Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Rijsje uit de afgehouwen stam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Rijsje uit de afgehouwen stam

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , Want er zal een Rijsje voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï, en een Scheut uit zijn wortelen zal vrucht voortbrengen. En op Hem zal de Geest des Heeren rusten, de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des Heeren. En Zijn rieken zal zijn in de vreze des Heeren..." Jesaja 11 : 1—3a

Deze wonderlijke profetie kan alleen maar tot haar recht komen tegen de donkere achtergrond van wat voorafgaat. Jesaja heeft de snelle opmars gezien van het Assyrische leger. De troepen van koning Sanherib liepen alles onder de voet en waren zelfs gekomen tot voor de poorten van Jeruzalem. Je zou denken: nu gaat Juda eraan, nu is het afgelopen.

En dan ineens: doch de Heere...! Hij gaat de takken van die grote boom afhouwen. Hij zal met ijzer de verwarde struiken van het woud omhouwen en de Libanon zal vallen door de Heerlijke. Het grote leger van Assyrië wordt voorgesteld als een woud met trotse cederen die muurvast staan. Maar dat hele woud gaat tegen de vlakte. Dat imponerende bos zal vallen onder de bijl van Gods gericht.

En dan is daar ineens die wonderlijke profetie: er zal een Rijsje voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï.

Het grote woud van Assyrië gaat roemoos ten onder. En het koningshuis van uda, waarvan geen verwachting meer as, komt opnieuw tot leven.

1) Hij is gekomen naar de belofte des Heeren

U moet zich voorstellen dat u ergens een prachtige boom hebt zien staan. Zijn takken waren wijd uitgespreid en zijn bladerdak was dicht. Maar u wist niet dat deze boom was aangetast door een ziekte. Zijn blad begon te verdorren, zijn loof af te vallen, zijn takken af te breken. De boom moest omgehakt worden. Na verloop van tijd kwam u op dezelfde plaats terug en de boom stond er niet meer. Er zat niets meer in de grond van de tronk. En u keek goed, en u zag uit die afgehouwen tronk een klein takje tevoorschijn komen. Het is niets, in vergelijking met die statige boom. Maar het is wel de belofte van nieuw leven, van een nieuw begin. Een afgehouwen tronk, waaraan nieuw leven ontspruit. Het kan niet moeilijk zijn wie met de tronk, en Wie met het Rijsje wordt bedoeld. De tronk - het staat erbij - is Isaï, het huis van David. Klein begonnen, maar uitgegroeid tot een prachtige boom. Maar ook aan deze boom knaagde een ziekte: de zonde. En tenslotte moest deze boom worden omgehakt. De laatste koning van Juda ging de nacht van de ballingschap in. Het is afgelopen met het huis van David, er is geen verwachting meer van.

Er is ergens nog een tronk te vinden van die afgehouwen boom. Het Kerstevangelie begint ermee: Jozef ging ook op... omdat hij uit het huis en geslacht van David was. Maar dat huis is zó vervallen dat David niet eens meer wordt genoemd. Die naam zou nog teveel herinneren aan de oude glorie. Nee, het is even onaanzienlijk geworden als toen er nog geen koningshuis was. Het is de tronk van Isaï!

En uit die afgehouwen tronk, uit dat in verval geraakte huis, komt nu dat Rijsje voort. Jesaja zal het later nog een keer zeggen: Hij is als een Rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, als een Wortel uit een dorre aarde.

Dat Rijsje is het Kind van Bethlehem, ontvangen van de Heilige Geest en geboren uit de maagd Maria. Zie Hem liggen in de kribbe. Armer en onbeduidender kan het niet. En toch is Hij de Man Die Gods Metgezel is. De Leeuw uit de Stam van Juda. De Held bij Wie hulp is besteld.

Zou dat Rijsje levensvatbaar zijn? Ja, het zal groeien en bloeien. Een scheut uit zijn wortelen zal vrucht voortbrengen!

Wat zal die vrucht zijn? Het werk dat Hij kwam doen? Dat Hij de zonde heeft verzoend en voor de schuld heeft betaald? Dat is toch rijke vrucht, dat er vergeving is voor de zonde, verzoening voor de schuld? Dat er een vrije toegang is tot de troon der genade? Dat onvruchtbare mensen worden vervuld met vruchten der gerechtigheid?

We kunnen het ook anders opvatten. Ezechiël vertelt ons van ook van een klein stekje dat uitgroeide tot een grote boom en alle vogels nestelden in zijn takken. Zo'n Boom is ook dit Rijsje geworden. Er is bij Hem plaats voor jood en heiden, voor blank en bruin. Ze komen aan, door Goddelijk licht geleid, om bij Hem te schuilen. Hij is gegeven tot een Verbond des volks, een Licht der heidenen, tot aan het einde der aarde.

Zo werkt de Heere nu altijd. Hij begint daar, waar niets is, geen hoop en geen verwachting. En het onedele en het verachte en wat niets is, dat heeft God uitverkoren.

Misschien is er van de boom van uw leven ook niets te verwachten. Uit u geen vrucht meer in der eeuwigheid. Wel, dan kan het nog door Hem Die zegt: uw vrucht is uit Mij gevonden.

2) Hij is toegerust met de Geest des Heeren

En op Hem zal de Geest des Heeren rusten. Nu gaat de profeet de beeldspraak loslaten en nu gaat hij zonder omwegen zeggen wat hij bedoelt en Wie hij bedoelt. Dat kleine Rijsje uit zo'n afgehouwen tronk, hoe zou Hij dat grote werk kunnen verrichten? Onkundigen onderwijzen, opstandigen regeren, bedroefden troosten? Mensen verlossen uit de macht van zonde en dood? De toorn van God tegen de zonde dragen?

Dat kan Hij alleen doordat op Hem de Geest des Heeren rust. De Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des Heeren.

Zeven Geesten, die ons doen denken aan de zeven-armige kandelaar. In het midden de grote kaars, en daarnaast aan weerszijden drie armen. Zeven Geesten, beeld van de volheid en de veelheid van het werk van de Heilige Geest.

De Geest des Heeren. De Heilige Geest Die Heere is en levendmaakt, Die van de Vader en de Zoon uitgaat. Die Geest heeft Hij ontvangen zonder mate.

En dan volgen er nog driemaal twee. De Geest van wijsheid en verstand. De gaven van onderscheiding en inzicht. Die gaven waren Hem in bijzondere mate geschon-

ken. Hij nam toe in wijsheid. Allen ontzetten zich over Zijn verstand en antwoorden.

De Geest des raads en der sterkte. Zijn Naam is immers Raad? En in Hem is immers kracht? Hij is machtig om te verlossen.

En de Geest der kennis en der vreze des Heeren. Een kennen van de Heere met héél het hart, en eerbied hebben voor Hem, de lust om Zijn wil te doen.

Dat was toch het leven van Christus op aarde? Een leven in gemeenschap met de Vader? Zijn spijs en drank, de wil van de Vader te mogen doen?

Wat een Middelaar is ons in Hem gegeven! Toegerust met de volheid van de Heilige Geest. En alles wat Hij is, dat is Hij voor Zijn Gemeente. En alles wat Hij heeft, dat geeft Hij aan Zijn Gemeente. Want wij hebben immers de zalving van de Heilige?

Nu weten wij waar wij het krijgen kunnen! Wijsheid en verstand, raad en sterkte, kennis en vreze des Heeren. Het is alleen maar bij Hem. Maar uit die volheid deelt Hij uit, mild en overvloedig.

Verbonden met Hem leren we God kennen en krijgen we een lust en een liefde om voor Hem te leven. Door de Geest Die in Hem als het Hoofd en in ons als Zijn lidmaten woont, gaan we in gemeenschap met Hem God verheerlijken. Zo worden we uit Hem en door die Geest vervuld tot alle volheid Gods.

3) Hij is werkzaam in de vreze Gods

ren. Zijn rieken zal zijn in de vreze des Hee-

Zijn rieken - dat is Zijn ruiken. Dat kan betekenen dat Hij in Zijn element is in de vreze des Heeren. Dat dat Zijn lust en Zijn leven is.

Daarin is Hij totaal anders dan iemand van ons! Want er is niemand die van zichzelf uit ademt in de vreze des Heeren. Daar hebben we geen enkel zintuig voor. We voelen ons thuis in de bedorven atmosfeer van de zonde, van de ongerechtigheid en van de eigengerechtigheid. De Heere vrezen, daar heeft niemand zin in.

En nu is Hij in die bedorven en verstikkende sfeer ingedaald, maar Hij is er niet door aangetast. Zijn rieken is in de vreze des Heeren.

En door de Geest Die op Hem is, kan Hij het anderen, kan Hij het ook u leren: te ademen in de vreze des Heeren. Van zo'n mens die er geen zin in had de Heere te vrezen, wordt dan gezegd: zijn lust is in des Heeren Wet, en hij overdenkt Zijn Wet dag en nacht.

We kunnen het ook nog een beetje anders lezen. Zijn rieken is in de vreze des Heeren. Hij ruikt het, waar die vreze des Heeren aanwezig is. Zoals een speurhond - met verontschuldiging voor het beeld - dingen ruikt die wij niet kunnen waarnemen - zo ruikt HIJ, waar de vreze des Heeren gevonden wordt.

Hij gaat dus niet af op wat Hij hoort of ziet, maar op wat Hij ruikt. Dat staat er trouwens ten overvloede achter: Hij zal naar het gezicht van Zijn ogen niet richten en naar het gehoor van Zijn oren niet bestraffen. Met andere woorden: Hij verkijkt Zich niet op wat voor ogen is. Een trouwe kerkgang en een dagelijks bijbellezen en een grote offervaardigheid en zelfs het kunnen spreken over het werk Gods - goed en nuttig allemaal - is de vreze des Heeren nog niet...

Tegen het volk Israël, dat zo prat ging op de offers die het bracht, zegt de Heere: Ik haat. Ik versmaad uw feesten en ik kan uw verbodsdagen niet rieken! Hij ruikt het of de vreze des Fleeren erin is, of niet.

Maar omgekeerd kan het ook. Dat er misschien heel wat aan ontbreekt. Terwijl HU in het weinige, in het gebrekkige toch de liefelijke geur van de vreze des Heeren ruikt.

Toen die vrouw binnenkwam in het huis van Simon werd zij maar een beetje van opzij aangekeken. Wat moest zo'n zondige vrouw in de nabijheid van de Zaligmaker? Ze konden haar wel wegkijken. Maar wat zei de Heere? Haar zonden zijn haar vergeven, die vele waren, want zij heeft veel liefgehad.

De satan maakte Job verdacht. De vreze des Heeren bij Job? Nee, daar zit een luchtje aan. Het gaat hem allemaal zo voor de wind. Maar wat zei de Heere? Er is niemand zoals hij, oprecht en vroom en Godvrezend en wijkend van het kwaad.

En Nathanaël, onder zijn vijgeboom. Hij was het zichzelf nauwelijks bewust, maar de Heere had al gezien, en Hij wist hem te vinden. Een Israëliet zonder bedrog.

Gaat er van ons ook een reuk van Christus uit? Dat moet te merken zijn. Aan ons gaan naar de kerk, aan ons luisteren naar het Woord. Aan ons verblijf in de binnenkamer. Aan onze hefde tot de naaste. Maar vooral: aan de verhouding van ons hart tot de Heere. Heere, Gij weet mijn weg en hoe mijn wandel is. Zie of er bij mij een schadelijke weg is.

Als Hij dat vindt, dan is Hij daar blij mee, want Hij heeft het Zelf gewerkt! Dan is het zoals toen Noach zijn offer bracht: de Heere rook de liefelijke reuk. In dat offer heeft Zijn heilig oog een behagen.

Alles van ons is niet méér dan een stank in Zijn neusgaten. Maar wat Hij gewerkt heeft, dat is Zijn lust en Zijn leven. En als Hij er nu zo'n behagen in heeft, de vreze des Heeren te ruiken bij mensen die van zichzelf stinken naar de zonde, wat moesten dan allen die Hem kennen, van Zijn geur vervuld zijn!

Wij zijn Gode een goede reuk van Christus, zegt Paulus.

Want dat Rijsje uit de afgehouwen tronk van Isaï, waaraan geen gedaante of heerlijkheid was, is de Schoonste van alle mensenkinderen en op Zijn lippen is genade uitgestort. En al wat aan Hem is, is gans begeerlijk!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het Rijsje uit de afgehouwen stam

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's