Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Godsvreze in praktijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Godsvreze in praktijk

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En het geschiedde dan, als de dagen der maaltijden omgegaan waren, dat Job henenzond, en hen heiligde, en des morgens vroeg opstond en brandoffer offerde naar hun aller getal; Want Job ze misschien hebben mijn kinderen gezondigd, en God in hun hart gezegend. Alzo deed Job alle dagen Job 1 : 5

Mijn knecht Job. De Heere noemt hem zo met ere. Zijn rijkdom mag dan in 't oog vallen, opvallender is zijn echte godsvrucht. Geestelijke adeldom. Waarvan Job zich de verphchting bewust was. Waarvoor hij plaats inruimde, binnenshuis.

Jobs zorg voor zijn kinderen

Tien kinderen waren Job toevertrouwd om voor te zorgen. Er was hem niet één te veel. Hij mocht ze alle tien zien als een zegen van de Heere. Dat ligt in onze geemancipeerde samenleving nogal een beetje anders. Dat is niet meer mee te maken, meent men. Wat zijn we vaak ruw, ook in onze uitspraken naar kinderloze echtparen toe.

In Jobs grote gezin tekende zich het geloof en de geloofsbeleving van hun vader af. Hoe dan? In de onderlinge liefde, waarbij vele gelegenheden werden aangegrepen om wederzijds genegenheid te laten blijken. Bij de maaltijden, om de beurt in eikaars huis, troffen broers en zusters elkaar. Gewone onderlinge hefde kan een vrucht zijn van oprechte godsvrucht. Waar echte vroomheid heerst zet zij dikwijls een stempel op de onderlinge gezinsverhoudingen. Dat is niet alleen te danken aan bloed dat kruipt waar het niet gaan kan. De Schrift zet de laatste dagen in het donker van de uitgebluste liefde. Onder de signalen van de eindtijd is de opmerkelijkste dat , , de mensen zonder natuurlijke hefde zijn." Hoe het reilt en zeilt in onze gezinnen hangt voor een niet onbelangrijk deel samen met de vraag of ouders al dan niet de Heere vrezen. Daarom zijn kinderen geen hinderen, maar naar Psalm 128 olijfbomen rondom uw tafel. Vragen we ons als ouders wel af of de verhindering voor onze kinderen om de Heere te dienen niet bij ons Ugt? Plantjes hebben zorg en liefde nodig. Of dacht u dat het hart van die grote knul en van dat gesloten meisje geen behoefte heeft aan teerheid, aan echtheid, aan een haven om te meren en een hart om hun hart aan uit te storten?

Echte godsvrucht maakt zich niet van Gods opdracht af met de opmerking: als God ze niet bekeert kan ik er niets aan doen. Job was een echte vader, aangezien hij een godvrezende vader was. Geen tyran, maar wijs in zijn optreden. Zijn kinderen konden niet zeggen: van vader mochten we nooit wat. Hij verbood zijn kinderen niet van tijd tot tijd maaltijden te houden. Maar toch is hij niet te vergelijken met Eli, die zijn zonen nooit zuur aankeek. Die meer vrees had voor zijn kinderen en hun reacties, dan voor God en diens eisen. Job gaf ze wel de ruimte, maar liet ze niet lopen. Hij wist in wijsheid op tijd , , ja" en op tijd , , nee" te zeggen. Toch droeg hij diep in zijn hart grote zorg. Heere, als ze U maar niet vaarwel zeggen. Als ouders dienen we onze kinderen eigen verantwoordelijkheid te leren. Maar ze moeten ook kiezen, zélf kiezen of ze met God en met ere door het leven gaan willen ja dan nee. Vader Job houdt het goede evenwicht tussen inspanning en ontspanning in het oog. Wie God vreest is niet per definitie een kniesoor, maar kent ook het geheim dat een vrolijk hart een gedurige maaltijd is. Terwijl er bij bedacht wordt, als remmende factor, dat de vreze des Heeren is af te wijken van het kwaad. Wie met dat laatste rekening houdt kan leut en lol en losbandigheid niet goedpraten met een beroep op Job, of met het beroep op het feit dat we maar één keer jong zijn. Nee, Job deed af en toe geen oogje toe, maar als zijn kinderen onder elkaar waren deed hij wel eens geen oog dicht. Juist omdat hij gevaren zag, levensecht en levensgroot. O God mijn kinderen, ze zijn me een zorg. Job had niet alleen zorg óm zijn kinderen, hij besteedde ook

ide: ." Zielszorg zijn kinderen

Waren zijn kinderen bij elkaar - wat hij hen heus wel gunde en niet verbood - dan maakte Job zich zorg om hun ziel. Zorg voor hun eeuwige toekomst. Want als in ouders de godsvrucht leeft, dan dragen we mee dat onze kinderen voor een eeuwigheid zijn geschapen. We gunnen ze veel, maar we weten ook, schip en lading zouden vergaan als de vreze des Heeren niet aan boord is. Een aardse erfenis kon Job naar het scheen zijn kinderen ruimschoots nalaten, maar de hemelse erfenis die moeten ze zelf al worstelend deelachtig worden. En als dan in die dagen dat Jobs kinderen bij elkaar waren, en hij over het stille verlaten erf van zijn kapitale herenboerderij liep, dan dacht hij steevast: wat zullen mijn kinderen nu doen. Feest vieren, Ja, maar hoe! Zouden ze misschien ook zondigen? Was dat argwaan van Job? Omdat Job God vreest behoort hij niet tot het slag vaders en moeders, die denken dat elk van hun uiltjes een valk is. En die rustig wiegen op de gedachte; verkeerde dingen, dat doet mijn kind toch niet. De kinderen hebben onze zielszorg zo broodnodig. Om deze reden dat zij - net als wij - in zonden ontvangen en geboren zijn. Handelen we er ook naar? Of is deze bloed-ernstige waarheid een pro-memoriepost, die we handhaven om vroom te lijken, zonder vroom te zijn? Job echter deed niet vroom, hij was het écht. En daarom deed hij niet vromer dan het was. Hij kende de oude Adam. Drie dingen vertrouwde hij nooit. De duivel die van alles en nog wat aangrijpt om ons en onze kinderen van de Heere te laten vervreemden. En wat dat betreft heeft hij onze welvaartstijd mee. Brood, bloot, weekendboot, recreatie en deformatie breken alle normen en waarden af. Het tweede wat Job niet vertrouwde was het hart van zijn kinderen. Hij was niet te vroom om het ergste van zijn kinderen te denken, dat ze

hun opvoeding wel eens overboord zouden kunnen zetten, dat ze zouden afhaken, dat ze - o pijnigende gedachte - Gód vaarwel zouden zeggen. En als onze kinderen eenmaal zover zijn, dan ben je er toch niet klaar mee door strijk en zet te beweren dat het toch zo'n aardige jongen en zo'n lief meisje is. O kind, als je God maar niet kwijtraakt! Het derde wat Job niet vertrouwde was zijn eigen hart. Want wie kan een reine geven uit een onreine? zo vraagt hij elders... niet één. Ook Job niet. Omdat onze kinderen hetzelfde hart hebben als wij en appeltjes nooit uit de buurt van de boom vallen, hebben ze dezelfde wederbarende en bewarende genade nodig. De schrik slaat je toch zeker om het hart als je merkt hoe in het wereldwinkel-centrum grote uitverkoop wordt gehouden van alles was met God, Zijn Woord en Zijn dienst te maken heeft.

Begrijpt u nu Jobs zielszorg? En hoe bracht Job nu de godsvrucht in de praktijk? Hij hield van zijn kinderen. Hij knielt voor zijn kinderen. Het geschiedde als de dagen der maaltijden omgegaan waren, telkens als er weer een cyclus van zeven feestdagen om waren, dat Job heenzond. Dan liet hij zijn kinderen stuk voor stuk bij zich kómen. En heiligde hen. Hij legde hun bepaalde reinigingsvoorschriften op om zich op het brandoffer voor te bereiden. En de volgende morgen, voor dag en dauw was Job al bezig om voor ieder kind apart een brandoffer te offeren. Niet één offer voor tien kinderen, even gauw gauw. Zoals wij de dingen van God en Zijn dienst soms geen vijf minuten van de dag gunnen. Nee, tien offers voor tien kinderen. Dan was de Vader Job priester in zijn woning en offerde brandoffer. Brandoffer voor de schuld, waarvan het bloed om vergeving riep naar de hemel. Hij zocht ze in het brandoffer aan de Heere kwijt te raken. Neemt u er toch de tijd voor om uw kinderen aan te spreken op hun persoonlijke bekering op de noodzaak van wedergeboorte, opdat zij elk voor zich de reiniging bekomen door het persoonlijk geloof in het heilig Offerlam. Al waren ze getrouwd Jobs kinderen moesten bij het offer aanwezig zijn. Ouders die God echt vrezen zijn nooit van hun kinderen af. Rust niet aleer u uw kinderen kwijt bent aan de Heere Jezus en aleer u Jezus kwijt bent aan hun hart. Het mag best zo zijn dat ouders zich opofferen voor hun kinderen. Maar toeft ge met uw kinderen ook soms voor dag en dauw, bij dagen en bij nachten bij het kruis van Christus, Die zich eenmaal heeft geofferd om zich een volk te reinigen ijverig in goede werken? Maar zegt u, dat krijg je zo niet in één keer voor elkaar. Moet dat dan? Kreeg Job het in één keer voor elkaar? Ik wil u tenslotte nog attent maken op

Jobs volharding met zijn kinderen

Jobs dienen van God was geen gelegenheidsgodsdienst. Neen, alzo deed Job al die dagen. Altoos weer. Iedere avond, iedere morgen. En hoe groot ze ook waren, niet één van Jobs kinderen durfde zeggen: Begint u nu al weer? Ze hadden het hart niet om weg te blijven. Hoe gaat dat vaak? Dan zeggen kinderen: 't is hier ook altijd bidden, altijd preken, altijd die Bijbel er bij. Ook konden ze niet zeggen, vader Job praat met jan - en alleman over God en Zijn Woord, maar met ons geen woord. Wat ons betreft is het maar van de morgen tot de avond boerderij en nog eens boerderij. Nee, daar zat de Godsvreze bij Job te diep voor, was het te écht voor. Voor elk bracht hij een offer, en met dat offer wees hij ze op de Heere, en in dit offer legde hij de liefde van zijn hart. De gunning zogezegd. Misschien nam Job ze wel eens apart. Doet u dat wel eens? Uw kinderen apart nemen? En zeg dan niet als kind: altijd moet u mij hebben. Nee kind die andere broer of zus van jou komt ook aan de beurt, maar dan ben jij er weer niet bij, zie je. De godzaligheid is tot alle dingen nut. Ook om tactvol met je kinderen te spreken. En dan kon Job vragen: zo m'n jongen, m'n meisje, vertel me maar eens, hoe was dat met jou op het feest? Nog om-de Heere gedacht? Daarbij keek Job zijn kinderen diep in de ogen. Dan móest je wel praten, en dan kreeg hij het er uit. Ook waar je hart over klopte, ook waarvan je wist dat het niet door de beugel kon. En dan hield Job geen lange preek, maar nam vader je mee, mee naar het altaar; en dan had hij het beste dier uit de kudde er voor over om voor jou te slachten, en dan... steeg met de rook van het offer een stil gebed tot God omnoog. Nu hebben wij geen altaar dat druipt van bloed van stieren en bokken. Maar we hebben wel een altaar. We hebben voor ons en onze kinderen een grote Hogepriester, die de hemelen is ingegaan, met Zijn eigen bloed. En we hebben het teken van Zijn verzoenend lijden en sterven in de Heilige Doop, en het Woord der verzoening in de prediking. Doe als Job, altoos weer. Breng ze bij die Christus. Neem ze eens apart. Roep de Heere aan en laat het zuivere reukwerk der gebeden eens stijgen tot God. Telkens weer. Offer er tijd voor op. Denk niet te goed van uw kinderen. Bedenk dat ook hen niet minder dan de volwassenen de vergeving der zonden en de Heilige Geest is toegezegd. Of gij niet bekent dat zij in Christus geheiligd zijn en daarom als kinderen des verbonds gebracht moeten worden tot de God aller genade. Heere bij het altaar van Uw kruis en bij Uw eigen gegeven Woord, en bij de tekenen en zegelen die daar aan gehecht zijn, kniel ik neer. Niet alleen voor, maar als het half kan ook mèt mijn kinderen, telkens weer. Het moet. Het gaat om hun eeuwig behoud. Samen rond het huisaltaar van de geopende Bijbel, in gebed en lied.

Job hield er stipt de hand aan. Het werd traditie. Mag het nog een keer! Traditie in de goede zin is het geloof dat aan de heiligen is overgeleverd geworden. Zeg dan niet: geen tijd. Want je zult het zien, las ik ergens, als vader lezen wil en moeder bidden, dat kinderen net wat anders moeten doen. Nee m'n kind, nu gaat de Heere en Zijn dienst voor. De wereld kent de gestadige drup nog die een holte in de steen slijpt. Maar wij hebben de belofte mee. Gelijk de regen en de sneeuw van de hemel nederdaalt en derwaarts niet wederkeert, alzo zal ook Mijn Woord zijn, het zal niet ledig tot Mij wederkeren, het zal doen hetgeen Mij behaagt, en voorspoedig zijn in hetgeen waartoe Ik het zend. Maar dan moet het wel gezaaid worden, zoals die oude godvruchtige christin mij ooit toevertrouwde: dominee ik leg af en toe maar een zaadje in het hart van mijn kinderen. Zij deed als Job telkens weer, telkens weer. En toen Jobs kinderen, tien in getal, op één dag stierven, zal Job blij geweest zijn dat hij de laatste keer nog met en voor ze geofferd had en kon hij ze in het geloof overgeven. Meer dan Job is Jezus, die altijd leeft om voor Zijn volk, klein en groot te bidden, en in Wiens biddende handen wij onze bede leggen. Wil om Uws Naams wil hen in Uw verbond bewaren. En laat hen nooit van U vervreemden, nooit, hun leven lang.

K.a.Z.

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Godsvreze in praktijk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's