Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„NU VANGT HET NIEUWE LEVEN AAN"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„NU VANGT HET NIEUWE LEVEN AAN"

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inzet

Dagelijks bad de oude Joodse rabbi om de komst van de Messias. Vurig hunkerde hij naar , , de Beloofde der vaderen".

Op een dag kwamen vrienden zijn studeerkamer binnen met groot nieuws: „De Messias is gekomen".

Verrukt sprong de rabbi overeind, rende naar het raam, keek naar buiten. Meteen trok over zijn gezicht een donkere waas.

Het eerste wat hij zag was... een rouwstoet.

Teleurgesteld reageerde hij: „Onmogelijk, de Messias is niet gekomen".

En zijn leven ging weer door, hij hoopte verder, hij bad verder, totdat Hij wel zou komen!

Zijn stellige verwachting was dat zodra de Messias komen zou het nieuwe leven zou aanvangen in volle luister.

De dood zou geen plaats meer hebben. In een ding had de rabbi zeker gelijk. Christus en de dood staan op gespannen voet.

De dood verdraagt Christus niet. En, de Vorst van het Leven verdraagt de dood niet.

Alleen: de rabbi constateerde, concludeerde, rekende! Hij geloofde niet!

En hij kende de wet van het stervende tarwegraan niet.

Zoals de korrel sterft in de aarde en op die wijze een nieuwe plant doet groeien, zo ook de Levensvorst.

Hij moest door de dood heen.

Zo ving het nieuwe leven aan. Als jongen zag ik thuis vele keren het graan groeien en rijp worden.

Je kon niet oogsten voor het rijp was. Anders gezegd: de dag van de volle oogst van het nieuwe leven wacht nog. Wacht op de grote Dag, de Dag van de Terugkomst van de Vorst van het leven. Wij leven in de tussentijden.

We zien terug naar Pasen. Daar ving het nieuwe leven aan.

We zien vooruit naar de Dag der Opstanding.

Daar breekt het nieuwe leven in volle luister door.

Dan is er inderdaad geen rouwstoet meer. , , De dood zal niet meer zijn".

„Wat meer is"

Toch is met Pasen definitief het Leven door de dood heen gebroken.

„Wat zoekt gij de Levende bij de doden? "

„Hij is hier niet, Hij is opgestaan". Dat is het „meer" van Pasen.

We zitten wel eens met een stuk verlegenheid rond Pasen.

We verkondigen „Jezus Christus en Die gekruisigd".

Wat voegt Pasen daar nog aan toe? Dit meerdere missen we als we Pasen te dicht naar de Goede Vrijdag toe trekken. Alsof met Pasen alleen aan het Licht komt, wat met Goede Vrijdag is gebeurd. Het „meer" v.h. Paasevangelie wordt ons duidelijk als we letten op de omslag in de levensgang van de Heere.

Van vernedering naar verhoging.

En die verhoging is er van 's Vaders kant. „Wat meer is, die ook opgewekt is".

De dood is verslagen. Christus zegeviert.

Zo is er voortgang in zijn Middelaarswerk.

Het stervende tarwegraan brengt vruchten voort. „ Veelmeer zullen we behouden worden door Zijn leven".

Daarom: „nu vangt het nieuwe leven aan."

Vruchten

Twee wil ik er noemen.

Onmisbaar zijn beiden.

Twee schakels uit de keten van het heil. Wedergeboorte en heiligmaking.

Wedergeboorte

Dat heeft alles te maken met Pasen. Toen ving het nieuwe leven aan, en door de kracht van de Levensvorst worden dode zondaren nu tot leven gewekt. Hoor Petrus maar getuigen:

„Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden."

Daar vangt het nieuwe leven aan. Het Woord van de opstanding van Christus rust op het feit van Zijn opstanding.

Het draagt de opstandingskracht van Christus mee.

Wedergeboren tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus.

Paulus omschrijft het in feite niet anders:

„Ook toen wij dood waren door de misdaden heeft (God) ons levend gemaakt met Christus; en heeft ons mede opgewekt".

En onze Heidelberger vat samen: „Wij worden door Zijn kracht opgewekt tot een nieuw leven."

In de opstandingskracht van de Levensvorst is Zijn Kerk meegenomen. Ze is meegenomen uit het graf van haar dood en vruchteloosheid.

Koud en kil is dat graf.

Voor u en mij onverbreekbaar haar grendels.

Maar zie: daar zijn het doorboorde handen die zich om mij heen sluiten in een genadige greep en me meenemen uit dat graf naar „de hof van het leven".

En door het morgenlicht van het nieuwe leven word ik omspoeld.

Dat is „naar Gods grote barmhartigheid".

Andere woorden kan ik er, in grote verwondering, niet voor vinden.

Maar hoe is dan het verband tussen de opgestane Christus en mij?

Zou er van een andere band sprake kunnen zijn, dan van de band van het geloof? Onmogelijk!

Dat is de verbondenheid die de Geest van de levendmaking legt door de kracht van het Woord.

„Wie in Mij gelooft, die heeft het eeuwige leven."

Levend gemaakt door Zijn opstandingskracht.

Die is sterker dan mijn verwevenheid met de dood.

Daarom prediken we met een vurig gebed om zegen en op gespannen hoop van zegen de Opgestane en Zijn kracht.

En daardoor heen verweven is een bevel: Bekeert u en gelooft het Evangelie. En door dat geloof weet de bruid zich met haar levende Bruidegom verbonden. Onlosmakelijk.

Omdat het geloof zo sterk is? Nee, omdat de trouw van de Opgestane niet bezwijkt.

Iemand vraagt nog naar de keerzijde? „Wie in de Zoon niet gelooft, zal het leven niet zien."

Wie niet in Hem is, blijft aan de dood onderworpen.

Of ik over dat nieuwe leven nog meer zeggen kan?

Ja, maar denk niet dat de mens, nadat Hij door de Geest is wedergeboren het verder alleen af kan.

Ik blijf aangewezen op de kracht van Christus opstanding.

Zo krijgt het nieuw begonnen leven gestalte in de heiligmaking.

Heiligmaking

De Heilige Geest laat niet af de opstandingskracht van Christus in ons uit te werken. Waar het nieuwe leven is aangevangen is het werk van de Geest van Christus niet klaar.

Hij gaat verder.

Ten diepste rust Hij niet voor de laatste hand (de hand van de Vader waarmee Hij alle tranen afwist) is gelegd aan het nieuwe leven.

Hij verheerlijkt de Opgestane Christus in ons.

Onzerzijds is de keerzijde daarvan de vurige bede: „Opdat ik Hem kenne en de kracht van Zijn opstanding".

Onlosmakelijk daaraan verbonden is: „de gemeenschap van Zijn lijden, Zijn dood gelijkvormig wordend".

Het verder afsterven van mijn oude bestaan, mijn hoogmoedige ik-gerichtheid. Zo komt Christus in het middelpunt te staan van het nieuwe leven.

Om Hem draait het.

Uit Hem put het kracht.

Uit Hem leef ik.

Daarbuiten is het naargeestig triest en doods.

„Gods maaksel, in Christus Jezus geschapen tot goede werken, die God heeft voorbereid opdat we daarin zouden wandelen".

En de Heilige Geest brengt het zo ver dat ik leer zeggen:

„Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij".

Christus, de Opgestane is mijn leven geworden.

En dat heeft consequenties! Voor mijn beslissingen, voor mijn doen en mijn laten.

Voor mijn staan in deze wereld. Voor mijn ethisch handelen. Want ik ben geroepen tot een nieuw godzalig leven.

„Zo verheerlijkt dan God, in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn".

De Heilige Geest leert me de zegen van het sterven en van de opstanding van Christus ook voor de dagelijkse praktijk van mijn leven.

Zelf kan ik de brief van mijn leven vaak niet lezen.

Dat houdt me klein en afhankelijk van de Opgestane.

Maar Hij maakt me toch tot een leesbare brief van de Levensvorst.

Dat is een leven in de vreze des Heeren. Dat is een leven binnen de gezegende grenzen van de geboden van de Heere.

Als bakens in zee grenzen ze de koers van mijn levensschip af.

Binnen die bakens is het veilig en goed. Ik blijf zwak, ik hink en zink elke dag weer.

Ik bid juist dan: „Maak mij levend naar Uw Woord".

Maar juist daar is de kracht van Christus opstanding het die mijn verlepte bestaan weer doorademt en bezielt.

Nee, ik behaal er geen eer mee.

Hij, de Opgestane, wast en ik word minder.

„U, zij de glorie, opgestane Heere"! Zo hoort het ook!

„Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus." En de Levensvorst krijgt zo steeds meer gestalte in ons leven. De Zoon maakt door de kracht van de Heilige Geest ons steeds meer Zijn beeld gelijk.

Hij schept en sterkt de liefde, waardoor ik me buig over wie geen helper heeft.

In plaats van het oordeel van kilheid, krijgt nu Zijn liefde heerschappij in mijn leven.

Daardoor sta ik anders in de wereld dan voorheen.

Toen was het de dood die mijn leven stempelde.

Nu is het Zijn leven waar ik van leef. Wie in Christus is, is „een nieuw schepsel".

Pasen: onderpand en voorschot

Wie uit Christus leeft, leeft uit het onderpand van Zijn opstanding.

Ik leef tussen de tijden.

Pasen is ook een voorschot.

Het gaat heen naar het moment waarop alle dingen nieuw worden.

De Opgestane, de Opgevarene komt terug.

Dan breekt het nieuwe leven dat hier aanving door, in volheid en volmaaktheid. Wie dan nog bij de duisternis hoort, blijft eeuwig duister.

Maar wedergeboren tot een levende hoop, koester ik een vurige hoop om dan altijd met Hem te zijn.

Want Hij heeft gezegd: „Ik leef en gij zult leven".

H.

G.D.K.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1991

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

„NU VANGT HET NIEUWE LEVEN AAN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1991

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's