ben ik het wel met Graafland eens dat wij als (hervormd-)gereformeerden meer oog moeten krijgen voor de vele variaties waarin binnen de Schrift het ene heil wordt vertolkt. Ik hoor en lees teveel preken waarin het niet uitmaakt of de tekst uit prediken, de Romeinenbrief of Openbaring genomen is: het is toch weer hetzelfde voorspelbare dogmatische stramien.

Maar betekent dat nu dat wij moeten zoeken naar een nieuwe positie tussen Boer en Berkhof in, naar een „nieuwe gereformeerde hermeneutiek" (blz. 117)?

Of gaat het veeleer om de herijking en herbronning van de klassiek-gereformeerde hermeneutiek (leer van de vertolking van de Heilige Schrift)? Calvijn bijvoorbeeld wijst telkens op de, , duplexgratia", de tweevoudige genade, waarbij rechtvaardiging en heiliging, vergeving en vernieuwing onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Graag ga ik in een volgend artikel nog wat verder op dit punt door.

V.

J.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Gereformeerden op zoek naar God (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's