Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kleine Kroniek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kleine Kroniek

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Veertig jaar hervormde kerkorde

Onlangs verscheen een bijzonder num mer van het blad Kontekstueeh ter gele genheid van het vijfjarig bestaan van d periodiek. In dit themanummer treffen we verschillende bijdragen aan over „he pluralistisch denken over de kerk." We licht is er in de komende tijd hierop in h Gereformeerd Weekblad nader terug komen. Nu wil ik graag doorgeven wat drs. H. de Leede schrijft over de invoering van de „Nieuwe Kerkorde" in 1951 Het ziet er naar uit dat het 40-jarig jubi leum van onze huidige kerkorde weieen het laatste zou kunnen zijn. Een nieuw ontwerp van kerkorde in Samen-Op-Weg verband is immers in de maak en zal D. V in 1992 gepresenteerd worden. Reden t meer om bij dit 40-jarig jubileum de ba lans op te maken.

„Na de aanvaarding ervan in een zitting van de synode op 7 december 1950 met een stemverhouding van 76 tegen 14 stemmen, werd de kerkorde, die na zoveel strijd en na zoveel mislukte pogingen voor en na de oorlog tot stand was gekomen, op 1 mei 1951 in werking gesteld. De Nederlandse Hervormde Kerk was (weer) een Christus-belijdende volkskerk. De verwachtingen in de kerk waren hooggestemd. Het feit dat de Bijbel in de - plechtige kerkdienst in Amsterdam ter ge--legenheid van dit (kerk) historische feit, at met eerbied bovenop de kerkorde werd gelegd, gaf aan wat men eindelijk te bo-• t ven hoopte te zijn: die periode sinds 1816 l-waarin de kerkelijke reglementenbundel et op beslissende momenten heerste over het gezag te van de Heilige Schrift. Eindelijk zou de kerk weer echt kérk worden: horende en sprekende kerk te midden van het Nederlandse volk. Nu zou de kerk 1. - s weer haar roeping kunnen gaan vervullen: als , , Christus-belijdende volkskerk" Jezus Christus belijden als Heer ten overstaan van overheid en volk. Een apostolaire en belijdende kerk! Wat hoopte men V. e voor die „vernieuwde kerk"?

De oude verwoestende richtingenstrijd zou men te boven komen vanuit een nieuw verstaan van de Schrift en in de gemeenschap met het belijden der vaderen.

Gevoed door hoge gedachten over het Woord dat verbindt en over het Verbond dat ons aan elkaar verplicht, koos de kerkorde voor de geografische wijkgemeente als fundamenteel voor het gemeente-zijn.

* De ambtelijke vergadering werd de plaats waar de richting van de kerk moet worden bepaald. Achtergrond hiervan is het geloof in de verhoogde Heer, die zijn kerk regeert door zijn Geest en Woord (Heid. Gat. zondag 21).

* Gevoed door bijbels-theologische inzichten in het onderscheid en de verhouding van kerk en Koninkrijk Gods, kreeg de Nieuwe Kerkorde een eschatologisch, d.w.z. op het voort-durende werken van de Geest bedacht, karakter. Vandaar de weloverwogen keuze om artikel VIII over het apostolaat te plaatsen vóór artikel X over het belijden der kerk. Dat was geen kwestie van rangorde maar de weergave van de orde in Gods regering van zijn kerk door de eeuwen.

Nogmaals: de verwachtingen waren zeer hooggestemd. De realiteit van de

kerk dwong nog wel tot bijzondere voorzieningen wanneer het ging om de gemeentevorming: de zogenoemde , , huis"of , , nood"-gemeenten kregen een plaats in de - voorlopige - overgangsbepalingen. Uit deze regeling voor noodgemeenten is later de grootheid van de , , buitengewone wijkgemeente in wording" en nog later de , , deelgemeente" ontstaan. Naast de overgangsbepaling voor de noodgemeenten kunnen we de overgangsbepaling voor de zendingsorganisaties noemen. Naast deze , , dissonant" van de overgangsbepalingen waren er van meet af aan ook aarzelingen.

Aan vrijzinnige kant was er de vrees voor de juridische leertucht. De Gereformeerde Bond was verdeeld, ook in het stemgedrag ter synode; veler zorg was of de kerk wel werkelijk een kerk naar gereformeerde belijdenis zou worden? Opvallend en vermeldenswaard is dat ook dr. O. Noordmans, voor de oorlog zozeer betrokken bij de eerdere ontwerpen van de kerkorde, aarzelingen had. Vanuit zijn diepe inzicht in de secularisatie van de westerse cultuur en de komende ontkersteningsgolf èn vanuit zijn visie op de voorlopigheid van alle gestalten van het werk van de Geest, dus ook van de gestalte van de kerk-(orde), achtte hij het apostolaire élan van de Nieuwe Kerkorde te optimistisch en te massief."

1951 en verder: élan en desillusie

Na een terugblik te hebben gegeven op de vooroorlogse richtingenstrijd tussen „modernen", „ethischen", , , confessionelen" en „bonders", laat De Leede zien dat er in 1951 sprake was van een belangrijke nieuwe inzet.

, , De invoering van de Nieuwe Kerkorde met de discussie eromheen was onmiskenbaar een hoogtepunt in de recente geschiedenis van de Nederlandse Hervormde Kerk. Daarover zal iedereen het, terugziende, wel eens zijn. Toch heeft 1951 niet gebracht wat men ervan hoopte. Zo bleven de richtingsorganisaties. In het concrete kerkelijke leven kreeg de strijd tussen de richtingen een vaak zeer bitter karakter. De blijvende plaats van de , , overgangsbepalingen" getuigt daarvan. In veel plaatsen werden , , noodgemeenten" gesticht: later , , buitengewone wijkgemeenten-in-wording" geheten en nog weer later deelgemeenten. Terugziende op de eerste decennia na 1951 krijgen we het volgende beeld:

* Er is een sterke en ook overheersende landelijke kerk, die mede via haar herderlijke brieven voluit meedoet in en zich ook sprekend richt tot de nederlandse samenleving. Terugziende kan onze beoordeling niet anders dan ambivalent zijn. De dragende bijbelstheologische inzichten en de visie vanuit het belijden van de Reformatie - mochten er zijn! We denken aan de theologie van Van Ruler. Het apostolaire élan dat leidde tot een instituut als Kerk en Wereld, dat mensen als Miskotte, Buskes en andere theologen vervulde en hen bracht tot een verbinding van de bijbelse boodschap en een sterk sociaal-politiek engagement met als consequentie de keuze als christen voor de sociaal-democratie en de PVDA - dat élan was onmiskenbaar en de theologische fundering in de krachtige nadruk op de heerschappij van Christus en zijn komende Koninkrijk weloverwogen. Maar toch is het even onmiskenbaar waar dat gaandeweg de kracht aan het spreken van de kerk ging ontbreken; wat vanwege de synode uitging de kerk in werd in de ogen van velen steeds eenzijdiger en ging steeds meer de bijbelse boodschap vereenzelvigen met sociaal-maatschap-

pelijk handelen. En hoe was het met de prediking en met de uitwerking daarvan in de gemeenten? We constateren dat de herderlijke brieven en de andere aktiviteiten van de Raden van de kerk de snelle ontkerkelijking niet hebben kunnen keren - integendeel! En, wat nog belangrijker is, moeten we niet constateren dat de leegloop van de kerken en de verarming van het geloofsleven in de gemeente in dezelfde periode plaatsvonden als de prediking die zo sterk inging op de sociaal-maatschappelijke toepassingen van Wet en Evangelie? Hoezeer het oordeel over het verleden altijd moeilijk is en er ook zoveel andere factoren een rol hebben gespeeld, zoals het artikel van Van der Velden zal beschrijven, toch vragen wij ons af of een en ander niet te maken heeft met de volgende punten...

* Het , , gezicht" van de kerk werd sterk bepaald door de theologie van Karl Barth en de daardoor vooral op het maatschappelijk engagement gerichte spiritualiteit. Heeft het sterke heilsuniversalisme op grond van de volbrachte verzoening en de sterke concentratie op het profetisch en het koninklijk ambt van Christus niet geleid tot een gemis aan , , geestelijke" diepgang, met name in de kènnis van de zonde en de genade en van de verzoening? Dat theologische klimaat - laten we het anti-piëtistisch noemen - heerste op het middenveld van de kerk: in de organen van bijstand of de , , raden", in de uitspraken van de kerk en in de , , sfeer" of het geestelijk klimaat van de zogenoemde , , midden-orthodoxie". Dat werd door de , , gereformeerden" in de kerk ervaren als hun diepste geloofsmotieven vreemd en als hooghartig in de kerkelijke opstelling: wie niet zo dacht liep achter en mocht op de zijlijn nog wat meedoen. Veel , , gereformeerden" hebben in de zestiger en zeventiger jaren de sfeer in de hervormde kerk ervaren als , , repressief tolerant": naarmate de openheid voor vernieuwing en voor de oecumene groter werd, werd de openheid voor een aantal tonen uit het klassieke belijden van de kerk minder. En zeker werd de openheid voor de mensen wie dit belijden lief was niet groter: in kerkelijke commissies en raden voelden zij, als zij er al aanwezig waren, zich , , gedoogd". Wie uit de sfeer van de Gereformeerde Bond afkomstig is weet hoe in die tijd , , midden-orthodox" een ander woord werd voor , , intolerant". Dit was en is overigens ook omgekeerd het geval.

* Het onmiskenbare confessionele, hoedemakeriaanse gehalte en het theocratische, reformatorische karakter van de Nieuwe Kerkorde hebben zich niet echt doorgezet. We denken bijvoorbeeld heel concreet aan de uitdrukking in artikel VIII over de , , kerstening van het volksleven in de zin van de Reformatie". Onverlet de vraag of dat ook toen niet veel te optimistisch gedacht is en te massief geformuleerd werd, moeten we concluderen dat deze noties snel achterbleven in de praxis van de kerk. Dat laat zich ook duidelijk aflezen aan de zwakker wordende positie van de Confessionele Vereniging. Een oorzaak daarvan hgt zeker in de keuze van deze richtingsorganisatie om zo min mogelijk een , , organisatie" te zijn in de kerk, maar veelmeer een aan de hele kerk dienstbaar verband. Deze keuze heeft diepe wortels in de bijbelse notie van het Verbond en de Doop. Historisch is het de sterke invloed van Hoedemaker. Maar de positie van de vere-

niging was daardoor zwakker, zeker tegenover de verschuivingen in de prediking sinds de jaren '60. We kunnen de prediking in confessionele zin typeren als breed-theocratisch, vanuit het hart van het reformatorische belijden van de rechtvaardiging van de goddeloze, met een duidelijke oproep tot geloof en bekering. In de golf van de secularisatie in de zestiger jaren is de prediking in het midden van de kerk ingrijpend veranderd en verschoven, weg van deze klassieke tonen.

* Ter „linkerzijde" viel er in toenemende snelheid een vleugel weg. De richting van de „modernen" of vrijzinnigen stierf weg in een massale ontkerkelijking, of dook onder in de nieuwere theologische stromingen van liturgische, maatschappij-kritische of in latere tijd vooral ervaring-gerichte aard. De echte „moderne" inzet treffen we nog aan in de samenwerkingsverbanden van de vrijzinnig-hervormden met de remonstranten en doopsgezinden.

* Ter „rechterzijde" profileerde zich een steeds sterkere en kritischer stroming: de Gereformeerde Bond. Omdat dit deel van de Nederlandse Hervormde Kerk numeriek steeds belangrijker zal worden voor het hervormde kerkelijke leven, besteden we wat uitvoeriger aandacht aan deze stroming.

De ambivalentie van de Bond

Vanuit een gezamenlijke grote betrokkenheid op de vragen van het Kerk-zijn stemden de afgevaardigden die affiniteit hadden tot de bevindelijke richting in de Nederlandse Hervormde Kerk in 1951 toch verdeeld. Dat duidt op een duidelijke ambivalentie die typerend is voor de geschiedenis van de Gereformeerde Bond. Hoewel op elke typering het een en ander af te dingen valt, wagen we het erop de opstelling van de Gereformeerde Bond in de jaren na 1951 te omschrijven in vier punten, die eigenlijk niet op één lijn te krijgen zijn. Daarom is er ook een voortdurende innerlijke verdeeldheid van de Gereformeerde Bond. Dat was natuurlijk ook van invloed op de eveneens ambivalente inbreng van de Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk. Met nadruk onderscheiden wij ten aanzien van de Bond tussen de gereformeerde beweging in de hervormde kerk en de Gereformeerde Bond als sterke organisatie, die overigens de beweging wil dienen. Voor een juist zicht op de opstelling van de Bond is het noodzakelijk ons dat te realiseren. Het gaat om de bewaring van de kerk bij het hart van de bijbelse boodschap, de verzoening met God in de levende geloofskennis van Jezus Christus. En dat hart klopt in de Belijdenissen van de Reformatie. Wie daaruit leeft, zal het ondervinden. En een kerk die spreekt en preekt in de lijn van dat belijden, zal het goed gaan, ook nu! De Bond als organisatie wil déze beweging dienen. In het kader van dit nummer richten we ons op deze modaliteit als organisatie die nu eenmaal sterk aanwezig is in de kerk. We menen het volgende te zien:

Ten eerste is er een defensieve/offensieve opstelling in de kerkelijke discussie. Dat defensieve is op zich heel begrijpelijk, want de „bonders" werden vaak niet gezien door de heersende midden-orthodoxie. We wezen er al op. Maar het gevolg was wel een „zij-wij" gevoel. Dat denken over niet-Gereformeerde Bonders als „de anderen", valt het beste duidelijk te maken aan de uitspraak in een Gereformeerde Bondsgezin in een stad op de zaterdagavond bij een blik in de predikbeurtenlijst voor de komende zondag, dat er

, , morgen niets is", terwijl er tien hervormde kerkdiensten zullen zijn.

De defensieve houding heeft z'n keerzijde in een offensieve opstelling bij een veranderend kerkelijk getij. Dit offensieve van de Gereformeerde Bond is versterkt door de organisatorische groei. Bij de kerkelijke besluitvorming heeft dit defensieve/offensieve als gevolg een moeite met het kerkelijk compromis, of een „zoekend op weg zijn".

Ten tweede houdt de Bond van de (hervormde) kerk. Deze solidariteit is onmiskenbaar. Maar ze is ook onduidelijk. Juist in de concrete kerkelijke opstelling wreekt zich een theologische en ecclesiologische onhelderheid bij de gereformeerden in de Nederlandse Hervormde Kerk. De „hoedemakeriaanse" gedachten - verbond, doop, theocratie, volkskerk - en de „kuyperiaanse" invloeden - groepsdenken, identiteitsdenken, isolement als kracht, de antithese - lagen en liggen in de stroming van de Gereformeerde Bond door elkaar. Daarmee werd de kerkelijke solidariteit metterdaad nogal eens onhelder. Daarnaast constateert de buitenwacht nog weieens groepsdruk bij de kerkelijke standpuntbepaling.

Ten derde is er het conservatisme. Er is in de Bond een onmiskenbare hang naar behoudende standpunten. „Laten we het houden zoals het is; elke verandering is nog geen verbetering: kijk maar naar de rest van de kerk!" Met deze zinsneden zijn heel wat discussies in Gereformeerde Bonds-gemeenten afgesloten. Dat heeft ongetwijfeld te maken met een sterke oriëntatie op het klassieke belijden, de traditie der vaderen, de lijn der geslachten en de waarde der ordeningen. Hoe waardevol dat alles ook is, onmiskenbaar is dat heel snel de traditie vereenzelvigd wordt met de Traditie. Door de al eerder gesignaleerde ambivalentie in het zicht op de kerk en de dreiging van „groepsdenken", krijgt het conservatisme in de Gereformeerde Bond telkens kans. Immers groepsdenken is gebaat bij rust, en veranderingen brengen onrust te weeg. Zo hebben de zogenaamde „niet-theologische" factoren een onmiskenbare rol gespeeld bij bijvoorbeeld de afwijzing van de Nieuwe Berijming, het „neen" tegen het Liedboek voor de kerken en in de discussie rond de plaats van de vrouw in de kerk. Ten vierde wordt de Gereformeerde Bond gekenmerkt door de hartstocht voor de Waarheid. We tekenden dat als de eigenlijke intentie van de Bond. Het gaat haar om de rechte prediking, en daarom benadrukt zij het heilzame gezag van het Woord van God in de kerk en de noodzaak dat de Belijdenisgeschriften functioneren in de gemeenten. Weer echter kunnen wij een ambivalentie opmerken in de weg van de Bond, nu in de vragen van de verhouding van „evangelie en cultuur". Enerzijds wil de Gereformeerde Bond middenin de discussies over - en overal de worsteling met - de secularisatie en de „godsverduistering" staan met alle kontekstuele, hermeneutische en homiletische vragen van dien; anderzijds maakt een bepaalde opvatting van de belijdenis der waarheid dat zij voor het gevoel van velen te snel zegt dat er „niets nieuws aan de orde is", want „God is God en een mens is een mens en van nature een vijand van God"."

Drs. De Leede maakt hier verschillende opmerkingen die prikkelen tot discussie. Ook houdt hij een ontdekkende spiegel voor. Het is een goede zaak dat op deze wijze gestimuleerd wordt tot voortgaande doordenking van de kerkelijke positie van gereformeerde belijders in de Nederlandse Hervormde Kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Kleine Kroniek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's