Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Drieërlei weg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Drieërlei weg

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En Juda kende ze, en zeide: Zij is rechtvaardiger dan ik, omdat ik ha aan mijn zoon Sela niet gegeven heb." Genesis 38 vs 26

Juda's dwaalweg

De Bijbelschrijver onderbreekt de vertelling over Jozef. Dat is begrijpelijk vanuit het gezichtspunt van Jakob en zijn kinderen. Jozef is weg en heeft nu afgedaan. Er is over hem niets meer te vertellen. Maar behalve dat is er misschien een diepere reden. De lijn van Jozef tekent ons de wording en het behoud van Israël door de donkere weg van de slavernij in Egypte. Maar het gaat tenslotte niet om Israël zelf. Het gaat om de Messias, die uit Israël geboren zal worden. Het gaat om de Koning, in Wie al de geslachten van de aardbodem gezegend zullen zijn. Vandaar dat het nu over het koningsgeslacht over Juda gaat.

Juda dus. Maar van Juda wordt voorshands niet zoveel koninklijks verteld. Hij trekt bij de tenten van zijn vader weg, en voegt zich bij ene Hira van Adullam en trouwt daar met een kanaanietische vrouw Sua. Op zichzelf was dat wegtrekken niet verkeerd. Kinderen worden volwassen en krijgen hun eigen leven. Voor ouders is dat wel eens moeilijk te aanvaarden, maar zo is per slot van rekening de gang van het leven. Daar is geen kwaad woord van te zeggen. Integendeel, het zou wel eens in de lijn kunnen liggen van het oude scheppingsbevel om vruchtbaar te zijn en de aarde te bewonen.

Toch kun je wel vragen naar de motieven. Van Juda wordt niet verteld waarom hij wegging. Maar dat hij trouwde met een kanaanietische vrouw geeft niet zo'n beste indruk van alles. Hij kon toch weten, hoe de kanaanietische vrouwen van zijn oom Ezau een gruwel waren geweest in de ogen van Izak en hoeveel moeite in zijn familie was gedaan om een huwelijk te sluiten zonder vermenging met heidense vrouwen. Voor Juda telt dit kennelijk niet. Hij gaat zijn eigen gang. Zo kun je ook het huis uit gaan. Om eindelijk eens van dat gezeur af te zijn. Van die Bijbel en van die geboden van God. Om eindelijk eens lekker je eigen gang te kunnen gaan. Dat kan dan wel een hele poos goed lijken te gaan, maar er rust toch uiteindelijk geen zegen op.

Juda moet dat ook ervaren. Eerst lijkt alles even mooi. Er worden drie kinderen geboren. Zonen nog wel: Er, Onan en Sela. En als de jaren verder gaan, gaat Er ook al weer trouwen. Ook hij trouwt net als zijn vader een kanaanietische vrouw. Zo gaat dat dan. Als ouders zich met de wereld vermengen doen kinderen dat ook.

Tot zover gaat alles prima. Maar dan komt de klad erin. Plotseling sterft Juda's oudste zoon Er. Dat is niet zomaar, we lezen: Hij was kwaad in de ogen des HEE-REN. En dat was ook niet zomaar. Niet zonder reden vermeldt de Bijbelschrijver de verbondsnaam van God. Hij is geen God van gril of willekeur. Er moet een goddeloos leven hebben geleid. Voor de HEERE is de maat vol. Net als bij Sodom en Gomorra. De HEERE heeft lang geduld. Hij is lankmoedig, maar er is een grens. Die grens was hier bereikt. De donkere schaduw van het gericht Gods valt over de familie van Juda.

We lezen echter niet, dat Juda hierdoor tot bezinning komt. Nee, als de eerste schrik wat voorbij is, geeft hij zijn zoon Onan de opdracht zijn plicht als zwager te vervullen. Naar oude inzetting moet hij nu voor het nageslacht van zijn broer zorgen. Maar Onan past daarvoor. Dat wil zeggen, hij-wil wel sexuele gemeenschap met Tamar, maar er mogen geen kinderen van komen. Immers nu zijn broer dood is, is hij de eerstgeborene, en is het grootste deel van de erfenis voor hem. Als er nageslacht voor zijn broer zal zijn, zal hij veel minder krijgen. Onans doen en laten wordt bepaald door sexuele begeerte en hebzucht. Het geeft wel te denken, dat in een familie, die op drift is geraakt bij God en Zijn Woord vandaan zulke dingen gaan spelen. De vergelijking met onze tijd ligt voor de hand. Het sexuele en het materiële, de lust en de hebzucht beheersen het leven van vele mensen vandaag. Hogere waarden schijnen er niet meer te zijn. En we moeten als christelijke gemeente oppassen, dat we niet van lieverlee meegezogen worden.

Waardoor laten wij ons leiden? Onan aar liet zich leiden door lust en hebzucht. Hij verachtte de inzettingen van God. De straf blijft niet uit. Ook Onan sterft. Opnieuw valt de schaduw van het gericht over Juda's huis. Maar nog lezen we niet van Juda's berouw. Wat kan een mens verblind zijn en dwaas. Ook een mens, die leeft binnen de kring van Gods verbond. Hoeveel slagen zijn er niet voor nodig om zo'n mens klein te krijgen?

Overigens is Juda wel een beetje bang geworden, haast bijgelovig bang. Die Tamar lijkt wel een fatale vrouw. Alles sterft bij haar. Daarom geeft hij Tamar toestemming om naar haar vader terug te keren. Daar moet ze haar weduwschap maar dragen en wachten tot de jongste zoon van Juda, Sela, groot zal zijn en haar zaad zal kunnen geven. Maar te merken aan de woorden van vers 11 belooft Juda dat wel, maar is hij niet van plan het te doen. Hij is veel te bang, dat ook Sela zal sterven.

Tamars kronkelweg

Dan verschuift de aandacht van de vertelling naar Tamar. Palm, dadelpalm betekent haar naam. Een mooie naam. Naam die spreekt van vruchtdragen. Maar van die vrucht was in Tamars leven nog niet zoveel terecht gekomen. Oudtijds werd wel een zware steen in de kruin van een palm gelegd. Dan groeide die tegen de verdrukking in. In het leven van deze , , palm" is er ook een zware steen, of ze daartegen in gegroeid is? Ik weet het niet. Mag uw het weten? Van uzelf? Misschien is er in uw leven ook wel iets heel moeilijks maar wat heeft het u gebracht? Gemopper, ontevredenheid, ongeduld? Of inderdaad groei, rijping van uw geloof? Dat u tegen de verdrukking in gegroeid bent in de verwachting van de HEERE in het vertrouwen op Hem.

Bij Tamar is er wel iets merkwaardigs. Wat heeft ze bij Juda's familie nu anders gevonden dan de dood? Eerst haar eigen man, toen haar zwager. Tenslotte wordt ze naar huis gestuurd. Daar moet ze maar wachten, tot Sela een man geworden is. En ze blijft wachten! Het is haar werkelijk om het nageslacht van Juda te doen.

Ze zegt niet tegen haar vader: Betaal de bruidschat, die Juda voor mij gaf alstublieft maar terug, dan ben ik van Juda en zijn nakomelingen af. Die familie heeft mij niets dan ellende gebracht. Ik wil er niet meer mee te maken hebben. Nee, er zit iets van Ruth in Tamer. Wat had Ruth nu beleefd aan die Israëlieten, die in Moab waren komen wonen. Ook niet veel meer dan ellende en verdriet. De ene rouw stapelde zich op de andere. En toch kon ze niet terug. Toch zei ze: Uw volk is mijn volk, Uw God is mijn God. Nee, wij horen Tamar dat niet met zoveel woorden zeggen, maar het is haar wel zeer nadrukkelijk om het zaad te doen. Dat zaad waaruit de Messias, de Zaligmaker geboren zal worden.

Misschien kunnen we dan toch nog wat van deze „palm" leren. Is het ons ook zo om Juda's zaad, om de Zaligmaker te doen? Ook wij vinden als we in kontakt komen met de meerdere Juda nog niet direkt zoveel blijdschap en vrede. Hij zegt immers: Achter Mij komen is sterven. Achter Mij komen dan gaat je gladde godsdienstige leventje eraan. Achter Mij komen dat betekent breuk, dat betekent dood, dat betekent strijd. Is de verleiding dan niet groot om het maar af te laten weten. Dat andere leven vraagt immers zoveel niet. Dat biedt toch veel meer perspectief. Wat moet tob je toch, zo wordt het ons van de daken toegeschreeuwd. Pluk de dag, geniet van het leven. Je Jeeft maar eens. Wat moet je met die Juda, wat moet je met die Jezus? Laat toch gaan! Desnoods blijf je wel wat naar de kerk gaan, maar neem het niet serieus, wat die Jezus zegt, want dat is allemaal veel te moeilijk toch! Dat kost je jezelf. En jezelf wil je toch niet kwijt?

Ja, en dan toch niet te kunnen. Er toch niet van af te kunnen, toch niet van Hem af te kunnen. Omdat je het gezien hebt. Bij Hem is het leven. Dat andere dat is allemaal maar schijn. Dat laat je ellendig in de steek als het menens wordt in je leven. Christus laat mij niet in de steek.

Tamars leven bij haar vader is gestempeld door rouw en hoop. Ze wacht, ze wacht op de vervulling van wat Juda heeft beloofd. Maar zoals we al zeiden Juda laat het afweten. Ook als Sela groot geworden is, krijgt Tamar hem niet als man. Dan wacht ze niet langer. Ze neemt zelf het initiatief. Inmiddels is haar schoonmoeder overleden en na de periode van rouw is er een schaapsscheerders feest.

Daar gaat Juda heen. Dat komt Tamar ter orde. Ze stelt zich dan aan als hoer en gaat Juda tegemoet. Haar plan slaagt volkomen. Juda gaat op haar aanbod in, maar kan haar niet betalen. Op haar dringend verzoek krijgt ze dan een pand. Juda's zegelring, die aan fraai bewerkte kralensnoeren was bevestigd en zijn bewerkte staf. Een heel individueel bezit. Er zal geen twijfel over kunnen bestaan, dat zij van Juda zijn.

Wat woelt hier de modder van de zonde in de geschiedenissen van Jakob weer op. Nu niet jaloersheid en haat, zoals bij de broers, nu vooral vleselijke begeerte. Het valt op, dat dat hier verbonden is met een schaapsscheerdersfeest.

Bij feest gaan we zo gauw te ver. Is er al gauw die voor ons wel prettige stemming, dat het nu allemaal niet zo nauw meer steekt. En dat we toch wel een keer de bloemetjes buiten mogen zetten. De geschiedenissen van Jakob laten alles zien wat van een mens is, wat van u en mij is.

Tamar kan niet wachten op God. Ze strekt niet haar biddende hand en hart naar Hem uit, ze gaat de dingen zelf regelen.

Zo doen wij dat telkens weer, we lopen de HEERE voor de voeten. We denken zelf te moeten ingrijpen omdat het helemaal verkeerd gaat. We kunnen het maar niet overgeven aan Hem, die rechtvaardig oordeelt. We kunnen het niet in Zijn handen geven. We denken dat het daar niet veilig is. Net als dat kind, dat van zijn zakgeld zelf het cadeautje maar vast gaat kopen dat moeder beloofd heeft. Wat doen we de HEERE toch een verdriet met dat wantrouwen, dat ongeloof.

Gods genadeweg

En wat doet de HEERE dan? Het zou te verwachten zijn geweest, dat de HEE-RE er door heen geblazen had. Al dat gekuip en gekonkel kan voor Zijn heilig Aangezicht toch niet bestaan. Maar het wonderlijke is dat de HEERE zo'n weg gaat. Tamar raakt inderdaad in verwachting. Dat wordt Juda overgebriefd. Die wil haar straffen. Ze moet met vuur verbrand worden. Ze zou immers met Sela trouwen. Maar dan komt Tamar met Juda's zegelringsnoer en staf tevoorschijn. Opmerkelijk dat Juda niet vreselijk boos wordt, dat Tamar hem zo te schande maakt en hem zo bedrogen heeft. Nee, hij verwijt haar niets, ook al was er best veel op haar gedrag aan te merken. Hij zegt: zij is rechtvaardiger dan ik. Zij staat in haar recht, ik niet. Hij zoekt de schuld allereerst bij zichzelf. Wat is dat een zegen, als een mens bij zichzelf begint. Anders beginnen we altijd bij een ander. Wat is die en die toch verkeerd. Hoe kunnen mensen toch zulke dingen doen. We vergeten onszelf. Wat een zegen, als we het gaan zeggen, gaan belijden, ja maar, wie ben ik zelf eigenlijk. Misschien is het voor u ook wel erg hard nodig, dat u dat leert belijden: Zij is rechtvaardiger dan ik. Ik heb me altijd zo heilig en goed gevoeld, maar wie ben ik eigenlijk voor God en de mensen. Een gezegde luidt: Wie zijn schuld betaalt, verarmt niet. Maar wie zijn schuld belijdt, wordt er ook niet armer van, wel nederiger en een beetje voorzichtiger. We staan niet meer zo gauw klaar met al die grote woorden en harde oordelen over een ander. We worden niet armer, maar rijker. We mogen leren leven van vergeving. En leven van vergeving dat is rijk, omdat die bron nooit opdroogt. Want het bloed van Christus reinigt van alle zonde. God is een God van genade en trouw.

Dat licht ook in de duisternis van deze geschiedenissen hoog op. In het geslachtsregister van Jezus Christus onze Zaligmaker vinden we ook Tamar. Trouwens er worden vijf vrouwen genoemd, met wie eigenlijk allemaal wat is. Tamar, Rachab, Ruth, Bathseba en Maria. In de stammoeders van Jezus licht al iets op van wat Hijzelf is. Wat hebben de Farizeën vanuit de hoogte op Hem neergezien. Hij at met tollenaren en zondaren. Een vrouw, die er in heel de stad bekend om stond, dat ze het op sexueel gebied niet al te nauw had genomen, liet Hij Zijn voeten met haar haren afdrogen. In het voorgeslacht van Christus komt al openbaar wie de HEE-RE is, een God van genade voor zondige mensenkinderen. Wat ons het meest in.de weg staat om zalig te worden is dat we er te fatsoenlijk voor zijn, te netjes, te christelijk. We zitten vast in het web van onze deugden en gerechtigheden. Van genade hebben we geen flauw besef. Maar, zegt u moet ik mij dan ook misgaan op de wegen van de zonde zoals Juda en Tamar. Gelukkig niet. Al lezen we wel in het evangelie dat hoeren en tollenaren ons voorgaan in het koninkrijk der hemelen. Maar wat we wel moeten en mogen leren, hoe bitter ook voor ons vrome vlees, is dat we niet beter zijn. Misschien nog wel slechter, omdat achter die fraaie gevel van ons, een poel van verderf te vinden is. En daarom laat niemand zich ophouden, het mag niet en het hoeft niet. Zo zoals we zijn wil de HEERE ons aannemen en zalig maken. En dan is er bij Hem geen belemmering. Dan is het eerst de jood, maar ook de griek. Dat komt ook zo duidelijk uit in deze Tamar. Zij is een kanaanietische. Ze mag er toch bij horen. Ze mag zelfs staan in de rij van moeders, waar uit tenslotte de Messias geboren zal worden.

Door alle dwaalwegen van een Juda en de kronkelwegen van een Tamar, trekt de HEERE het spoor van Zijn genade. Zijn genadeweg, dat is het eerste, dat is ook het laatste. Aldaar zal een verheven baan zijn, daarop zullen de vrijgekochten des HEEREN tot Sion komen. Het is de baan van Gods heil. Het is de weg, de waarheid en het leven, het is de Zaligmaker. Het is Christus.

't Is trouw al wat Hij ooit beval; Het staat op recht en waarheid pal, Als op onwrik'bre steunpilaren; Hij is het, Die verlossing zond Aan al Zijn volk; Hij zal 't verbond Met hen in eeuwigheid bewaren.

K.

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Drieërlei weg

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's