Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus, de hemelse Liturg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus, de hemelse Liturg

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

„De hoofdsom nu van de dingen, waarvan wij spreken, is, dat wij hebben zodanige Hogepriester, Die gezeten is aan de rechterhand van de troon der Majesteit in de hemelen:

Een Bedienaar van het heiligdom en van de ware tabernakel, welke de Heere heeft opgericht en geen mens”.

(Hebreeën 8 : 1—2)

U herinnert zich, hoe in hoofdstuk 7 breedvoerig in het licht is gesteld, dat Jezus de grote Hogepriester is naar de orde van Melchizedek. Hoe ver gaat Hij Aaron en zijn zonen te boven. Hoeveel heerlijker is Zijn priesterschap. Hoeveel rijker Zijn dienst. In hoofdstuk 8 wordt daar nu een tweetal conclusies uit getrokken. Allereerst deze: bij zulk een Hogepriester, Die de vervulling is van heel de oudtestamentische eredienst behoort een ander heiligdom dan het aardse. En - en dat is het tweede - bij zulk een Hogepriester hoort een béter verbond dan het oude. Hoofdstuk 8 valt dan ook in twee delen uiteen. Eerst wordt in de verzen 1 t/m 5 duidelijk gemaakt, dat Christus als de ware Hogepriester niet dient in het aardse, maar in het hemelse heiligdom. Terwijl de verzen 6 t/m 13 ons laten zien, dat Hij Hogepriester is niet van het oude, maar van het nieuwe verbond, dat overigens reeds tijdens het oude is aangekondigd.

De hoofdsom

Hoofdstuk 8 begint met de samenvattende conclusie: „De hoofdsom nu van de dingen, waarvan wij spreken, is dat wij hebben een zodanige Hogepriester, Die gezeten is aan de rechterhand van de troon der Majesteit in de hemelen"! De hoofdsom. Je zou ook kunnen vertalen met: de hoofdzaak. De kern, waar het op aankomt. Dat wat de Hebreeënschrijver z'n lezers toch vooral wil inscherpen. Wat is die kern? Dat we een Hogepriester hebben! Dat is het middelpunt van zijn gloedvolle boodschap. Van die Hogepriester heeft hij in het voorafgaande reeds uitvoerig gesproken. Zijn heerlijkheid en majesteit in het volle licht gesteld. En... Hij is nog lang niet over Hem uitgesproken. Nee, z'n hart brandt om nog meer van deze genadige en machtige Hogepriester te vertellen.

Er staat dan ook: „waarvan wij spreken"! Dat laatste woord staat in de tegenwoordige tijd. Dat duidt vanuit de grondtaal een voortduur aan. Van Hem begeert de Hebreeënschrijver te getuigen. Niet alleen nu, maar aldoor en telkens weer. Spreken van Hem. Heenwijzen naar Hem. Zijn werk uitstallen en verkondigen. Wat ligt daar een les in voor u en mij. Is dat ook de hoofdsom, waarvan wij spreken? f Wij, dienaren van het Woord? Is onze prediking vol van Hem? Is het onze hartelijke begeerte zondaren tot deze Hogepriester te leiden en in Hem verzoening en vrede met God te doen vinden? Zó het werk van deze Hogepriester uit te stallen, dat het geloof opleeft en krachtig in Hem en in Zijn offer wordt bevestigd? Hoe zal de prediking ooit waarachtige bediening der verzoening zijn, indien déze Hogepriester en Zijn werk niet centraal staan? !

Maar het geldt ook u, die misschien geen openbaar ambt bekleedt in de Kerk des Meeren. Waarover spreken wij? Wat vormt het hart van ónze gesprekken? Alleen maar vol van ons werk, of van onze vakantie, of van de toekomstdromen, die we hebben? En als het over de dienst des Heeren gaat: alleen maar praten over dominees en gemeenten en wat er zich allemaal in het kerkelijke wereldje afspeelt? Wat arm. Onze brief zegt: iets anders dient de hoofdsom van uw spreken te zijn. iemand anders. Naar binnen en naar buiten dient dit getuigenis centraal te staan: Wij hebben een Hogepriester! En... wat voor een Hogepriester! Eén, „Die gezeten is aan de rechterhand van de troon der Majesteit in de hemelen”, De oudtestamentische achtergrond

Uiteraard moeten we ook deze passage bezien tegen de achtergrond van het Oude Testament. We zagen reeds: ook Israël had een hogepriester. Een hogepriester, wiens voornaamste taak was om verzoening te doen voor de zonden van het volk. Daartoe moest hij in het bijzonder op de grote verzoendag het heilige der heiUge binnengaan. Daar stond de ark, oudtestamentisch het symbool van de troon van God! Naderen tot de ark betekende dan ook naderen tot Hem, Die als de heilige Majesteit zetelde op Zijn troon. De hogepriester mocht die heilige plaats dan ook niet zomaar betreden. Immers, hoe zou hij, een zondig mens, in zichzelf ooit voor de heilige God kunnen bestaan? Dat was onmogelijk.

En daarom: oordat hij het heiUge der heilige binnentrad moest hij eerst in de voorhof een offerdier slachten. Dat dier stierf in plaats van hem en zijn volk. De dood van het offerdier maakte duidelijk, dat zowel het volk als de hogepriester de dood verdiend hadden. Maar nu stierf een onschuldig dier in hun plaats. En met dat plaatsvervangende offer mocht de hogepriester dan het heilige der heiligen binnengaan. Om voor het aangezicht van de heilige God verzoening te doen voor de zonden van hem en zijn volk. Was dat offer volfdoende? Hoofdstuk 7 heeft het ons op treffende wijze duidelijk gemaakt: ee, geenszins. Het is immers onmogelijk, dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneemt (10 : 4). Bovendien, ook de hogepriester zelf was een zondig en sterfelijk mens, die in het heiligdom niet kon blijven om een voortdurende en blijvende verzoening aan te brengen. Alles riep dan ook om die ene en volmaakte Hogepriesjter, Die het volkomen en waarachtige offer zou brengen.

Welnu, onze brief wordt niet moe om te beklemtonen: in Christus is deze Hogepriester reddend verschenen. Hij heeft het ware offer gebracht. Het offer van Z'n leven. Het offer, waarin God eeuwig tevreden is gesteld. Het offer, dat tot in alle eeuwigheid genoeg is om de zonden van het volk te verzoenen. Hij heeft dat offer gebracht, toen Hij was in de aardse voorhof. Mèèr... Hij is daar niet gebleven. Op de dag van Zijn hemelvaart is Hij met dat offer ingegaan in de hemel zelf. Om te verschijnen voor het aangezicht van Zijn Vader en Zijn zoenoffer eeuwige rechtskracht te doen nebben voor het aangezicht van God. En zegt onze brief: daar is onze Hogepriester nu. Hij is »gezeten aan de rechterhand van de troon der ajesteit in de hemelen”.

Rust na volbrachte arbeid

„Is gezeten..."! Dat is een zeer opvallende uitdrukking. Dat leest u niet van één priester onder 't oude verbond. Die moesten in het heiligdom altijd staande hun werk doen: , En ieder priester stond wel alle dag dienende en dezelfde slachtoffers dikwijls offerende, die de zonden nimmermeer kunnen wegnemen" (10 : 11). Het tekende, dat er aan hun arbeid nooit een eind kwam. Het was nooit af. Nimmer kon onder het oude verbond gezegd worden: u is het genoeg. Nu kunnen we gaan zitten. Altijd weer waren er nieuwe offers nodig.

Maar nu lezen we van Christus, de ware Hogepriester, dat Hij na Zijn offer gebracht te hebben „is gezeten"! En zitten duidt op rust. Wanneer gaat u zitten? Als u klaar bent met uw werk. Als de dagtaak erop zit. Na gedane arbeid is het goed rusten, zegt het spreekwoord. Welnu, toen Christus ten hemel voer, mocht Hij gaan zitten. Zich zetten aan de rechterhand van Zijn Vader. Ten teken ervan, dat Zijn werk af was. Klaar. Er ontbrak niets meer aan. Nooit zou er meer een zoenoffer gebracht moeten worden. Het zijne was eeuwig genoeg. Het omvatte een volkomen en eeuwige verzoening. Niets, niets behoefde er meer aangevuld. En daarom: „is gezeten"!

Daar ligt tegelijk in opgesloten, dat de Vader Zijn offer als voldoende en afdoende heeft aanvaard. Bij de intocht van Zijn Zoon in het hemels heiligdom sprak Hij het immers: Zit op de troon ter rechterhand naast Mij"! God, de Vader was eeuwig tevreden gesteld en daarom mocht Christus Zich zetten aan Zijn rechterhand. En u weet: at was en is de plaats der ere. Onze brief zegt: , Hij is gezeten aan de rechterhand van de troon der Majesteit in de hemelen". Met dat laatste wordt niets anders bedoeld dan de troon van God. „Majesteit" is hier een aanduiding voor God. Het spreekt van Zijn hoogheid en verhevenheid. Hoe Hij alles en allen te bovengaat. Welnu, heeft Christus het grote Zoenoffer gebracht, dan mag Hij Zich naast Zijn Vader zetten in de troon der Majesteit. Zoals we reeds in hoofdstuk 1 hoorden: , Die nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelf teweeggebracht heeft, is gezeten aan de rechterhand der Majesteit in de hoogste hemelen" (1 : 3).

En onze brief wil zeggen: zo'n Hogepriester hebben we nu! Eén, Die eeuwig gezeten is aan Gods rechterhand. Wiens offer eeuwig genoeg is. Die koninklijke glorie en eer heeft ontvangen. Die eeuwig mag dienen voor het aangezicht Gods. En u begrijpt, daar zit naar de Hebreeën meteen de vermaning achter: waarom dan nog terugverlangd naar de aardse hogepriester? Waarom dan toch weer omgezien naar al die aardse offers? Het geldt ook ons: als u Hém getekend ziet in Zijn alles te bovengaande glorie en schoonheid, waarom het dan nog verwachten van uzelf? Of van uw offers? Waarom dan nog omgezien naar gerechtigheden aan uw kant? Al het uwe en mijne is eeuwig tekort. God keurt het af. U kunt er niet mee bestaan voor de hoge en de heilige God. Maar'hoor: daar is een Hogepriester! Eén, Die voor des doodsschuldigen tussen wil treden bij Zijn Vader. Eén, Die het op wil nemen voor allen, die bij Hem schuilen. Wat een Evangelie. Wat een blijde boodschap. Tobt u misschien al jaren voort? Zit u misschien in moedeloosheid neer, omdat er maar geen licht en ruimte komt? Sla uw oog eens af van uzelf en zie eens op naar boven. Naar deze Hogepriester en naar alles, wat Hij voor verloren zondaren wil zijn. En hoor, wat onze brief nog meer van Herh vertelt.

Een Bedienaar van het heiligdom

Want ook al lezen we, dat Christus , , is gezeten", dat betekent niet, dat Hij in de hemel werkeloos is. Nee, Hij is daar werkzaam in heilige Priesterdienst. Bezig als , , een Bedienaar van het heiligdom en van de ware tabernakel, welke de Heere heeft opgericht en geen mens"! Voor het woord , , Bedienaar" staat in het Grieks het woord Liturg. Het is afgeleid van een woord, dat oorspronkelijk de betekenis had van: , , werken voor het volk" (F. J. Pop). In het oude Griekenland was iedere Griekse burger, die een bepaald welstandsniveau had bereikt, tot deze diensten verplicht. Later sleet deze specifieke betekenis uit en werd het woord gebezigd voor allerlei andere diensten, ook op godsdienstig terrein. In de Griekse vertaling van het Oude Testament tenslotte wordt het gebruikt als , , een vakterm voor de dienst, die de priesters en de levieten in tabernakel en tempel verrichten" (idem). Vandaar ook het gebruik van dit woord in de Hebreeënbrief.

Het zal duidelijk zijn, dat dus ook hier weer de gedachte centraal staat, dat in Christus de oudtestamentische priesterdienst tot z'n vervulling is gekomen. Hij is de ware Bedienaar. De ware Liturg. Bovendien: Hij oefent Zijn dienst niet uit in het aardse heiligdom, maar in , , de ware tabernakel, welke de Heere heeft opgericht en geen mens"! Van hoeveel betekenis de oudtestamentische tabernakel en tempel ook waren, ze waren toch slechts door mensen opgericht. En daarom van tijdelijke en voor bijgaande aard. Christus, de ware HogeprieS' ter, is echter ingegaan in de ware tabernakel In onze brief een omschrijving van de hemel als woonplaats van God. Daèr... voor het aangezicht van Zijn Vader oefent Christus nu Zijn hemelse Priesterdienst uit.

Ziet u Hem? Met de ogen van het geloof! Dienend in eeuwige Priesterdienst? Hij houdt Zijn Vader onophoudelijk het offer voor, dat Hij bracht. En op grond van dat offer pleit Hij allen, die als schuldigen in zichzelf toevlucht tot Hem leerden nemen, vrij. Onbegrijpelijk wonder. In die dienende Hogepriester verzoe-l ning en vrede met God te ontvangen. Op grond van Hem en Zijn offer vergeving te ont-| vangen. Vrijgesproken te worden. Verlost tej worden van alle schuld en doem en hersteld tei worden in de zalige gemeenschap met God.

Maar dat niet alleen. Hij is ook de biddende Hogepriester. Van de lippen van deze Bedie naar van het heiligdom stijgt een onafgebrO' ken gebed op tot Zijn Vader voor allen, die door Hem tot God gaan. Hij bidt voor hen, opdat de gunst van de Vader hun hart zal ver-h vullen. Opdat ze - zolang ze in dit aardse^ strijdperk zijn - bewaard worden temic'' van verleiding en verzoeking en straks in Zijn a eeuwige heerlijkheid zullen worden opgeno­ d men: , Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij Mijn heerlijkheid aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt" (Joh. 17 : 24).

En tenslotte: Hij is ook de zegenende Hoge­ v priester. Als de Bedienaar van het heiligdom d breidt Hij vanuit de hemel Zijn zegenende handen uit over Zijn Kerk op aarde, opdat zij m gezegend zullen worden met alles, wat nodig is g voor de tijd en voor de eeuwigheid, voor 11-l chaam en ziel. O, we kunnen u de heerlijkheldia van deze Hogepriester niet groot genoeg teke m nen. Hoe getrouw vervult Hij Zijn dienst. b Welk een rijkdom mag uit Hem worden ont­ ; vangen. Hoe arm de mens, die aan Hem voor-jw bijleeft. Hem niet nodig heeft, omdat u ge­ jd noeg heeft aan uw eigen offers, of u niet be­ 'g kommerd om uw nameloze ellende en hemel-j ! hoge schuld. Maar ook: hoe rijk, hoe geluk-jW kig, wie op Hem leerde vertrouwen. Nooit zalg Hij u beschamen. Nimmer roept u tevergeefspi Zijn hulp in. Machtige troost. Heerlijk harts-jd geheim: Wij hebben een Hogepriester...! r^

M.

L.W.Ch.R

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 augustus 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Christus, de hemelse Liturg

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 augustus 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's