Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De uitnemendheid van de orde van Melchizedek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De uitnemendheid van de orde van Melchizedek

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

„Aanmerkt nu, hoe groot deze geweest zij. aan welke ook Abraham, de patriarch, tienden gegeven heeft uit de buit. En die uit de kinderen van Levi het priesterdom ontvangen, hebben wel bevel om tienden te nemen van het volk, naar de wet, dat is, van hun broederen, hoewel die uit de lenden van Abraham zijn voortgekomen. Maar hij, die zijn geslachtsregister niet uit hen heeft, die heeft van Abraham tienden genomen en hem, die de beloftenissen had, heeft hij gezegend. Nu, zonder enig tegenspreken, hetgeen minder is, wordt gezegend van hetgeen meerder is. En hier nemen wel tienden de mensen, die sterven, maar aldaar neemt ze die, van welke getuigd wordt, dat hij leeft. En, om zo te spreken, ook Levi, die tienden neemt, heeft door Abraham tienden gegeven; Want hij was nog in de lenden van zijn vader, als hem Melchizedek tegemoet ging". Hebreeën 7 : 4—10

Hoofdstuk 7 kenmerkt zich door een uitvoerig spreken over de betekenis van de persoon en het priesterschap van Melchizedek. We zagen: de eerste verzen van dit hoofdstuk tekenden hem als een type van Christus. Als een priester-koning, in wiens persoon en dienst het werk van Christus heerlijk oplicht. De verzen, die nu voor ons liggen willen ons vooral schilderen, hoe het priesterschap van Melchizedek dat van Aaron in heerlijkheid ver overtreft.

Met als doel aan te tonen: hoezeer dus ook het priesterschap van Christus dat van Aaron verre te boven gaat. Dat brengt dan meteen de hoofdlijn van het boek weer in het vizier. De Hebreeën dienen het niet van de aardse hogepriester te verwachten, maar van de hemelse. Als joden-christenen niet terug te vallen in de dienst van de oudtestamentische ceremoniën en offers, maar zich volstrekt te verlaten op de dienst van Christus en Zijn offer. Voortdurend dienen we dus als lezers te beseffen: het uitgebreide spreken over Melchizedek is helemaal dienstbaar aan het uitzeggen van de heerlijkheid van Christus. Alles wat gezegd wordt geschiedt met het oog op Hem én... om de Hebreeën in Hem te bevestigen en te schragen.

Abraham, de patriarch

„Aanmerkt nu hoe groot deze - nl. Melchizedek - geweest zij, aan wie ook Abraham, de patriarch, tienden gegeven heeft uit de buit"! We hebben de vorige maal reeds gezien: e Hebreeënschrijver heriimert hier aan Genesis 14. Na het verslaan van Kedor-Laomer, de machtige vorst van de Elamieten, treedt Melchizedek, de koning van Jeruzalem hem zegenend tegemoet: Gezegend zij Abram Gode, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit" (Gen. 14 : 19). Abraham op zijn beurt erkent Melchizedek als priester van de Allerhoogste God door Hem de tienden van de buit te geven. Welnu, uit die handeling wil onze brief een leerzame les trekken.

„Aanmerkt nu..."! Dat is: Geef er nauwkeurige aandacht aan. Neem de les, die erin ligt ter harte: „Aanmerkt nu, hoe groot deze geweest zij, aan wie ook Abraham, de patriarch tienden gegeven heeft uit de buit". Uiteraard heeft de persoon van Abraham voor de Hebreeën een bijzondere betekenis. Als christenen uit de joden zijn ze immers uit hem voortgekomen. Hij is hun aller vader. Hoofd van heel hun geslacht. Hij wordt hier dan ook „dé" patriarch genoemd. Niet een van de velen, maar dé patriarch bij uitstek. Dat was ook de roem van velen in Jezus' dagen Abrahams zaad te zijn! De Hebreeënbrief laat die bijzondere positie van Abraham onaangetast. Hij nam én neemt immers een unieke plaats in in de heilsgeschiedenis. Maar onze brief knoopt er wel een les aan vast. Want... als Abraham dan groot is en van een zeer centrale betekenis, dé patriarch, hoe groot moet Hij dan wel niet zijn, aan wie Abraham „tienden gegeven heeft uit de buit”.

En... wat voor een tienden. In de grondtaal wordt voor „buit" een woord gebruikt, dat ei­ genlijk betekent: het beste deel van de buit. Bedoeld is, dat Abraham van de buit een tiende deel gegeven heeft aan Melchizedek. Maai dat tiende deel bestond niet uit wat reststukken, of wat overtollige rommel, waar Abraham toch niets meer mee kon doen. Nee, in de tienden gaf hij het beste deel van heel de buit weg aan Melchizedek.

Waarom? Wel, omdat hij in Melchizedekf een priester ontwaarde van de Allerhoogste God. M.a.w.: in de gave van de tienden wijdde hij heel de buit toe aan z'n Gód, Die hem de overwinning had gegeven. Even terzijde: doen wij ook als Abraham? Wijdde wij ook het beste van alles, wat de Heere ons geeft toe aan Hem? Het beste van ons leven? Het beste van onze jaren? Het beste van onze krachten? Het beste van al ons bezit enz. enz.? Abraham wist: daar heeft de Allerhoogste God recht op, Niet op de reststukken, maar op het beste. Dat is Hij zo waard. Hij gaf immers Zelf ook het beste, het liefste, wat Hij had: Z'n eniggeboren Zoon, in Welke Hij al Z'n welbehagen had! Werden uw ogen daarvoor geopend, dan zult u in navolging van Abraham begeren on ook heel uw leven toe te wijden aan Hem.

Neem mijn leven, laat het Heer' toegewijd zijn aan Uw eer!

Melchizedek meer dan Abraham

Het geven van de tienden is later plicht geworden voor alle Israëlieten. In Z'n wet schreef de Heere voor, dat Israël de tienden van de oogst moest afstaan aan de levieten (zie o.a. Num. 18 : 21v.). Uiteraard ging daar de^ zelfde gedachte achter schuil als bij Abraham. Middels dit gebod bracht de Heere tot uitdrukking het recht, dat hij had op heel het bezit en op heel het bestaan van Israël. Onze brief brengt dat ceremoniële gebod de Hebreeën nog eens in herinnering: En die uit de kinderen van Levi het priesterdom ontvangen, hebben bevel om tienden te nemen van het volk, naar de wet, dat is, van hun broeders, hoev/é die uit de lendenen van Abraham zijn voortge komen" (vs. 5)!

Nu gaat het de Hebreeënschrijver in dit verband echter niet om de betekenis van de tienden op zich, maar veel meer om het recht, dat de levieten van Godswege hadden om die tienden van hun volksgenoten te eisen. Waaraan ontleenden ze dat recht? Onze brief beklemtoont, dat dat niet was, omdat ze beter of waardiger waren dan de andere leden van hel volk. Per slot van rekening: ook de kinderen van Levi zijn „uit de lendenen van Abrah0 voortgekomen"! En dus van geheel gelijke komaf als al hun broeders. Het was alleen dankzij Gods verkiezing dat zij een bijzondere en bevoorrechte plaats hadden onder het volk en het was alleen krachtens Gods gebod, dat het volk aan hen tienden moest geven om in hun levensonderhoud te voorzien: „Wel worden de priesters er hoog door verheven! Hoog toch moet boven zijn broeders staan, die recht heeft om de tiende van hen te eisen" (J. van Andel).

Is de positie van de priesters een hoge en eervolle, hoe hoog - en dan komen we weer terug bij de hoofdlijn van deze verzen - moet dan de positie van Melchizedek wel niet zijn. Want, hoewel hij niet uit Levi, of Aaron is voortgekomen, werd aan hem een toch hoger en meerder priesterlijk recht toegekend dan aan de levietische priesters. Immers, hadden deze laatsten recht om tienden te nemen van hun broeders, hij had recht om tienden te nemen van Abraham, die als aartsvader een positie had boven allen: „Maar hij, die zijn geslachtsrekening uit hen niet heeft, die heeft van Abraham tienden genomen"! (vs. 6). De Hebreeënschrijver wil zeggen: hoe hoog staat Melchizedek dus boven Abraham en zijn geslacht. Dat zelfs Abraham, dé patriarch, de man, die onder heel ons volk zó in aanzien is, tienden aan hem bracht. Draagt u Abraham eer toe, hoeveel temeer dan Melchizedek.

De verhevenheid van Melchizedek boven Abraham blijkt ook nog uit iets anders. Immers, na het brengen van de tienden zegent Melchizedek Abraham: „en hem, die de beloftenissen had, heeft hij gezegend"! U ziet, onze brief doet niets af aan de bijzondere en hoge positie van Abraham. Hij was de man, „die de beloftenissen had"! M.a.w.: op hem als stamhoofd van Gods verbondsvolk rustten Gods rijke beloften. De belofte van een talrijk nageslacht. De belofte van rijke zegen, zowel voor het tegenwoordige als voor het toekomende leven. De belofte van de Messias. De belofte van al de stromen van zegen, die Israël in het laatste der dagen ten deel zou vallen: ., In u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden”!

Kortom: ook de Hebreeënbrief houdt Abraham zeer in ere, maar... zo betoogt ze: wie Abraham eert, moet het dan bovenal Melchizedek doen. Want aan hém gaf Abraham tienden én... wat meer is: hij stond als priester van de Allerhoogste God zo ver boven Abraham, dat hij Abraham zelfs in naam van z'n God zegende. Welnu, , , zonder enig tegenspreken, i hetgeen minder is wordt gezegend van hetgeen meerder is"! (vs. 7).

Meerder dan alle levieten

Staat Melchizedek krachtens Gods orde dus boven Abraham, dan betekent dat, dat hij dus ook staat boven allen, die uit Abraham zijn gesproten. Kortom: dan is zijn priesterschap van hoger en meerder betekenis dan dat van de levieten. Dat hogere en meerdere van het priesterschap van Melchizedek wordt nu middels twee argumenten bevestigd. Dat blijkt allereerst hieruit: „En hier nemen wel tienden de mensen, die sterven, maar aldaar neemt ze die, van welke getuigd wordt, dat hij leeft” (vs. 8).

Duidelijk is: de priesters uit de stam van Levi zijn sterfelijke mensen. Hun priesterschap en hun recht om tienden te ontvangen neemt met hun dood een einde. Melchizedeks gestalte wordt ons echter op een andere wijze getekend. We zagen de vorige maal reeds: de wijze, waarop de Schrift over hem spreekt - „zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch beginsel der dagen, noch einde des levens hebbende", vs. 3 - wekt de indruk alsof hij nooit werd geboren en nooit is gestorven en alsof hij z'n priesterschap eeuwig bekleedt. Dat moeten we natuurlijk niet letterlijk nemen. Want ook Melchizedek is een historisch persoon met een levensbegin en een levenseinde. Alleen, de Schrift tekent hem ons wel zo en dat opdat zijn priesterschap een nadrukkelijke heenwijzing zou zijn naar het eeuwig priesterschap van Christus. Samenvattend: het priesterschap van Levi is een sterfelijk priesterschap, het priesterschap van Melchizedek is een priesterschap van één, die altoos leeft.

Het tweede argument, dat onze brief naar voren haalt om dat meerdere van Melchizedeks priesterschap boven dat van Levi te bevestigen is, dat toen Abraham Melchizedek als zijn meerdere erkende Levi nog in de lenden van Abraham was. M.a.w.: toen Abraham zich voor Melchizedek boog, toen boog in Abraham ook Levi zich voor hem. En toen Abraham in Melchizedek zijn meerdere zag en hem als priester boven hem erkende, toen deed ten diepste ook Levi dat, die nog in de schoot van Abraham was: „En om zo te zeggen, ook Levi, die tienden neemt, heeft door Abraham tienden gegeven; want hij was nog in de lendenen van zijn vader, als hem Melchizedek tegemoet ging" (vs. 9 en 10).

Bedoeling

Zeer uitvoerig is dus in de verzen 4 t/m 10 aangetoond, dat het priesterschap van Melchizedek hoog verheven is boven dat van Levi. Hoe heerlijk Levi's priesterdienst ook was, hoezeer dat ook terugging op bijzondere verkiezing van Godswege, toch was er een dienst van hoger waarde en van hoger heerlijkheid, nl. het priesterschap van Melchizedek. Daarom moeten de Hebreeën ook niet aan de dienst van Levi blijven hangen. Maar opzien naar Hem, Wiens priesterschap door Melchizedek werd afgeschaduwd. Dat is geen ontrouw aan de Schriften van het oude verbond, maar integendeel, daarmee blijven ze in de lijn van hun aller vader, Abraham, die ook Melchizedek als zijn meerdere erkende. Hoeveel te meer dan hebben we Hem te eren, in Wiens persoon en werk Melchizedeks gestalte tot z'n volle vervulUng komt.

Uiteraard geldt dat ook ons. Boog Abraham zich voor Melchizedek neer en bracht hij hem de tienden ten teken van zijn algehele onderwerping aan hem, hoe hebben dan ook wij te buigen voor Hem, Die meer is dan Melchizedek. Te buigen in hartelijke overgave en onderwerping. Dat is Hij waard en daar heeft Hij ook als Gods Gezalfde Priester recht op. Opdat ook wij uit Zijn doorboorde handen gezegend mogen worden. Mogen ontvangen genade voor genade. Alles wat we nodig hebben voor lichaam en ziel, voor tijd en eeuwigheid. Maar... vergeet u dan ook de tienden niet. Christus is het beste van uw leven zo van heler harte waard! Geen zaliger dienst dan de Zijne!

M.

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De uitnemendheid van de orde van Melchizedek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's