Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vernedering van Jozef

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vernedering van Jozef

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Doch de HEERE was met Jozef en wendde Zijn goedertierenh Genesis 39 vs 21

Bij Potifar

De bijbelschrijver keert nu terug naar Jozef. We hebben gezien, daarmee komt hij weer op de lijn van het behoud en de vorming van Israëls volksbestaan. Het gaat om Juda, het gaat om de Messias, maar Israël waaruit de Messias geboren zal worden moet wel bewaard blijven en tot een volk gevormd worden.

Intussen, daarvan is hier niets te zien. Er is alleen maar schande en vernedering. Jozef, de koninklijke zoon van een vrije herders vorst, wordt als slaaf verkocht. Zijn vader zal zelf ook slaven gehad hebben. Jozef heeft over ze beschikt. Nu wordt er over hem beschikt. Hij heeft niets in te brengen. Hij moet maar afwachten wat er met hem gebeuren gaat.

Jozef komt bij Potifar in huis. Potifar is een hoge ambtenaar van de Farao. Weer zouden wij kunnen zeggen: Ook toevallig zeg. Want daardoor komt hij straks in de koninklijke gevangenis, ontmoet de schenker en raakt bekend bij de Farao.

Maar opnieuw mogen we zeggen: Ons leven hangt niet van toevalligheden aan elkaar. Ons leven wordt gedragen en geleid door de HEERE. Dat geldt voor de grote, maar net zo goed voor de kleine dingen. En hoe dichter we bij de HEERE leven, hoe meer we er van gaan zien. Hoe meer we op Hem Ieren vertrouwen. Dat betekent niet, dat het altijd maar direkt duidelijk is. Jozef moet er ook niet veel van begrepen hebben, waarom dit nu allemaal moest. De vragen zullen bij hem ook wel bovengekomen zijn. Toch lezen we daar niets van. Wat we wel lezen, is dat hij kennelijk niet ontevreden en onverschiUig wordt, maar ook in deze moeilijke situatie trouw zijn werk doet. Het was te verwachten geweest, dat Jozef de kantjes er maar wat had afgelopen, en zich onmogelijk had gedragen. Dat heeft Jozef niet gedaan. Trouw en met inzet heeft hij gedaan wat hem werd opgedragen. Hij saboteert niet. Je kunt met je werk soms in situaties terechtkomen, die je niet hebt gekozen. Je, bedrijf gaat fuseren en je wordt op een andere plaats ingezet. Dan is het wel eens moeilijk, maar ik denk toch, dat het onze christenplicht is ook daar zo serieus mogelijk ons werk te doen. Natuurlijk zijn christenen geen mensen die maar met zich moeten laten sollen, maar het zijn ook geen mensen, die de kantjes er af lopen, ook niet als het niet precies gaat zo als zij zouden willen.

Jozefs inzet wordt door de HEERE gezegend. Hij heeft het wel moeilijk, maar zo lezen we de HEERE was met hem. De HEERE zegende alles wat hij deed. De akker, die Jozef bewerkte gaf bijzonder vrucht. In het huis van Potifar liep alles op rolletjes.

Potifar merkt dat. Er staat: Hij zag, dat de HEERE met hem was en dat de HEERE al wat hij deed voorspoedig maakte. Potifar moest erkennen, dat die hebreeuwse slaaf onder de bijzondere gunst van zijn God stond. Hij diende zelf de goden van Egypte. Zijn naam kun je vertalen met de van Ra gegevene. Maar hij merkte duidelijk, dat er met die jongen wat bijzonders was. Daar speelt hij op in. Hij geeft hem een hoge positie. Zo zelfs, dat hij alles regelen mag, behalve de maaltijden. Hij schenkt Jozef groot vertrouwen.

Het heeft grote schijn, dat het Potifar daarbij vooral om de winst te doen was. Net als Laban. Ook Laban wilde Jakob aan zich binden. Niet om zijn godsvrucht, maar om wat het hem opleverde. We weten niet of Jozef in het huis van Potifar veel gesproken heeft over de God van zijn vader Abraham, Izak en Jakob, maar ook Potifar is het niet om die God te doen geweest, maar om zijn zegen. Dat kan ons bekend zijn. Dat we altijd maar weer bezig zijn om de winst uit te tellen. Zelfs met onze godsdienst.

E^n valse verleiding

Net als het dan allemaal er weer wat rooskleuriger uitziet voor Jozef, komt er weer een kink in de kabel. De vrouw van Potifar heeft haar oog laten vallen op de jonge knappe hebreeuwse slaaf die zo'n geweldige invloed van haar man heeft gekregen. Grof en openlijk vraagt ze hem om sexuele gemeenschap.

eid tot hem." We kunnen ons voorstellen, dat er wel het een en ander aan vooraf zal zijn gegaan. Wij mensen, mannen en vrouwen hebben zo onze manieren om op een prikkelende manier de aandacht van een ander te trekken. We kleden ons op een bepaalde manier, we kijken op een bepaalde manier, enz., enz. Dat behoort toch niet bij de levensstijl van een christen. Ook niet als je jong bent. Je mag best mooi en jong en fris zijn. Daar ligt zelfs een stuk eer voor de Schepper in, maar je moet het niet bederven door op een onreine manier bepaalde lusten van anderen te prikkelen. Zo zal die vrouw van Potifar ook wel haar best gedaan hebben om Jozef te verleiden. Maar omdat Jozef niet op haar avances is ingegaan, moet ze wel met dit voorstel komen. Wat een verleiding voor Jozef. Niet alleen om het sexuele, maar vooral omdat hem hier een gemakkelijke kans werd geboden om heer en meester te worden van heel dit huis. Het gebeurde wel vaker in Egypte, dat een vrouw met een hooggeplaatste dienaar van haar man trouwde en de man zelf werd gedood.

Jozef kon via deze vrouw de macht over dit huis in handen nemen. Aan zijn slavernij zou in een klap een einde komen. Want hij mocht dan in vertrouwen genomen zijn door zijn heer, slaaf was hij en bleef hij. Als hij eenmaal heer en meester was, zou hij ook rustig naar zijn vader terug kunnen keren. Het zou dan wel niet fraai zijn wat hij deed, maar het doel kon de middelen toch wel heiligen. Ze hadden hem toch ook zo maar verkocht. En mocht hij nu niet deze kans met beide handen aangrijpen?

Maar Jozef doet het niet. En hij zegt ook tegen die vrouw waarom niet. Hij wil het grote vertrouwen, dat zijn heer in hem heeft gesteld niet schenden. Alles heeft zijn heer aan hem toevertrouwd en zou hij hem nu zo moeten bedriegen? Dat kan toch niet. Dat is toch verschrikkelijk. Dat is bovenalles zonde tegen God.

Het sexuele staat hier niet eens op de voorgrond. Het gaat vooral om de verbreking van de trouw. Daar mogen wij ook wel eens aan denken. Dat vergeten we soms wel eens. Hoe erg dat is trouwbreuk. Dat iemand je vertrouwt. Je man, je

vrouw, je werkgever of wie dan ook, en dat je hem of haar bedriegt. Dat je een loopje met hem of haar neemt. De schending van het negende gebod is minstens zo erg als dat van het zevende. Jozef zegt ook heel duidelijk waar het op staat. Het is niet meer zo iets, wat ze vraagt, het is een groot kwaad, het is zonde tegen God.

Ik hoop, en verwacht ook eigenlijk dat u het met Jozef eens bent. Het is niet vanzelfsprekend in de wereld waarin wij leven. Er zijn genoeg mensen om ons heen, die er helemaal geen kwaad meer inzien om hun man, hun vrouw te bedriegen met een ander, laat staan een groot kwaad. En het zou goed kunnen zijn dat door de wereld waarin wij leven ook onze gewetens worden afgestompt. Dan moeten we het uit Jozefs mond nog maar eens duidelijk horen: Een groot kwaad, een zonde tegen God.

Wat is het dan goed en nodig om de dingen klaar en helder bij hun naam te noemen. Je moet over de zonde nooit mistig en vaag doen. Want dan ga je al gauw vergoelijken, je gaat er al een beetje mee spelen en zo ongemerkt raak je erin verstrikt. Het behoort tot de taktiek van de duivel om het altijd maar weer onschuldiger voor te stellen dan het is. , , Is dat nou zo erg. En je bent toch maar een keer jong. En het is toch heel mensenlijk". U kent het allemaal wel. Wat is het dan belangrijk om van het begin af aan heel duidelijk te stellen waar het op aankomt: Een groot kwaad, een zonde tegen God.

We lezen dat de vrouw zich daardoor niet laat afschrikken. Ze blijft bezig. We moeten maar niet denken, dat we klaar zijn als we een keer de verleiding hebben weerstaan. We moeten er maar op rekenen dat de duivel bezig blijft. Hij zal altijd opnieuw proberen ons van Gods weg af te trekken. Hij gaat rond als een briesende leeuw, zoekende wie hij mocht verslinden. Daar neemt hij geen vakantie van, op de meest onverwachte momenten valt hij ons aan. Het komt bij Jozef zelfs zover, dat ze hem op een dag beetpakt en haast dwingt om aan haar begeerte te voldoen. Het enige wat Jozef dan nog kan, is vluchten. Het is onmogelijk om nog tegen haar te praten en te proberen haar van het zondige van haar begeerte te overtuigen. Hier zullen geen argumenten meer helpen. Hier kan alleen nog maar gevlucht worden, en zo gauw mogelijk ook.

We krijgen hier weer een voorbeeld van Jozef. Trouwens we lezen op een andere plaats in de Bijbel: Vliedt de verleiding, vlucht ervoor. Ga er voor op de loop. Er komt een punt dat elk gesprek teveel is. Dat je niet meer moet proberen te praten met die vriend, die je altijd maar meer wil nemen naar plekken waar je niet hoort. Praten helpt niet meer je kunt het beste maar weggaan. Ook al omdat je jezelf niet vertrouwen kunt. Al redenerend zul je er misschien toch aan toegeven. Je kunt het beste maar breken met die vriendin en weggaan. De grens is bereikt. Onze Heidelbergse Catechismus wijst dat aan als een deel van de waarachtige bekering: de afsterving van de oude mens is een hartelijk verdriet om onze zonde en die zonde hoe langer hoe meer haten en vheden. Vluchten is laf, maar voor de zonde vluchten is niet laf. We kunnen niet beter doen, dan er voor op de loop gaan.

intussen gemeente moet ik nog even denken aan dat koning en slaaf. Wat een vernedering zeiden we in het begin. De jongen met een koningsmantel werd een slaaf. Maar hier mogen we zeggen blijkt de slaaf toch een koning. Hij strijdt koninklijk tegen de zonde. Uiterlijk is hij onvrij. Gebonden aan het huis van Potifar, maar innerlijk geestelijk is hij vrij om de levende God te dienen naar Zijn Woord. Dat mag de adeldom zijn van ieder christenmens, hoe 'n nederig plaatsje u misschien ook inneemt in dit leven. We mogen koningen vrije mensen, we hebben maar één band, en dat is de band aan God, onze Zaligmaker.

In de gevangenis

Maar Jozef krijgt het wel heel slecht met zijn overwinning. De vrouw weet heel listig het geval in zijn tegendeel te verdraaien. Ze doet net alsof Jozef haar heeft willen verkrachten. Zo stek ze het aan de knechten voor. Let u erop hoe ze daar bij speculeert op de jaloersheid van de anderen. Ze zegt: Mijn man heeft die hebreeuwse man ingebracht om met ons te spotten. Die vreemdeling, die hij hoger heeft gesteld dan jullie allemaal, drijft de spot met ons. Dat kan toch niet. Zo stelt ze het ook aan haar man voor. Jozef wordt dan zonder pardon en zonder vorm van enig proces in de gevangenis geworpen.

Wat een steile weg. We kunnen ons goed voorstellen, dat Jozef bij zichzelf gedacht heeft: Wel, daar heb je nu het resultaat van je vroomheid. Dat is nu de zegen op je godsvrucht. Je zit in de gevangenis en je komt er nooit meer uit. Rekent u er maar op, dat de duivel hem dat spottend heeft voorgehouden. Je had toch veel beter op die vrouw in kunnen gaan. Dan was je er heel wat beter aan toe geweest. Nu zit je hier in deze ellendige toestand. In psalm 34 wordt beleden, dat degenen die de HEERE vrezen geen gebrek hebben, maar dat is nog altijd niet zomaar duidelijk. Integendeel het lijkt vaak juist precies andersom. Dan doe je je best om de HEERE te dienen en in Zijn wegen te gaan, en dan wordt het alleen maar moeilijker. Net als je dacht dat het even iets beter ging was er weer wat anders en raakte je nog dieper in de moeilijkheden. Wie zal al die wegen van zorg en moeite verhalen. Wegen van ziekte en handicap, wegen van zorg en verdriet om je kinderen, wegen ook van innerlijke strijd, onzekerheid en duisternis. In al die wegen leidt de HEE-RE Zijn kinderen. Dan is er de aanvechting. Met jaloerse ojgen keek Asaf naar de voorspoed van de goddelozen. Hij zuchtte: Immers heb ik tevergeefs mijn hart gezuiverd en mijn handen in onschuld gewassen. Die psalm van Asaf was er nog niet in Jozefs dagen, maar als hij er geweest was, had Jozef die wel kunnen zingen, daar in die ellendige egyptische gevangenis. Zo vecht en vfeet het u ook aan. De verleiding is niet gering om maar op het voorstel van de vrouw van Job in te gaan en God de dienst op te zeggen en zo te sterven. Het maakt immers toch geen zier uit of je Hem dient of niet. Willekeurig en grillig schijnt Hij Zijn gang te gaan. Dan kun je toch beter maar proberen een beetje te genieten van je leven en God en Zijn Woord maar te laten voor wat Hij is?

Die aanvechting moet er haast bij Jozef wel geweest zijn, maar... we lezen er niets van. Wat we wel lezen is iets heel anders. De HEERE was met Jozef en dat niet alleen, nee er staat ook nog: en Hij wendde Zijn goedertierenheid tot hem. Dat eerste lazen we ook al toen Jozef als slaaf in het huis van Potifar was. Dat tweede staat er hier nog bij. Er zit een prachtig beeld achter. Het is net alsof de HEERE een heel lange arm uitstrekt over de muur van de gevangenis en Jozef daarmee aanraakt. Als het ware tegen hem zegt: En toch draag Ik je in Mijn trouwe en genadige liefde. Nu Jozef het heel moeilijk heeft, geeft de HEERE ook veel van Zijn genade. Is de HEERE hem ook bijzonder nabij. Ja, dat mogen we zo van de HEERE weten, vertrouwen en verwachten. Als wij heel moeilijke wegen moeten gaan, wil Hij ook bijzonder sterken en troosten. Doet Hij door Zijn Woord en Geest bijzonder Zijn genade ondervinden.

Hij geeft kracht naar kruis. En als ons leven in de smeltkroes komt is Hij er zelf bij om ons vast te houden te dragen. Wij zijn wel eens bezorgd. We zitten er over in, hoe dat zal zijn met ons geloof, als het heel moeilijk wordt, als we zullen gaan sterven, maar wij hoeven niet bezorgd te zijn. We mogen ons leven vertrouwend in Zijn handen leggen. Hij zal alles geven wat we nodig hebben en wanneer we het nodig hebben: Genade om te leven en genade om te sterven. En het mag inderdaad zijn: In de grootste smarten blijven onze harten in de HEERE gerust, 'k Zal Hem nooit vergeten Hem mijn Helper heten, al mijn hoop en lust.

En dan is het opvallend, dat hier staat: Wendde Zijn goedertierenheid tot hem. Zijn trouwe genade. Ja, die had Jozef net zo goed nodig als een ander. Hij was nu wel staande gebleven in de verzoeking, maar daarom kon hij nog geen rechten la-

ten gelden. Daarom was hij nog net zo goed een zondig mensenkind als iedereen en moest hij nog net zo zeer van genade leven als ieder ander. Maar die genade Gods die is er dan ook om hem daar in die gevangenis te dragen en te zegenen. Die genade Gods is er dan ook voor u, die niet bent staande gebleven en die zeker verdiend hebt dat God nooit meer naar u om zag, omdat u al zo vaak hebt beloofd dat het anders zou zijn en even vaak hebt gefaald. Die genade Gods, die is er om onze Zaligmaker de Heere Jezus Christus. Met Hem werd het ook alleen maar erger. Tenslotte hing Hij aan het kruis, toen was er geen goedertierenheid. Toen was er geen God en Vader om Hem te dragen en te leiden. Toen was er alleen maar toorn en afwijzen. Hij werd van God verlaten, opdat wij nimmermeer van God verlaten zouden v/orden. In die genade van onze Heere Jezus Christus hult God ons leven. Die genade van onze HEERE Jezus mag in het diepste dal uw kracht en troost zijn.

Ik vrees niet, nee, schoon ik door duis'tre dalen In doodsgevaar, bekommerd om moest dwalen; Gij blijft mij bij in alle tegenspoeden; Uw stok en staf zal mij altoos behoeden. Gij troost mijn ziel, en richt, in mededogen, De tafel aan, voor mijner haat'ren ogen.

K.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De vernedering van Jozef

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's