Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De gave van levend water

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gave van levend water

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water dat Ik hem geven zal, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige teven." (Joh. 4 : 14)

1. Dorst gewekt

De Heere Jezus in een vreemde omgeving. Zo is het in ons teksthoofdstuk. Immers, Joh. 4 speelt zich af in Samaria, het gebied dat tussen het noordelijke Galiléa en het zuidelijke Judéa ligt. De Samaritanen waren halve heidenen. Ze hielden er een verbasterde vorm van de joodse godsdienst op na. De Joden keken op hen neer... En de Samaritanen stonden op hun beurt vijandig tegenover de Joden. Wanneer een Jood reisde van noord naar zuid of van zuid naar noord, dan maakte hij bij voorkeur een grote omweg door het over-jordaanse om zo dat samaritaanse gebied te vermijden. De Heere Jezus is in Judéa geweest. Bij de Jordaan waar Johannes de Doper werkzaam was, is Hij aangewezen als het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt. Daar zijn de eerste discipelen geroepen en Hem nagevolgd. Daar was ook direkt een hele schare die Hem graag wilde horen en volgen. Maar ook bleek daar onmiddellijk het verzet van de Farizeën. De vijandschap van de eigenzinnige en hoogmoedige godsdienst.

Christus wil het nog niet tot een openlijk konflikt met de farizeën laten komen. Daarom ontwijkt Hij naar Galiléa. Dan is er de keuze: de kortste weg nemen dwars door Samaria óf de omweg. Let nu op vers 4: , , En Hij moest door Samaria gaan. "Hij móest.

Waarom? Om daar in Samaria verloren schapen te zoeken en te vinden. Waar de officiële, gevestigde, kerkelijke godsdienst niet van Hem weten wil, daar keert Jezus Zich tot wat afgeschreven is, wat er buiten staat. De , , 99 rechtvaardigen" die de bekering niet van node hebben, gaat Hij voorbij, om Zich te wenden tot dat éne dat verloren ligt.

Hij moést - vanuit de drang van Jezus' hart naar het ellendige en arme. Vanuit de gehoorzaamheid aan de Vader. Hij moést vanuit het vrije welbehagen, dat eeuwig God bewoog. Hij moést om daar die ene samaritaanse vrouw te ontmoeten. Want zo'n éénling, zo'n enkeling is niet te klein en te gering voor de Heere om Zich er mee te bemoeien en er zorg en aandacht voor te hebben.

„Hij moest door Samaria gaan". De HEERE brengt het evangelie bij de zondaar en de zondaar bij het evangelie. Die wegen kruisen elkaar in het uur van het welbehagen. En die wegen worden geleid door Gods verkiezende liefde.

Zo komt de Heere Jezus met Zijn discipelen in het samaritaanse stadje Sichar aan, waarschijnlijk het tegenwoordige Askar op 1 km. afstand van de oude Jakobs fontein. Volgens de traditie heeft Jakob uit deze put, die nog altijd te bezichtigen is, gedronken en hem later ten geschenke gegeven aan Jozef. Welnu - bij deze fontein met zijn vele oude herinneringen zet Christus zich neer.

Vers 6 zegt: , , Jezus dan vermoeid zijnde van de rei ze, zat alzo neder nevens de fontein. Het was omtrent de zesde ure." Menselijke vermoeidheid is de Heere Jezus niet vreemd. Uitgeput naast de fontein... Het is op het heetst van de dag, 12 uur in de middag; de zon staat nu op het hoogst. Terwijl de discipelen wat eten gaan halen in de stad, blijft de Heere wat uitrusten. En dan komt daar die samaritaanse vrouw. Merkwaardig dat ze zo helemaal alleen komt en al even merkwaardig dat ze op dit tijdstip komt met de waterkruik op haar hoofd.

Daar heeft ze wel haar redenen voor... Ze wil blijkbaar liever niemand ontmoeten. Ze is mensenschuw. Ze gaat naar de put op een uur waarbij ze vrijwel zeker is dat ze geen van de vrouwen uit Sichar zal tegenkomen. Wanneer ze een man ziet zitten bij de put heeft haar scherpe blik al meteen ontdekt dat Hij een Jood is. Dat is te zien aan de kwasten die Hij draagt aan zijn kleed. Die man zal haar geen blik waardig keuren en doen alsof ze lucht is. Wel, dan zal zij dezelfde houding aannemen tegenover Hem.

Maar wat hoort ze nü? , , Geef mij te drinken". Dat zegt die man! Tegen haar! Niet te geloven! Ze is één en al verbazing en spreekt die verwondering ook uit: „hoe kunt u als joodse man nu mij, een samaritaanse vrouw, iets te drinken vragen? !" Zoiets doé je toch niet als Jood. Dat kan toch helemaal niet... Maar de Heere Jezus doorbreekt alle grenzen en scheidslijnen en muren die wij zo graag telkens weer optrekken. Voor Hem is deze vrouw niet „een" Samaritaanse, zoals wij spreken over „een" hoer of „een" kroegloper of wat dan ook. Voor Jezus is zij deze éne vrouw met haar vergooide, kapotgebroken bestaan. De Heere Jezus heeft dorst, gewone lichamelijke dorst. Maar het is tegelijkertijd de dorst van Zijn ziel om deze zondares te redden. En ddt te doen is spijs en drank voor Hem, want zo doet Hij de wil van Degene die Hem gezonden heeft en volbrengt het werk dat de Vèder Hem heeft opgelegd.

Zo is het nog. Daarom legt Christus op allerlei manieren kontakt met u. Hij knoopt het gesprek met u aan. Door de kerkdienst of de schriftlezing of zomaar een voorval van vreugde of verdriet. Hoor naar Zijn stem! De Heere dorst er naar een zondaar te behouden. In het gesprek met de Samaritaanse is nu het eerste kontakt gelegd. Een nog maar heel oppervlakkig kontakt - maar de Heere gaat dat direkt verdiepen door wondere woorden te spreken.

-, , Indien gij de gave Gods kende en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hém hebben begeerd en Hij zou u levend water gegeven hebben." De rollen zouden dus eigenlijk omgekeerd moeten worden. Als een dorstig man vraagt de Heere haar wat te drinken. Maar Hij zegt daar meteen boven op: nu kan Ik u te drinken geven van een levend water, dat wil zeggen een fris, stromend, opspuitend bronwater, dat als een gave Gods is. De Samaritaanse begrijpt daar niets van. Ze begrijpt niet dat de Heere Jezus Zichzélf bedoelt met het woord „de gave Gods" - dat Hij Zélf het geschenk van Gods ontfermende liefde voor zondaren is. Er is bij haar een even groot misverstand als bij Nicodemus, toen de Heere sprak van de noodzaak van de wedergeboorte.

Ze zegt: „mijnheer, u hebt niet eens een

emmer om mee te putten uit deze diepe put! Waar moet u dan dat levende water vandaan halen? " Wat spottend: , , u denkt toch zeker niet dat u méér bent dan onze vader Jakob die uit deze put gedronken en hem ons gegeven heeft? " Wilt u soms nóg beter water hebben dan dit wat voor Jakob goed genoeg is geweest? Jezus antwoordde en zeide tot haar: Een ieder die van dit water drinkt, zal wederom dorsten. Dat water hebben we ook wel nodig om de lichamelijke dorst te lessen. Die waterkruik moet ook wel gevuld worden. En dan zijn er heel wat van die kruiken, zoals de kruik van gezondheid, van werk, voedsel, kleding, een toekomst voor uw kinderen. Ook dat water mag u van de Heere afsmeken. Er staat immers: „laat al uw begeerten bekend worden bij God."

Maar dat water kan de diepste dorst niet wegnemen. Met alle goed van deze wereld blijft het hart nog onbevredigd. De Heere Jezus ziet het zomaar aan de wat vermoeide gebaren van die vrouw en aan de blik van haar ogen, dat zij nog nóóit van het echte, levende water gedronken heeft. Wat heeft deze vrouw gedaan? Ze heeft de zónde ingedronken als water. Maar daar wordt de dorst van het hart alleen maar groter door. En uiteindelijk blijft er een eeuwig dorsten over, met geen druppel water meer om de lippen te verkoelen.

Het is de roep van deze tijd: drink maar met volle teugen van het water van deze wereld. Leef je maar uit in de zonde! Vooral de ongeremde en losgelaten sexualiteit wordt voorgesteld als het hoogste genot. Jongeren worden vertrouwd gemaakt met de gedachte: daar moet je je dorst zien te lessen! Het zal niet gelukken. De samaritaanse vrouw is er een heel duidelijk voorbeeld van. Alleen maar dorstiger geworden, met een leeg hart en een verloren leven.

, , Maar zo wie gedronken zal hebben van het water dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten - maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven". Dus: dat levende water gaat bruisen in die mens, dat is de dynamiek van het nieuwe leven, uit de doodsheid en dorheid gered, levendig en geestelijk aktief - vruchtbaar ook „als een gewaterde hof", een frisse tuin.

Nu de reaktie van die vrouw. Ze voelt wel dat deze Vreemdeling ernstig tot haar spreekt en ook... met een bijzonder ge-

zag. Ze komt niet los van de woorden die Hij tot haar gesproken heeft over dat levende water. Maar het lijkt zo onwerkelijk. Net als in een sprookje. Daarin komen zulke dingen ook voor. Brood dat voor altijd voedt en water dat voorgoed de dorst lest. Zo zegt ze dan: Heer, geef mij dat water, opdat mij niet dorste en ik hier niet moet komen om te putten. Dat zou even gemakkelijk zijn - dan was ze in één keer klaar!

Calvijn zegt: „Christus zag dat al wat Hij zeide met gekkernijen beantwoord werd - en nam toen een geschikt middel te baat tegen dit kwaad. Want Hij treft het geweten der vrouw door het besef van haar zonde". Zolang we heel tevreden zijn met onszelf en geen weet hebben van onze schuld voor de hoge God, kunnen we de leer van Christus aanhoren alsof het om fabeltjes ging. Het is daarom voor ons allen zo nodig dat de olie van Christus met azijn vermengd wordt om zo voor ons smakelijk te worden. Of anders gezegd: de honing van het evangelie smaakt ons pas, wanneer ook de azijn van de wet op onze tong is geweest! Bedenk toch uw zonden opdat u uzelf leert mishagen en leer vrezen voor het oordeel van God. Luister goed naar de eerlijke behandeling die Christus geeft... aan die samaritaanse vrouw, maar ook aan u, wanneer u bidden mag:

beproef vrij van omhoog mijn hart dat voor Uw oog - Alwetende - steeds openlag.

Abrupt spreekt de Heere Jezus tot die vrouw: Ga heen - roep uw man en kom hier. Hij legt de vinger bij de wonde plaats, bij de schuld en de nood van haar leven. Let op... Hij zegt niet: roep uw man en ga weg! Maar: roep uw man en kom hier. Kom bij Mij met de hopeloosheid en met de brokstukken van je leven. De vrouw is geschrokken. De Vreemdeling komt haar nu te na en ze wil zich inkapselen. „Ik heb geen man". Dat zeg je terecht, vrouw - dat je geen man hebt. Want je hebt vijf mannen gehad en die je nu hebt, is je man niet. Hier is in een enkel woord het hele faillissement van haar leven getekend. De Heere zegt het niet kwetsend... maar wél volkomen eerlijk. De Samaritaanse weet nu dat haar hele zondige verleden en niet minder zondige heden een open boek is voor deze Vreemdeling.

Ze staat nu als een zondares voor de Profeet. „Heere, ik zie dat Gij een profeet zijt". Door het profetisch onderwijs van de Heere Christus is zij met zichzelf bekend gemaakt. Haar hart was al onbevredigd en dorstig. Maar nu wordt die onvrede tot schuld. Nu ziet ze - door het woord van Christus - pas goed hóe donker en verloren en verlopen haar leven is! De ware dorst is gewekt. De dorst naar vergeving. De dorst naar God. Dat blijkt wel uit wat de vrouw nu verder gaat vragen. Dat is maar niet een uitvlucht om de aandacht af te leiden. In haar schijnbaar oppervlakkige vraag: waar moeten we God aanbidden - op de berg Ebal hier vlakbij of in Jeruzalem, beluistert de grote Zieleherder de roep naar de levende God.

Bekend gemaakt met de verlorenheid van haar bestaan dórst deze vrouw naar de levende God, naar de echte, wérkelijke ontmoeting met Hem. In het hart van deze Samaritaanse is iets gaan leven van Psalm 42.

Christus heeft bij de Samaritaanse de ware dorst gewekt. En zo kan Hij Zichzelf dan ook aan haar kwijt als de Fontein van levende wateren. Voor ieder heeft Jezus het juiste woord - voor Nicodemus in Joh. 3 weer anders dan voor de Samaritaanse in Joh. 4. En toch is het dezelfde boodschap. U bent verloren in uzelf: u moet wederom geboren worden, van dit water zult u wederom dorsten! Maar zie hier bén Ik - Ik ben bereid om in al uw nood te voorzien. O, alle gij dorstigen komt tot de wateren! Waarom zoekt u uw dorst te lessen daar waar het niet lukken zal, dat is bij alles wat buiten God is... Vertrouw u biddend toe aan de zielzorg van Christus. Hij zal u de waarheid zeggen. Maar deze waarheid zal u vrijmaken...

2. ÖQrst gelest

Het gesprek tussen Jezus en de Samaritaanse wordt ineens afgebroken doordat de discipelen terug komen met hun inkopen. We zouden denken: wat jammer, het gesprek begon nu juist goed op gang te komen. Maar de woorden van Christus hebben intussen hun werk al gedaan in het hart van de vrouw. Levend water is daar naar binnen gestroomd en het is nü al, nu ze nog maar pas tot bekering is gekomen, in haar geworden tot een fontein van water, opspringende tot in het eeuwige leven. Enkele punten waar dat uit blijkt. Allereerst die veelzeggende kanttekening van de Heilige Geest in vers 28: „Zo verliet de vrouw dan haar watervat..." Wanneer de vrouw snel weggaat laat ze die kruik achter. Ze is zó vol van wat ze gehoord heeft, dat ze aan die kruik totaal niet meer denkt. Dat watervat blijft daar achter als een stille getuige... Veelzeggend toch. Die achtergebleven kruik duidt de breuk met haar eigen verleden aan. Ze kan het niet meer zoeken daar waar ze het tot nu toe altijd gezocht heeft. Ze behoeft in het vervolg ook niet meer te putten uit de put van de zonde. Dat hóeft niet meer - want die schrijnende leegte van binnen is nü gevuld met het levende water.

Komt er water in de woestijn, dan komt daar vruchtbaarheid, leven midden in de dood. Zie het maar aan de Samaritaanse. Ze moet meteen gaan getuigen van de grote vreugde die ze gevonden heeft. De mensen van het stadje die haar al lange tijd niet meer hadden aangekeken en voor wie ze zich terecht schaamde, klampt ze nu ineens vrijmoedig aan met haar blijde boodschap. Ze is ook zo eerlijk geworden nu. Ze is niet op slag een vrome vrouw geworden... Ze gaat niet zeggen tegen haar buren: „ik heb nü toch een diep geestelijk gesprek gehad met niemand minder dan de Messias!" Voor zó'n verhaal zouden de mensen hun schouders hebben opge-

haald. Maar nu is ze ontwapenend in haar oprechtheid. „Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus? "

De Samaritaanse vrouw als getuige. Ho, ho, zeggen wij - loopt ze niet wat te hard van stapel? Getuigen is bij ons zoiets als hoofdstuk 10 en hoever zal die vrouw nu geestelijk geleid zijn? Zou ze hoofdstuk 1 al wel uit hebben? Maar... kijkt u die hoofdstukkenindeling dan nog maar eens kritisch na. De Heilige Geest stoort Zich er niet aan. Probeert u dat springende, lévende water maar eens tegen te houden met uw duim. Het spat alle kanten op! Waar u iets proeft van het levende water, gaat u er van spreken. , , Eén ding weet ik - dat ik vroeger blind was en nu zie." Eén ding weet ik - dat ik vroeger brandde van dorst - maar nu heb ik pas het echte geproefd.

Die vrouw van kwade naam en slechte zeden wordt vruchtbaar in het Koninkrijk Gods! Ze wordt gebruikt om vele Samaritanen uit haar stad tot Jezus te brengen. En zelf mag ze weer haar plaats innemen onder haar volk. Ze behoeft niet meer schuw en schichtig over de straat te gaan. De buurvrouwen draaien hun hoofd niet meer om als ze voorbij komt en ze kletsen niet meer achter haar rug. Haar leven bloeit weer open naar de anderen en de kapotte relaties worden hersteld.

De Heere geeft genade én eer. Straks zeggen de Samaritanen tegen haar: „ Wij geloven niet meer om üws zeggens wil - want wijzelf hebben Hem gehoord en wéten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld". Die vrouw is voor hen een instrument geweest. Maar nu komen ze tot haar terug met hun prille en ook zo ruime belijdenis. Zo versterken ze elkaar wederkerig in de belijdenis van Jezus Christus, de Redder der wereld.

Het is nooit uit te spreken wat genade vermag. De zonde kan alleen maar kapot maken, vernielen. Door de zonde is het leven van de Samaritaanse een dorre zandwoestijn geworden.

„Een land dat dor en mat van droogte brandt waar niemand lafenis kan krijgen."

Is dat ook zo met u gesteld? Zie - dat hebben nu uw zonden gedaan. Ja, dat kunnen wij - van het paradijs een woestijn maken. Maar... van de woestijn een paradijs maken - dat is Gods werk! Dat is genade-werk, wanneer het levende water uit de heilsfontein Christus het zuiderland herleven doet.

Onze tekst heeft in de Samaritaanse een levende illustratie. Ze behoeft niet meer te dorsten. Behalve dan het dorsten naar méér en het dorsten naar: altijd wéér. Doch dat is zalig dorsten. Het water dat de Heere haar gegeven heeft, is in haar geworden een fontein van water - springende tot in het eeuwige leven. Is die Fontein gaan vloeien in uw ziel - weet dat hij nooit weer opdroogt. Want Gods werk is eeuwigheidswerk. Komt u eenmaal te staan voor de afgrond van de dood, dan springt dat water óver die afgrond heen tot in het eeuwige leven.

Jezus Christus - Hij is de Fontein van levend water. Waterputters... laat uw waterkruiken eens achter bij de put van de Mammon, bij de put van de wereld, bij de put van een farizeese godsdienst van plicht op plicht, bij de put van lusten en genoegens. Zo min als u uw dorst kunt wegnemen met zout water, zó min kunt u verkwikking vinden buiten Christus. Wees gewaarschuwd opdat u de eeuwigheid niet hoeft door te brengen in een eindeloos dorsten. Opdat uw gekloofde en gebarsten lippen niet eeuwig behoeven te

prevelen: Te laat! Te laat!" Zie op Hem Die éénmaal uitriep „Mij dorst" - om in die weg van lijden en sterven te verwerven een geopende heilsfontein. O, alle gij dorstigen - komt tot de wateren!

7 Hijgend hert der jacht ontkomen, schreeuwt niet sterker naar 't genot, van de frisse waterstromen, dan mijn ziel verlangt naar God. Ja, mijn ziel dorst naar de HEER God des levens, ach, wanneer — zal ik naad'ren voor Uw ogen, in Uw huis Uw Naam verhogen? (Psalm 42 : 1)

V.

J.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De gave van levend water

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's