Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bekering, een traan en een lach

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bekering, een traan en een lach

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

CATECHISMUS

Zondag 33

De waarachtige bekering

De vraag naar de , , waarachtige bekering" veronderstelt: er is dus ook een andere bekering, die niet echt is. Het lijkt er op, maar het lijkt nergens naar omdat zij niet leidt tot God. Waarachtige bekering des mensen (vr. 88). 't Betekent niet dat er onder de mensen vraag naar is. Velen houden het op beschaving. Ietwat bijschaven.

Beschaving geeft veel krullen en dunne planken. Vrome krullen; en de dunne planken die de mens legt over de kloof tussen God en mij, zakken door. Ook hier geldt Jezus' woord: het laatste van die mens wordt erger dan het eerste. Anderen houden het op zedelijke verbetering. Ze gaan wel in een andere richting, maar volgen Jezus niet.

In beide gevallen verandert er innerlijk niets. Blijven we wie we zijn.

„Ikkerige” zelfhandhavers. Het bijbelse woord voor bekering is: verandering van denken, van zin en lust en begeren (metanoia).

Waarachtige bekering is kanteling, van je voetstuk tuimelen, zodat je Gods stem hoort en de roep volgt: Wend u naar Mij toe... want Ik ben God en niemand meer.

Jezus’ bekeringsprediking stelt ons twee we­ gen voor. De brede en de smalle weg. De brede weg is die der zedelijke verbetering, der morele opvijzeling. De smalle weg gaat echter door de , , verandering" heen, of beter nog door de vernieuwing heen. Het is de weg der wedergeboorte.

Bekering en dankbaarheid

Bekering en geloof vormen in het leven van een christen een eenheid. Gaat het van bekering tot het geloof? Zeker en dan denken wij aan het begin van de bekering, als op de roep van Gods Woord de zondaar zich wendt tot God. Huiswaarts keert met de verloren zoon. Maar het gaat evengoed van geloof tot bekering. , , Het waarachtig geloof dat in de mens gewerkt wordt door het gehoor van het Woord en de werking van de Heilige Geest, wederbaart de zondaar en maakt hem tot een nieuwe mens". (N.G.B. art. 24).

Heiligmaking is doorgaande bekering. Bekering en dankbaarheid horen bijeen zoals de stralen bij de zon horen. Het is onmogelijk dat wie Christus door een waar geloof is ingelijfd, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid.

De vrucht der dankbaarheid is dagelijkse bekering.

Dankbaarheid is telkens terugkeren tot God, blijven bij Christus.

Petrus, die waarlijk bekeerd was, krijgt van Jezus te horen: , , als gij eens bekeerd zult zijn, zo versterk uw broeders". Onlangs verzekerde mij een christin op haar zeer hoge leeftijd: , , mijn tweede bekering is de heiligmaking, het is een dagelijkse bekering, waarin ik mij tel-. kens mag keren tot mijn Heiland en Zaligma-! ker". Hoewel zij er aan toevoegde: , , mijn weg door de woestijn duurt heel lang”.

Oude en nieuwe mens

De waarachtige bekering wordt verduidelijkt met het beeld van de af sterving van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens. (antw. 88).

We moeten echter wel bedenken, dat dit afsterven en opstaan niet staat in het stuk der verlossing, maar in het stuk der dankbaarheid.

De afsterving van de oude mens zegt Ursinus is vrucht des geloofs.

Eveneens is de opstanding van de nieuwe mens vrucht des geloofs.

Die oude en die nieuwe mens zijn geen twee mensen, twee aparte , , ikken"; ook geen twee^ delen, een oud en een nieuw deel. De christen is beide oude en nieuwe mens. De christen kan niet even uit de huid van de oude mens kruipen en als nieuwe mens naast de oude mens staan. In de waarachtige bekering blijft Gods kind honderd procent „oude mens" en is hij honderd procent „nieuwe mens". Twee in één. Tweemens.

Als voorbeeld kunt u aan Paulus denken. Hij is niet voor een zeker percentage oude mens en voor een zeker percentage nieuwe mens. Hij is er niet op uit om te proberen het percentage oude mens te doen afnemen en het percentage nieuwe mens te laten toenemen.

Er zijn mensen die hun zonden en verdorvenheden afschuiven op de „oude mens". Dat deed Paulus niet. Die oude mens is hij zelf in levende lijve. Oude mens in Adam. Daarom zegt hij niet: ik weet dat in mijn „oude mens" geen goed woont. Wel: ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees geen goed woont. Ik ellendig mens.

Ook David heeft nooit gezegd: Heere God, neem mij niet kwalijk, maar mijn oude mens speelde mij parten en daarom ben ik gevallen. Die rakker heeft mij verleid tot overspel en moord. Geen sprake van. Ik heb gezondigd is zijn belijdenis. Ik, en dat nog wel uw kind Heere.

De oude mens is niet ons slechtere , , ik" en de nieuwe mens is niet ons betere , , ik”.

De oude mens zijn wij buiten Christus en de nieuwe mens zijn wij in Christus. En zo zijn wij oude en nieuwe mens tegelijkertijd. De mens die er weet van heeft dat hij de oude mens er nooit onder krijgt. En nieuwe mens die daar dwars doorheen jubelt: Ik dank God door Jezus Christus onze Heere; omdat hij gelooft!

Het leven der genade kan moeilijk in stukken gebroken worden.

De christen is een altijd gebroken mens en een altijd verlost mens in één. Er is hier geen sprake van een na elkander komen, maar van langs elkander heenschuiven. Deze wrijving doet pijn, en dat is de pijn van de dagelijkse bekering. Het eerste waar wij dan hier over praten moeten is die pijn. Bij de waarachtige bekering hoort

de afsterving van de oude mens

Wat is de afsterving van de oude mens? (vr. 89). Het is de strijd van de Heere God tegen ons. De strijd tussen de Geest en ons vlees. Ik ben vleselijk, zegt Paulus, verkocht onder de zonde. De strijd blijft hier op aarde, het leven des geloofs wordt een leven in felle tegenstellingen. Het is zowel een hartelijk leedwezen als een hartelijke vreugde.

Bekering is een zaak des harten, in het hart komt er een verandering.

Vandaar dat hier tweemaal , , hartelijk" staat. Wat is er dan in het ene hart van de christen? Verdriet en vreugde.

Verdriet! Ik hoor het u zeggen: er is veel verdriet in de wereld, zoveel, dat we bijna geen tijd meer hebben voor het verdriet, waarom het hier gaat, namelijk , , dat wij God door onze zonden vertoornd hebben”.

Iemand wijst op het voorbeeld van Jeremia. Wat een verdriet als hij in de Klaagliederen het leed der wereld van zijn tijd ziet, dat vrouwen hun kinderen koken vanwege de honger in het belegerde Jeruzalem. Maar dat is toch het diepste verdriet van de profeet niet. Immers hij klaagt vanwege zijn zonde. Als valt er nergens anders over te klagen. Er is veel verdriet, maar dit is pas verdriet. Hartelijke bekering is echte bekering, en dat betekent een hoop echt verdriet. Zozeer is dit pas verdriet, dat al het andere er minder van wordt. Alleen de klacht tot God - wij hebben God op 't hoogst misdaan - bevrijdt van zelfbeklag. Bekering is het wonder dat Christus mij, de oude mens voor Zijn rekening heeft genomen en zo is deze oude mens met Hem gekruisigd, gestorven en begraven. (Romeinen 6 : 2—6)

Hier is nu het geheim. Omdat wij gestorven zijn zullen wij afsterven.

Over vele dingen bedroeven zich Gods kinderen, maar het meest zijn zij bedroefd over zichzelf. Over het niet te loochenen feit dat de oude mens met Christus gedood is, en dat God daar niet meer naar zal omzien en er niet meer aan zal denken, en dat ik er toch telkens naar gekeken en geluisterd heb, en dat die oude mens nog springlevend is.

Dit verdriet komt uit het geloof voort en is daarvan de vrucht.

Dat veroorzaakt een hartelijk leedwezen. Geen angst, neen leedwezen omdat ik telkens Gods toorn gaande maak over mij. Zo zal een gelovige zich bewust zijn nooit te kunnen leven zonder de toorn Gods, maar ook dat hij er tegelijkertijd aan ontkomt door de vergeving der zonden. Onder die droefheid naar God wordt het hart verbrijzeld. Daar ontstaat ook echt haat tegen de zonde. En zoals verdriet om de zonde pas echt verdriet is, zo is haat tegen de zonde pas échte haat. Let er op hoe zorgvuldig de woorden gekozen zijn. Er staat niet de zonde laten, maar haten. Het doet ons denken aan een strijd die ons leven lang duurt. Dat is nu de stervenssmart die zich uit in de stervensklacht.

Het goede dat ik wil dat doe ik niet, maar het kwade dat ik niet wil, dat doe ik.

Zo vind ik dan deze wet in mij o harde noodzaak, o bron van smart dat wanneer ik het goede wil doen, het kwade mij bijligt. Ik ellendig mens wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods? En dan zijn we er nog niet. We moeten ook nog durven vluchten voor de zonde. En dat willen we het allerlaatst. Ogenschijnlijk wordt de mens daar niet beter van. Jozef b.v. komt er door in de gevangenis. Maar een vlucht is nu eenmaal een vlucht. En op die manier en in zulk een strijd wordt de waarheid Gods dat wij der zonde dood zijn en Gode levend, waarheid in ons leven.

U denkt natuurlijk; ik breng er niets van terecht. Ik spreek u dat niet tegen. U zegt: ik kan soms helemaal niet bedroefd zijn over mijn zonde en over wat ik daarmee God aandoe. Ik haat de zonde lang niet genoeg. Welnu dan hebt u des te meer Christus nodig, die als enige ten volle gewend heeft over uw en mijn zonde, en die de zonde ten volle gehaat heeft en die zich verre gemaakt heeft van de zonde, toen Hij onze zonde in Zijn lichaam droeg op het hout.

Zie ik Hem, die voor mij de toorn Gods heeft gedragen, die mijn boete en mjn berouw is, dan kom ik tot de levensvreugde, telkens weer, telkens meer.

De opstanding van de nieuwe mens

Houd ze wel bij elkaar. Die hartelijke droefheid en die evenzeer hartelijke vreugde in God door Christus (antw. 90).

Dank zij Christus komt mét de afsterving de opstanding, mét het verdriet de vreugde, mét de haat tegen de zonde de blijdschap in God en in het leven.

Omdat wij gestorven zijn schreef ik, zullen wij sterven. Ik vul nu aan: omdat wij opgestaan zijn, zullen wij leven. Dus van Gods volbrachte daad uit is er in ons leven een voortdurend sterven en opstaan. Zo gaan het leedwezen, dat wij God vertoornd hebben en deze vreugde in diezelfde God door Christus hand in hand. De vreugde voelen we pas als wij het leedwezen kennen. Maar de vreugde wordt weer leedwezen, wanneer wij zien dat wij ons niet met die ijver ons begeven om God te dienen, die wij verschuldigd zijn. (Avondmaalsformulier)

Wij , , doen" dit niet vanzelf, deze vreugde en dit leedwezen opwekken. Dit wordt teweeggebracht door Gods daad. Zoals sterven en opstaan niet iets is, dat wij onszelf „doen". maar iets dat aan ons gedaan wórdt, dat zich aan mij voltrekt.

Wij zeggen niet op een goede dag: laat ons opstaan. God doet ons opstaan door de kracht van Zijn Woord en Geest.

En dan is het geen gedwongen moeten meer, maar een lust. Het is niet een verdienen, maar een Uefde. Het is niet de houding van een plicht, maar een uitstromen van dankbaarheid. Het is het geheim der liefde totaal verschillend van de moraal.

„Niemand kan de oude mens haten en tot God komen, niemand vreugde in God door Christus hebben of hij moet God liefhebben" (Ursinus).

„Droefheid en blijdschap vallen ons te beurt uit het deelgenootschap aan Christus" (Calvijn). Hier zingt het , , nochtans des geloof s". Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij. Een traan en een lach. Vele tranen zelfs, maar tevens onuitsprekelijke vreugde. Tranen met vreugde en vreugde met tranen. Zo zitten voortdurend hongerigen en dorstigen aan Gods vrolijke maaltijd. Dat is waarachtige bekering.

En haar vrucht?

Naar de wil Gods in alle goede werken te leven. Mogen velen, ook jongeren soms denken dat het leven met God somber en triest is, ze vergissen zich. Bekering is niet lopen in het ijzeren gareel, dit mag niet en dat mag niet. Bekering is bevrijding. Met vreugde wandelen in Gods wegen.

Dus zijn oude en nieuwe mens geen compagnons, het zijn en blijven eikaars vijanden in één hart. Er is geen verbinding tussen die twee, ook niet zo dun als een draad van een spinrag. Het is ook niet zo dat ik vanuit mijn bekering de oude mens dood kan vechten. Ik mag hem dood gelóven, want ik houd mij aan de levende Christus. Zo wenen en zingen wij ons leven lang, en eens gaat mijn , , ik" voor goed dood.

Bij onze laatste snik.

Tenslotte: de goede werken

Goede werken zijn vruchten van het geloof (vr. en antw. 90). Geen algemene vroomheid, geen ijverige zelfcorrectie, maar gelóóf dat leeft uit Gods beloften.

Goede werken zonder geloof lijkt op een boeket bloemen. Wat een pronk. Maar na een week liggen ze op de mesthoop. Ze hebben geen wortel. Ziet een arm kind van God op dat mooie boeket dan denkt hij, daar is mijn armzalig tuintje, dat nog zo vaak vol onkruid zit, niets bij. Maar toch bloeit er een heel klein plantje dat juist gaat bloeien als het boeket allang in de vuilnisbak ligt. Het drukt zijn worteltjes diep in de bodem.

Goede werken zijn in overeenstemming met de wet van God. In de plaats van Gods Wet mogen wij niet stellen „het beginsel". Het beginsel is koud. Maar hoe lief heb ik Uw wet is bloedwarm. Liefde is de vervulling van de wet. Wie uit een waar geloof leeft hoeft niet krampachtig te sterven, maar mag leven. Hij heeft vermaak in de wet Gods.

Luther zag de samenhang van rechtvaardiging en heiliging en zei daarom: „goede werken groeien aan de gelovigen zoals de wol aan de schapen". Er is maar één gebod: Geloof.

Heiliging is rekenen met de rechtvaardiging over de hele breedte van het leven. Wat niet uit het geloof in Christus wordt gedaan, is geen goed werk. Maar wat niet naar Gods Wet wordt gedaan, geschiedt zeker niet uit het geloof.

En dan nog één zwaarwegend punt. De goede werken geschieden tot Gods eer. En dan gaat het niet om de werken waarmede wij bedoelen Hem te verheerlijken (Ons goeddunken of gegrond op menselijke inzettingen), maar die God werkelijk verheerlijken.

En nu heeft God zelf aangewezen hoe Hij wil verheerlijkt zijn. Dit is het werk Gods dat gij gelooft in Hem, Die Hij gezonden heeft. (Joh. 6 : 29)

Want wie in Christus is, die is een nieuw schepsel, het oude is voorbijgegaan en het is alles nieuw geworden. Wie in Mij blijft en Ik in Hem, die draagt veel vrucht.

Ere Gods en eerbied horen bij elkaar. Wanneer Calvijn sprak over de eer Gods, nam hij zijn mutsje van het hoofd.

K.a.Z.

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Bekering, een traan en een lach

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's