Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schuldige traagheid en geoefende zinnen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schuldige traagheid en geoefende zinnen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

„En is van God genaamd een Hogepriestt naar de ordening van Melchizedek.

Van dewelke wij vele dingen hebben te ze\ gen, die zwaar zijn om te verklaren, dewl^ gij traag om te horen geworden zijt.

Want gij, daar gij leraars behoordet te zij vanwege de tijd, hebt wederom van nod dat men u lere, welke de eerste beginsek zijn van de woorden Gods; en gij zijt g|t worden als degenen, die melk van node hel ^ ben en niet vaste spijs.

Want een iegelijk, die der melk deelachtig is, die is onervaren in het woord der gered tigheid; want hij is een kind.

Maar der volmaakten is de vaste spijze, d^^ door de gewoonheid de zinnen geoefen hebben, tot onderscheiding beide van goê^^ en van kwaad”. (Hebreeën 5 : 10-1)

U herinnert zich, hoe de Hebreeënschrijvek in het voorafgaande een begin heeft gemaal met de behandeling van het hogepriesterschai van Christus. En dat onder het thema: mee* dan Aaron is hier! Het eerste, dat hij de tij breeën nadrukkelijk onder ogen bracht was-^ dat Christus Zich niet eigenmachtig tot Hoge g priester heeft opgeworpen, maar - net als Aa ron eertijds - van Godswege daartoe geroepei l is. De Vader sprak tot Hem: , , Gij zijt Prieste j in eeuwigheid, naar de ordening van Melchize dek" (vs. 5). Vervolgens liet hij zien, hoevee y het Christus gekost heeft om Zijn hoge priesterlijk werk te vervullen: , , Die in de da j gen Zijns vieses, gebeden en smekingen to h Hem, Die Hem uit dood kon verlossen mi sterke roeping en tranen geofferd heeft" (vs 7). Nochtans is Hij ten einde toe gehoorzaaig geweest en heeft in het offer van Z'n leven eei volkomen verzoening aangebracht. Met ali machtige vrucht, dat Hij „allen, die Hem g£ hoorzaam zijn een oorzaak van eeuwige zalig heid is geworden” (vs. 9).

Voorafgaande vermaning

Nu de Hebreeënschrijver echter in het kort de roeping tót en de inhoud van Christus’ ho- gepriesterschap aan de orde heeft gesteld, is het z'n begeerte om tot een grondiger behandeling van dit thema te komen en dan met na-^le, wat het nu inhoudt, dat hij Hogepriester is , naar de ordening van Melchizedek". Hij durft daar echter niet zomaar aan te beginnen. Eerst acht hij een dringende vermaning nood-; ? akelijk om de Hebreeën tot luisteren te prikkelen en hen aan te zetten tot gespannen aandacht om zijn hoge gedachtenvlucht te volgen. ^^^ andere woorden: de Hebreeën moeten in geestelijk opzicht aan de rekstok en dat zijn ze jepaald niet gewend. Of in ieder geval, dat ijn ze radicaal verleerd. Vs. 11 zegt: ze zijn traag geworden om te horen.

Hij leidt zijn vermaning in met de woorden: ^' ^^" Dewelke wij vele dingen hebben te zeg-S^'^"-^^^ ^^^ denkt de schrijver hier? Er zijn i^^^ mogelijkheden, óf hij denkt aan de perlf oon van Melchizedek, (zo o.a. Calvijn), of hij denkt aan Christus (zo o.a. J. van Andel). ti^^°^ welke uitleg we ook kiezen, de kern blijft (.§ietzelMe. In beide gevallen gaat het nl, om het priesterschap van Melchizedek, zoals dat tot y^^rvu^liïig gekomen is in Christus, Het valt de ^ebreeënschrijver zwaar daaronder te schrij-^^^' ^^^^' o™dat die zaak door hemzelf duister en ongrijpbaar zou zijn, maar omdat de He-^reeën „traag om te horen geworden zijn". 'De schuld schuilt dus bij z'n lezers. Bij hun onvermogen om dieper liggende geestelijke zaken te verstaan en in zich op te nemen.

Traag om te horen

Waar ligt dat aan? Ze zijn traag , , gewóren"! Dat waren ze eerst niet. O nee, hoe had-*eji 2e aanvankelijk de prediking van het pvangelie ingedronken als levend water. Hoe |jadden hun harten zich in die begintijd uitge-!|trekt naar Christus en naar Zijn gerechtig-|jgjj Alles hadden zo voor Hem over. Ze kon­ ; en niet genoeg van Hem horen. Maar... er as verslapping gekomen. Tegenstand en ver-! olging hadden de vlam van het geloof doen wijnen. Geestelijke matheid en traagheid was et gevolg.

Traag om te horen geworden. Duidelijk is: fA s het gelóóf, het leven uit Christus de wortelenade, dan gaat met het kwijnen van het ge-|°°f ook een kwijnen van de andere geestelijke ermogens gepaard. De geloofskennis ver-^ uistert. Het klare inzicht, dat we eertijds in 'de weg des heils hadden verdonkert. De vaste Èeloofsvf// om dwars door zelfverloochening ^n strijd heen toch de Heere gehoorzaam te ijn wordt slap. De „brandende genégenl 'een", die er in de tijd van de eerste liefde waen, maken plaats voor , , sleur-en slenterdienst" (Smytegelt). U zou het kunnen vergelijken met een plant. Als een plant bloeit, bloeit alles. Als hij kwijnt, hangt alles slap. Zo is het ook met het geloof. Een kwijnend geloof brengt met zich mee, dat over heel het geestelijk leven en alle geestelijke werkzaamheden een sluier komt van matheid en inzinking. Mogelijk is dat ook de zieke plek in het geloofsleven van deze of gene onder ons. U klaagt over diit en u schuift de schuld op dat, maar de diepste oorzaak van alles is: er is geen persoonlijk leven uit Christus (meer). We moeten altijd weer terug naar de Bron!

Hernieuwd onderricht nodig

Traag om te horen. Kennelijk is het voor de Hebreeën allemaal al gauw te moeilijk en te diep. En dat, terwijl het zo anders zou moeten zijn: „ Want gij, daar gij leraars behoordet te zijn vanwege de tijd, hebt weer van node, dat men u leert, welke de eerste beginselen zijn van de woorden Gods"! Gezien de tijd, dat ze reeds in het christelijke geloof staan, zouden ze bekwaam moeten zijn om anderen te onderwijzen. Echter , , in plaats van leraars zijn ze nog leerlingen" (J. van Andel). Zelfs hebben ze nog onderricht in de , , eerste beginselen" nodig. Wat die eerste beginselen zijn, komt aan de orde in de eerste verzen van hoofdstuk 6. Het heeft alles te maken met de grondstukken van de christelij^ce leer. Met het A.B.C. van het geloof. Dat moet hen opnieuw worden ingescherpt.

En dat dat nodig is, strekt bepaald niet tot hun lof. Het spreekt van grote traagheid en nalatigheid en kan niet anders geduid worden dan als schuld voor God. Hei „behoorde" - en dan wordt in het Grieks een woord gebruikt, dat spreekt van een zedelijke plicht - anders te zijn. Gemeten naar hun geestelijke leeftijd dienden ze mannen en vaders in Christus te zijn. Vast geworteld in de grondbeginselen van het Woord Gods. Thuis in de verborgenheden des geloofs. Geoefend in de grondstukken van de zaligheid. Ze zijn echter nog als jonge kinderen, die de vaste spijs van het Woord Gods niet verdragen kunnen, maar met melk gevoed moeten worden: „Ge zijt geworden als die melk van node hebben en niet vaste spijs. Want een iegelijk, die de melk deelachtig is, die is onervaren in het woord der gerechtigheid; want hij is een kind”!

Onder melk verstaat onze brief uiteraard het onderricht in de eerste beginselen. Het onderwijs in de fundamenten van het christelijk geloof, in hoofdstuk 6 genoemd: de leer van Christus, de bekering van dode werken en het geloof in God. Onder de vaste spijs daarentegen dient verstaan te worden het diepere inzicht in de leer des heils. Waartoe o.a. behoort, datgene, wat onze brief nu verder gaat ontvouwen., , Onder die vaste spijs nam de leer aangaande de onvolkomenheid en het voorbijgaande van de wettische heilsbedeling een eerste plaats in; er behoorde toch geen geringe mate van geestelijke scherpte van verstand toe om in te zien, dat zij haar vervulling en hiermee haar einde gevonden had in Christus" (J. van Andel).

Dat de Hebreeën die vaste spijs nog niet of niet meer kunnen verdragen, acht onze brief een groot kwaad. Het heeft alles te maken met de uitermate zorgwekkende toestand, waarin hun geestelijk leven verkeert. Een toestand van traagheid en matheid, waaruit ze op krachtige wijze wakker geschud dienen te worden.

Persoonlijk

Ondertussen is het geenszins overbodig om hier ook persoonlijk de vinger aan de pols te leggen. Wij, die misschien al van kindsbeen af onderricht ontvangen in de grondbeginselen van het Evangelie, hoe staat 't met ons? Allereerst: heeft dat onderwijs vrucht gedragen? Vrucht van bekering en geloof? Zodat het evangeUe ook voor ons werd een kracht Gods tot zaligheid? Of zijn we nog altijd in de greep van ongeloof en onbekeer lij kheid? Dan zijn we voor God geenszins te verontschuldigen en komt de indringende roep tot ons: , , Ontwaakt, gij die slaapt en staat op uit de doden en Christus zal over u lichten”!

Maar ook, waar het geloof in Christus mocht doorbreken, wat is er sinds dat eerste begin van geworden? U voelt: het gedeelte, dat nu onze aandacht vraagt, legt de vraag aan ons hart: is er ook de opwas in het geloof? Opwas in genade en wijsheid? Opwas in de heilgeheimen van Gods Koninkrijk? Zijn we van de melk gekomen tot de vaste spijs? Waarachtig geloof wordt immers niet gekenmerkt door stilstand, maar door voortgang! Wat zoudt u ervan vinden, als uw kinderen bij het bereiken van de volwassen leeftijd alleen nog maar uit de fles zouden drinken? Inderdaad, dan had u allang de dokter ingeschakeld, omdat u gevoelde: er is iets grondig mis met m'n kind! Maar in het geestelijke? Is er dan niet ontzaglijk veel lauwheid en traagheid? Een staan blijven bij de eerste beginselen. Dat kan niet. Dat is ongepast. Dat is schuld voor God. Bovendien, ook een levensgevaarlijke situatie. Went... de vaste spijs, het diepere onderricht, het verder geworteld worden in de leer der zaligheid is absoluut noodzakelijk om staande te blijven temidden van alle verleiding en verzoeking, waaraan elke waarachtig gelovige blootstaat.­

Onervaren

Onze brief wijst op dat gevaar, als we lezen; „ Want een iegelijk, die de melk deelachtig, die is onervaren in het woord der gerechtigheid, want hij is een kind"! Onder , , woord der gerechtigheid" moeten we hier niet verstaan, zoals Calvijn terecht opmerkt, , , de kwestie, hoe wij voor God rechtvaardig zijn", maar meet het rechte woord, het rechte inzicht in de leer des heils. De zuivere kennis. Onervaren wil dan zoveel zeggen als: ongeoefend. Dezulken weten nog niet recht te onderscheiden. Hebben nog geen geoefend oor om kaf van koren te scheiden. Om direkt te onderkennen als ir de prediking wordt afgeweken van de gezonde leer, hetzij ter rechter-, hetzij ter linkerzijde.

Om dat te kunnen is opwas en oefening nodig: „Maar der volmaakten is de vaste spijze, die door de gewoonte de zinnen geoefend hebben tot onderscheiding beide van goed en vati kwaad"! Onder de , , volmaakten" moetei, hier uiteraard verstaan worden de gelovigen, die dankzij voortgaand onderricht en voortgaande overlegging van de verborgenhedei des geloofs, tot mannelijke leeftijd zijn opgewassen. De in geestelijk opzicht , , volwasse nen"! Hoe worden we dat? Alleen door oejening! Hoezeer de opwas in het geloof net alj het geloof zelf een pure genadegave van Goc' is, vrucht van het voortgaande werk van d( Geest, het komt ons toch niet zomaar aan waaien. Nee, ze wordt alleen verkregen in df weg van oefening!

Noodzakelijke oefening

En die oefening is een zaak van gedurig ge bed: Leer mij, Heere, Uw weg. Niet mindei een zaak van het getrouw gebruik van de gena demiddelen: het Woord, de prediking van he Woord, de sacramenten. Maar ook van stilkj persoonlijke overdenking van het Woord vai God. En beperk uw lectuur dan niet tot kranj te-en tijdschriftartikelen, maar neem ook een' een klassiek werk ter hand. Een werk, dat d( kernthema's van de Schrift uitdiept en voor' openlegt. Zo alleen worden de geestelijke zin tuigen geoefend , , ? oƒ onderscheiding beide val' goed en van kwaad". En hoe nodig is dat, nie in het minst ook in ons tijdsgewricht met al z'i verwarring en ontbinding.

Geoefende zinnen bewaren u ervoor ofl meegevoerd te worden door de waan van * dag. Doen u onderkennen, wanneer afgewe- ken wordt van het enige fundament Christus. Doen u heenzien door alleriei religieuze luchtbellen en luchtkastelen en door allerlei gesjor en getrek van onderop. Doen u onderkennen jde verzoekingen, die vanuit het leven van alle dag op u toekomen. Geoefende zinnen dragen er zorg voor, , , dat wij niet meer als kinderen zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met allerlei wind van leer" (Efeze 4 : 14). Integendeel, ze geven een vaste gang. Een gefundeerd geloofsleven. Een gedurig vragen: eere, zie of bij mij een schadelijke weg zij en leidt mij op de eeuwige weg. Want... juist geoefende zinnen weten, hoe arglistig het eigen hart is, hoe verdorven het vlees, hoe levensgevaarlijk het natuurlijk verstand. En daarom kenmerkt zulk een leven zich door een dagelijks buigen aan de voeten van Christus. Een kinderlijke afhankelijkheid van Zijn bewaring en trouw. Een hopen op Hem alleen.

M.

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Schuldige traagheid en geoefende zinnen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's