Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een tweegesprek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een tweegesprek

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„ Toen zij dan het middagmaal gehouden hadden, zei Jezus tot S trus: imon zoon van Jonas, hebt gij mij liever dan dezen? Hij z Hem: a, Heere, Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: e schapen..." Johannes 21 : 15—17

Christus' vraag

Stil hebben de discipelen met de Heere Jezus de maaltijd gebruikt. Niemand durfde die stilte verbreken. Ook Petrus, die anders nogal vrijmoedig was, hield zijn mond. Er zal wel heel wat in die Petrus zijn omgegaan. Ze hebben vanmorgen in het teken van de vis zo'n duidelijke les gehad over het vissen van mensen, dat ze zullen gaan doen. Op Zijn Woord zal het mogen en kunnen. Er zal zegen zijn. Maar zal hij, Petrus, daar ook nog aan mee mogen doen? Hij is het toch eigenlijk niet waard. Op het kritieke moment had hij het toch laten afweten! Zo'n dienstknecht kan de Heere Jezus toch niet gebruiken?

We kunnen dat misschien wel aanvoelen. Nee, niet dat we hebben staan vloeken en zweren, maar wel, dat we hoe dan ook ze gefaald hebben. Ons geloof verloochend hebben. De Naam van de Heere Jezus ontkend hebben en te schande gemaakt. Levensgroot staat het tussen ons en de Heere Jezus in. Hoe kan Hij nog ooit met mij van doen hebben? Hij kan mij toch alleen maar verachten om mijn trouweloosheid en mijn lafheid. En toch zou ik Hem nooit meer kunnen missen.

De Heere Jezus verbreekt de stilte. Hij richt zich onder aanhoren van de anderen tot Petrus en vraagt: Simon, zoon van Jonas, hebt gij mij liever dan dezen?

God vraagt naar de liefde van een mensenkind. Wij vragen elkaar naar liefde. Soms gespannen en onzeker. Hou je nog wel van mij? Mensen vragen naar liefde van mensen. Mensen vragen ook naar de Hefde van God. Is God hefde, houdt Hij werkelijk van ons, van mij? Als Hij werkelijk van mij houdt, waarom is er dan zoveel moeite in mijn leven?

Hier worden de rollen omgekeerd. God vraagt naar liefde. Mensenkind, hoe is het nu met u, met jou? Houd je werkelijk van Mij? Geef je om Mij? Nu moet het hoge woord er maar eens uitkomen. Ja, het hoge woord. Let u daar op. Petrus had eigenlijk al verschillende tekenen van zijn liefde tot Christus gegeven. Hij had berouw gehad. Hij was weer naar de discipelkring van de Heere Jezus teruggekeerd. En zojuist nog was hij overboord gestapt om maar zo vlug mogelijk bij de Heere Jezus te kunnen zijn. En toch, dat is voor de Heere Jezus niet genoeg. Nu moet hij maar eens voor de dag komen. Hij heeft openlijk de Heere Jezus verloochend. Hoe is het nu? Houdt hij nu van Hem of niet? Wij zeggen wel eens, wij zingen wel eens: Geen woorden maar daden. En zeker, daden zijn geweldig belangrijk. Maar het moet ook maar eens duidelijk gezegd worden, naar Wie ons hart uitgaat. Voor wie wij kiezen. Daden kun je nog op allerlei manieren uitleggen. In je woord leg je je vast. Je wordt eraan gehouden. Zo vraagt Jezus naar een duidelijke belijdenis van Petrus. Zo vraagt Jezus naar een duidelijk belijdenis van ons.

En het is ook zeer opmerkelijk, hoe. Let u eens op de naam, waarmee Hij Petrus aanspreekt. Simon, zoon van Jona. Nee Petrus wordt nu geen Petrus genoemd. U weet, dat is de naam van zijn geloof. Petrus dat is Rots. Maar in de hof van Kajafas was hij zo'n rots niet geweest. Daarom klinkt nu zijn oude naam: Simon, zoon van Jona.

Als de HEERE naar onze liefde vraagt, is Hij eerlijk. Ook ons noemt Hij bij onze oude naam. Mensenkind, dat zo vaak hebt gefaald en dat telkens weer opnieuw faalt. Zondaar, zondares, hebt gij Mij lief?

Daar komt nog wat bij. Petrus was nogal trots geweest. Toen de Heere Jezus er over was gaan spreken, dat ze allen aan Hem geërgerd zouden worden, Hem allen zouden verlaten, had Petrus stellig beweerd, dat hij dat nooit zou doen. De anderen zouden dat kunnen doen, hij niet. En nu, na alles wat er gebeurd is herinnert de Heere Jezus hem daar aan. Hij vraagt: Simon hebt gij mij liever dan dezen? Ben je echt meer dan je medediscipelen?

U merkt het, de HEERE weet ons in onze openlijke of verborgen hoogmoed wel te vinden. Ook wij verheffen ons zo gemakkelijk boven een ander. Die man is imon zo dom! Pe-Die vrouw zo oppervlakkig! Nee, eide dan tot wij nog eens. Dat zeggen we niet, id maar mijn we denken het wel. Maar wie met God te doen krijgt in zijn of haar leven krijgt z'n trekken wel thuis. De HEERE ontdekt ons aan onszelf. Hij vraagt ons: Ben je dan echt meer en beter, dan die ander? En die mond van ons, die zo oordelen kon, valt stil. Paulus belijdt: Mij de grootste der zondaren, mij is barmhartigheid geschied.

Jezus vraagt naar de liefde van Petrus. Het is een pijnlijke vraag, een beschamende, een ontdekkende. Een vraag, die niet voorbijgaat aan de beschamende werkelijkheid van de zonde. Maar we mogen elkaar er aan herinneren, wie de vraag stelt. Het is de Opgestane Heere en Zaligmaker. Hij heeft Zichzelf gegeven tot in de bittere kruisdood toe. Dat was Zijn liefde. Zijn liefde voor zondaren. Voordat Hij vraagt naar onze liefde is er Zijn liefde.

Dat mogen we nooit vergeten. Zijn vragen zijn ontdekkend en pijnlijk genoeg. Hij windt er geen doekjes om. Hij legt de vinger op de zere plek in ons leven. Weet je nog wel, jij met je grote woord, met je vrome mond. Hoe is het nu, nu er van al die hoge en grote woorden niets terecht gekomen is, heb je Mij lief?

Petrus' antwoord

Dat is Jezus' vraag. In de serene stilte van die vroege morgen aan het strand hangt ze een ogenblik tussen Jezus en Petrus en de andere discipelen in. Wat komt er nu? Zal Petrus opstaan en huilend weglopen? Maar nee, hoor, daar is het antwoord: Ja, Heere, gij weet dat ik U liefheb.

Verschillende dingen vallen op. Je hoort Petrus niet over die naam Simon. Daarmee laat hij zich noemen. Hij zegt niet: Ik ben Petrus en ik heb U lief. In het antwoord, dat hij geeft ligt besloten, dat hij zich bij zijn oude naam laat noemen.

U, jij protesteert toch niet? U, jij zegt toch niet: Ja, maar hoor eens, ik ben toch een christen. Dat zondaar-zijn dat is nu voorbij. Daar heb ik geen boodschap meer aan. God heeft er wel een boodschap aan, omdat u toch telkens weer Hem door uw zonden verdriet doet en beledigt. Wie dat begrijpt, heeft er zo'n

moeite niet mee. Nee, we buigen er onder, we erkennen het met Paulus: In mijzelf HEERE ben ik niet anders dan vleselijk verkocht onder de zonde.

Let u er ook op, hoe bescheiden het antwoord van Petrus is. Ja, Heere, Gij weet, dat ik U liefheb. Hij plaatst zichzelf met zijn liefde niet in het middelpunt. Hij zegt niet: Ik weet, dat ik U liefheb. Petrus weet van zichzelf niet zoveel meer. Hij heeft zoveel geweten. Hij zou trouw zijn. Hij zou zelfs voor Zijn Heiland willen sterven. Dat had hij allemaal geweten. Nu is al dat weten hem uit handen geslagen. Hij weet het niet meer. Maar de Heere Jezus weet. Hij weet ook, wat er in Petrus' hart omgaat. Hij weet, dat Petrus de Heere Jezus ondanks alles niet kan missen.

Wat ontroerend om je zo met je hebben en houden toe te vertrouwen aan het weten van de Heere Jezus Christus. Wij zijn wel eens bezig met ons weten. Wist ik maar. Wist ik maar zeker dat ik Gods kind ben, dat mijn zonden vergeven zijn. Ik zal niet zeggen, dat we dat nooit zouden kunnen of mogen vragen. Maar we kunnen zo op dat weten van ons gefixeerd zijn, dat we er geestelijk in stikken. Petrus weet eigenlijk maar een ding. Hij heeft de Heere Jezus verloochend. Hij heeft gevloekt en gezworen, dat hij Hem niet kende. En toch, als het over zijn liefde gaat, kan en wil hij geen nee zeggen. Al kan hij het dan zelf allemaal niet zo bekijken. De Heere weet het.

U, jij zit wellicht ook verlegen met deze vraag van de Heere Jezus. Hem liefhebben? Wat moet ik daar nu toch op antwoorden? Eigenlijk zou u nee moeten zeggen. Er is in u immers zoveel liefde tot uzelf. Zoveel liefde tot de dingen van de wereld. Daardoor laat u zich helemaal in beslag nemen. U denkt: Als ik toch werkelijk Christus zou lief hebben, zou het er toch zo heel anders uit moeten zien in mijn leven. En toch, nee zeggen, dat kan ook niet. Dan zou u moeten zeggen dat u niets om Hem geeft, Die zoveel liefde heeft betoond. Die toch Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar overgegeven om ook u te redden en te zegenen.

Dan kan dat , , nee" er niet zo gemakkelijk meer uitkomen. Bij sommigen wel. Zij vinden het haast de hoogste vorm van eerlijkheid en vroomheid om glashard te belijden, dat ze haters zijn van God en de Heere Jezus. Ze vinden in ieder geval, dat ze daarmee eerlijker en ernstiger zijn dan anderen. Maar dat is helemaal niet iets om de ernstige man of ernstige vrouw mee uit te hangen. Dat is veel meer om het stil te belijden voor de HEERE. En Hem te vragen om vernieuwing en vergeving.

Petrus vond zichzelf niet zo rechtzinnig, toen hij moest erkennen, dat hij Jezus had verloochend. Hij schreide er bittere tranen om. Maar hij kon ook niet over zijn lippen krijgen dat hij niet van de Heere Jezus hield. En net als hij mogen wij ons toevertrouwen aan het weten Gods.

Petrus krijgt dan in eerste instantie de opdracht om Christus' lammeren te weiden. Daar komen we straks op terug. Direkt daarop klinkt opnieuw de vraag naar Simons liefde. Nu laat de Heere Jezus verder de vergelijking met anderen weg. Rechtuit moet het nu over Simons liefde zelf gaan. Opnieuw klinkt dan zijn belijdenis. Maar nog is de Heere Jezus niet uitgevraagd. Hoeveel keer had Petrus ook al weer verloochend? Drie keer toch. Ik ken Hem niet. Ik ken Hem niet. Ik ken Hem niet. De derde vraag herinnert daar heel duidelijk aan. Simon, jij, die drie keer Mij hebt afgezworen, heb je Mij werkelijk lief?

Er valt ook nog iets op in het woordgebruik van de Heere Jezus. Tot nu toe heeft Hij naar Petrus' liefde gevraagd met een vrij sterk woord. Een woord, dat met name gebruikt werd voor liefde, die zichzelf verloochent. De liefde, die haar oerbeeld vindt in de liefde van God, die Zijn eigen eniggeboren Zoon heeft gegeven voor zondaren. Petrus heeft in zijn antwoord dat grote woord niet overgenomen. Hij gebruikte een wat bescheidener, algemener woord. In deze derde vraag gebruikt de Heere Jezus dat ook. Met andere woorden, dat mindere Simon, is dat er dan wel echt?

Petrus wordt wel in het nauw gedreven door de Heere Jezus. Ja, want er moet ook niets meer achterblijven tussen Petrus en Hem. Hij moet niet kunnen twijfelen. Het moet later geen onzekerheid kunnen zijn, dat hij drie keer de Heere Jezus had verloochend, maar slechts twee keer zijn liefde had beleden.

Het is wel moeilijk als de HEERE doorvraagt in ons leven. Het laatste, het ergste komt aan het licht. Maar het is wel de weg van genezing. Waar het laatste van ons leven aan het licht komt, gaat het laatste er ook tussen uit. Dan is er werkelijk vergeving en bevrijding. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden, zeggen we wel eens. Zo'n zachte heelmeester is de Heere Jezus niet.

En Petrus? We lezen van zijn verdriet. Hij werd bedroefd. Niet ondenkbaar, dat de tranen over zijn wangen gelopen hebben. Dezelfde tranen als in de nacht van de verloochening. Wie was hij toch geweest, en wat had hij toch gedaan. En hoe kon hij nu nog zeggen, dat hij de Heere Jezus liefhad. Nog bescheidener klinkt zijn antwoord. Dat , , ja" van de beide vorige antwoorden horen we niet meer. Maar aan het , , nee" kan hij zich ook nu niet gewonnen geven. Hij geeft zich gewonnen aan Christus Zelf. Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb. Al heel in het begin van zijn weg met Jezus had hij geleerd, dat Hij alles wist. Nathanaël had verwonderd gevraagd: Vanwaar kent Gij mij? Het antwoord luidde: Ik zag u al onder de vijgeboom. Petrus wist: De Heere Jezus kent ook mij. De Heere Jezus weet, wat er bij mij van binnen omgaat. Hij weet, dat ik zonder Hem nooit verder zal kunnen. Hij weet dat ondanks alles mijn hart naar Hem uitgaat. Petrus vertrouwt zich toe aan de alwetende Heiland en Zaligmaker. Bij Hem ben ik veilig. Hij ziet het hart aan. Hij kent en oordeelt naar Zijn oneindige en eeuwige liefde.

Wat is dat groot! Er kan strijd genoeg bij ons van binnen zijn. De ontdekkende vragen van Gods Woord slaan pijnlijk radikaal ons leven binnen, maar er is meer: er is God, die in Christus genadig is en barmhartig en die alle dingen ziet en weet. Aan Hem mag ik mij met al mijn verwarring en mijn verlegenheid kwijt.

Christus' doel

We staan nog kort stil bij de bedoeling van het gesprek. We zouden immers aan dit bijbelgedeelte te kort doen als we het bij de vraag van Jezus en het antwoord van Petrus lieten. Dat er wat uit de weg wordt geruimd tussen Jezus en Petrus, is geen doel in zichzelf. Petrus wordt in zijn ambt hersteld. Hij zal ondanks alles, net als de anderen visser van mensen mogen zijn. De lammeren van de Heere Jezus Christus mogen weiden. Zijn schapen hoeden en weiden.

In dit gesprek wordt wel heel duidelijk, dat dat alleen maar kan door ootmoed en liefde. Nooit zal Petrus zich kunnen verheffen. Nooit zal hij kunnen denken, dat hij een streepje voor heeft bij een ander. Altijd zal het, , ondanks alles" en het „uit genade" zijn ambtsbediening blijven tekenen.

En Jezus had bij deze gelegenheid ook kunnen vragen: Simon, geloof je nog steeds, dat Ik de Christus ben, de Zoon van de levende God? Maar dat vroeg Jezus niet. Hij vroeg naar liefde. Vandaaruit wordt Petrus in zijn ambt hersteld. Geloof, hoop en liefde, maar de meeste van deze is de liefde, heeft de apostel gezegd. Dat geldt niet in het minst als we geroepen zijn om een ambt te dragen. Het mag zijn vanuit de hartelijke liefde tot God en tot Zijn Naam. De warmte en de gloed van die liefde mag door ons bezig zijn heen stralen. Anderen mogen zich er aan warmen.

Bij de opdrachten die de Heere Jezus aan Petrus geeft, spelen verschillende aspekten een rol. Christus vertrouwt Zijn lammeren aan hem toe. Let u er op: Zijn lammeren. Ze zullen nooit van Petrus zijn. Het is nooit onze gemeente. De gemeente van die of die dominee. Het zijn Zijn lammeren. Zijn schapen. Petrus zal die lammeren in hun zwakte en verwarring goed kunnen begrijpen. Wat was hijzelf niet zwak en verward geweest. De Heere Jezus had ooit tegen hem gezegd: Als ge eens bekeerd zult zijn, zo versterk uw broeders. Inderdaad, met wat we zelf

aan verwondering hebben overgehouden over de genade Gods, mogen we een ander bemoedigen en vertroosten. Maar niet alleen de lammeren, ook de schapen worden aan Simon toevertrouwd. Ook voor hen zal hij mogen zorgen. Daarbij legt de Heere Jezus bijzonder de nadruk op het bewaren en beschermen, dat is het hoeden. En op het weiden. Dat is het in de grazige weide voeren. Het voeden met goede spijze, de goede spijze van het woord van God.

Zo zal Petrus ondanks alles bezig mogen zijn in de opbouw van Christus' gemeente. Is het bij ons anders? Nee, ambtsdrager hoeven we niet allemaal te zijn. Of toch eigenlijk wel? Er is toch ook nog zoiets als het ambt aller gelovigen. Christelijk geloof, dat alleen maar consumeert is geen christelijk geloof. We zijn geschapen om de HEERE te dienen. In dat ambt wordt een ieder, die Christus liefheeft, hersteld. Op de plaats waar de HEERE ons riep, staan wij in Zijn dienst. Hij wil ons gebruiken tot de verheerlijking van Zijn Naam. Daartoe vraagt Hij aan u en aan mij: Mensenkind, zondig mensenkind, hebt ge Mij lief. Want Ik wil ondanks alles U, jou liefhebben. Wie heb ik nevens U omhoog? Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog Op aarde nevens U toch lusten? Niets is er, waar ik in kan rusten. Bezwijkt dan ooit, in bitt're smart, Of bange nood, mijn vlees en hart, Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.

K.

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 april 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Een tweegesprek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 april 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's