Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De weg tot het heiligdom nog niet openbaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De weg tot het heiligdom nog niet openbaar

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

„Zo had dan wel ook het eerste verbon rechten van de godsdienst en het wereldlijk heiligdom.

Want de tabernakel was toebereid, namelijk de eerste, in welke was de kandelaar en de tafel en de toonbroden, welk genaamd wordt het heilige;

Maar achter het tweede voorhangsel was de tabernakel, genaamd het heilige der heiligen; Hebbende een gouden wierookvat en de ark des verbonds, alom met goud overdekt, in welke was de gouden kruik, daar het manna in was en de staf van Adron, die gebloeid had en de tafelen des verbonds.

En boven over deze ark waren de cherubijnen der heerlijkheid, die het verzoendeksel beschaduwden; van welke dingen wij nu van stuk tot stuk niet zullen zeggen.

Deze dingen nu aldus toebereid zijnde, zo gingen wel de priesters in de eerste tabernakel, te allen tijde, om de godsdiensten te volbrengen;

Maar in de tweede tabernakel ging alleen de hogepriester, eenmaal des jaars, niet zonder bloed, hetwelk hij offerde voor zichzelf en voor des volks misdaden.

Waarmee de H. Geest dit beduidde, dat de weg naar het heiligdom nog niet openbaar was gemaakt, zolang de eerste tabernakel nog stand had." (Hebreeën 9 : 1—8)

Hoofdstuk 8 eindigde met de constatering, dat aan de periode van het oude verbond een einde gekomen is. Moet daarover getreurd? Nee, want - zo Iaat hoofdstuk 9 zien - de ceremoniën en inzettingen, die tot die bedeHng behoorden, konden toch niets wezenüjks tot stand brengen. Daartoe was de komst van Christus, de Middelaar van het nieuwe verbond nodig.

Het heiligdom van het oude verbond

Allereerst vestigt onze brief nu het oog op de inrichting van de tabernakel en de eredienst, zoals die kenmerkend was voor de dagen van het oude verbond: „Zo had dan ook wel het eerste verbond rechten van de godsdienst..."! De Hebreeënschrijver wil zeggen: ook het oude verbond kende z'n goddelijke inzettingen en rechten. Voorschriften door God Zelf gegeven, die de eredienst tot in de kleinste puntjes regelden. Tot die inzettingen behoorde ook de bouw van de tabernakel, hier genoemd: „het wereldlijk heiligdom". Een uitdrukking, die de tabernakel duidelijk onderscheidt van het hemelse heiligdom. Het is een heiligdom, dat tot deze wereld behoort. En daarmee: aards en voorbijgaand.

Vervolgens richt onze brief dan de aandacht op de iiu-ichting van de tabernakel. Heel op­vallend is, dat daarbij de twee vertrekken van de tabernakel als twee onderscheiden tenten/tabernakels worden beschreven. Het heilige heet „de eerste (je zou ook kunnen vertalen met: de voorste) tabernakel" (vs. 2, 6 en 8). Het heilige der heiligen wordt genoemd: , , de tweede tabernakel" (vs. 3 en 7). Bij de beschrijving van het geheel gaat de Hebreeënschrijver uit van de tabernakel, zoals deze door Mozes op bevel van de Heere is opgericht.

„Want de tabernakel was toebereid, nl. de eerste, in welke was de kandelaar en de tafel en de toonbroden, welke genaamd wordt het heilige". Hij herinnert ons dus eerst aan twee centrale voorwerpen uit het heiUge: de kandelaar en de tafel der toonbroden. De gouden kandelaar was met zijn zeven armen een profetie van het wonder, hoe God Zijn huis eens met het volle licht van Zijn heil zou vervullen. Terwijl de - eveneens gouden - tafel, waarop de twaalf toonbroden lagen een profetie bevatte van het al evengrote wonder, dat God Zijn volk van dag tot dag zou onderhouden met het brood des levens. Merkwaardig is, dat het derde voorwerp uit het heiüge, nl. het gouden reukofferaltaar, dat met name het altaar is van het gebed en een profetie van Christus' hogepriesterlijke voorbede hier niet wordt genoemd.

Het heilige der heiligen

Vervolgens komt ook het heilige der heiligen aan de orde: „Maar achter het tweede voorhangsel was de tabernakel, genaamd het heilige der heiligen". Hier wordt van een twééde voorhangsel gesproken, omdat ook de ingang tot het heilige door een voorhangsel was afgeschermd. Welnu, het twééde voorhangsel gaf toegang tot het heilige dér heiUgen. Wat stond daar? „Hebbende een gouden wierookvat en de ark des verbonds, alom met goud overdekt, waarin was de gouden kruik, waar het Manna in was en de staf van Aaron, die gebloeid had en de tafelen des verbonds”.

Over het woord, dat door onze Statenvertalers hier is vertaald met, , wierookvat", is onder de verklaarders nogal wat verschil van mening. Het kan nl. ook met „reukaltaar" vertaald worden en omdat we nergens in de Schrift lezen, dat in het heilige der heiligen een gouden wierookvat werd bewaard, geven meerdere verklaarders de voorkeur aan deze laatste vertaUng. Het probleem is echter, dat het reukofferaltaar dan een plaats krijgt in het heilige der heiligen en dat is volgens de Schriften volstrekt onmogelijk. We doen er, dunkt me, dan ook goed aan om bij de oude vertaling „wierookvat" te blijven.

Immers, al lezen we in de Schrift niets over het feit, dat bij de ark een gouden wierookvat werd bewaard, wel is duidelijk, dat dit wierookvat dienst deed in het heilige der heiligen. Op de grote verzoendag moest de hogepriester nl. dit gouden wierookvat vullen met de vurige kolen van het reukofferaltaar en daarmee het heilige der heiligen binnengaan (Lev. 16 : 12). De wierookwolk ging dan als een nevel voor hem uit tot een hefUjke reuk voor de Heere. En... wee de hogepriester, die zonder wierookvat toetrad, hij zou gedood worden (Lev, 16 : 13). Krachtens het getuigenis van de Schrift behoorde het gouden wierookvat dus tot de onmisbare voorwerpen voor de dienst in het heilige der heiligen.

De ark des verbonds

Naast het gouden wierookvat geeft onze brief dan vervolgens een brede beschrijving van de ark, die hier nadrukkelijk de ark „des verbonds" wordt genoemd. Als om aan te geven, hoe we hier te maken hebben met het meest centrale voorwerp van het oude verbond. De ark was immers de symbolische gestalte van Gods troon. Niet minder dan Gods eigen troonzetel! Haar uiterlijk weerspiegelde dan ook Zijn grootheid en heerlijkheid. Ze was „alom met goud overdekt”!

Voorts meldt de brief ook, wat zich in de ark bevond. Allereerst, „de gouden kruik, waar het Manna in was". Volgens Ex. 16 : 32—34 moest Mozes deze kruik met manna vullen, opdat ook de latere geslachten van Israël herinnerd zouden worden aan de wondere wijze, waarop God Z'n volk in de woestijn spijzigde. Daarnaast was er: destaf van Aaron, die gebloeid had"! Volgens Num. 17 : 10 als een blijvende herinnering aan het feit, dat God Aaron en zijn zonen verkozen had om Hem in het priesterambt te dienen. Het is duidelijk, dat de Hebreeënschrijver hier teruggrijpt op de tijd van Israels reis door de woestijn. Als later de tempel wordt gebouwd, dan bevinden deze twee voorwerpen zich niet meer in de ark (vgl. 1 Kon. 8 : 9 en 2 Kron. 5 : 10). Tenslotte maakt onze brief ook melding van „de tafelen des verbonds", waarmee uiteraard de twee stenen tafels zijn bedoeld, waarop God Zijn wet had uitgeschreven. Ook hier blijkt weer, hoezeer de wetgeving op de Sinaï in het kader heeft gestaan van Gods verbondshandelen met Zijn volk.

Vervolgens wordt de beschrijving van de ark voortgezet, vs. 5: „En boven over deze ark waren de cherubijnen der heerlijkheid, die he verzoendeksel beschaduwden"! Zoals een aardse troon is omgeven door een wacht, zo was ook Gods troon onder het oude verbond op symbolische wijze omgeven met twee wachten. Twee gevleugelde engelgestalten stonden als , , cherubijnen der heerlijkheid" ter rechteren ter linkerzijde van Hem. Daarbij , , beschaduwden" ze het verzoendeksel. Dat heeft alles te maken met het besef, dat het verzoendeksel de eigenlijke troonzetel van God was. Hoe zou het ook anders kunnen? Het is alleen op de grondslag van de verzoening, dat de Heere kan wonen en tronen onder Z'n volk. Alleen van boven het verzoendeksel kan Hij tot Z'n volk spreken van genade en vrede.

Welnu, is het verzoendeksel Zijn troon, dan ziet u, hoe de , , cherubijnen der heerlijkheid" Hem als een hemelse wacht omringen. Alles is hier vol heilige symbohek, waar bijzonder veel over te zeggen zou zijn, maar... zo tekent onze brief aan: „ Van welke dingen wij nu van stuk tot stuk niet zullen zeggen "! Hij laat de heilige symbohek, die in dat alles besloten ligt rusten. Want... hij wil bij iets anders de vinger leggen.

De priesterdienst

Na over de inrichting van de tabernakel gesproken te hebben komt hij vervolgens tot de priesterdienst, die in de tabernakel werd verricht: „Deze dingen nu aldus toebereid zijnde, zo gingen wel de priesters in de eerste tabernakel te allen tijd om de godsdiensten te volbrengen, maar in de tweede tabernakel ging alleen de hogepriester, eenmaal des jaars, nie zonder bloed, hetwelk hij offerde voor zichzelf en voor des volks misdaden”.

Onder de „eerste tabernakel" wordt hier weer het heilige verstaan. De priesters gingen daar elke dag in om de kandelaar brandende te houden, om te offeren op het reukaltaar, terwijl zij één keer per week ook de toonbroden moesten verversen. In de , , tweede tabernakel", het heilige dér heiUgen, mochten zij echter niet komen. Dat was alleen voorbehouden aan de hogepriester, die één keer per jaar op de grote Verzoendag het voorhangsel opzij mocht schuiven om het grote offer tot verzoening van de zonde te brengen. Daarbij moest hij eerst offeren tot verzoening van z'n eigen zonden, terwijl hij daarna een zoenoffer moest brengen voor de , , misdaden" van het volk (vgl. Lev. 16 : 11, 14, 15).

Voor „misdaden" staat in het grieks een woord, dat letterUjk betekent: , , onwetendheden". Daarmee heeft de Schrift die zonden op het oog, die begaan zijn uit onkunde of onbe- dachtzaamheid, doordat we verleid zijn geworden door satan, wereld, of eigen vlees. Naast deze categorie kent de Schrift ook de zgn. opzettelijke zonden. De zonden, die bedreven zijn met , .opgeheven hand". In onze brief wordt deze laatste zonde op één lijn gezet met de moedwillige afval. Met wat genoemd wordt de zonde tegen de Heilige Geest (vgl. hfdst. 6). Daarvoor was oudtestamentisch en is ook nieuwtestamentisch geen vergeving.

Welnu, nadat in herinnering is geroepen, dat de hogepriester slechts éénmaal per jaar mocht naderen tot de troon van God en dat niet , , zonder bloed", trekt onze brief vervolgens de geestelijke les, die daarin ligt opgesloten: „ Waarmee de Heilige Geest dit beduidde, dat de weg tot het heiligdom nog niet openbaar gemaakt was, zolang de eerste tabernakel nog stand hield”!

Nog geen vrije toegang

Duidelijk komt hier weer naar voren, dat van de inrichting van de oudtestamentische eredienst een krachtige geestelijke sprake uitgaat. Niet voor niets tekent onze brief aan: , , Waarmee de Heilige Géést...!" Kortom: God Zelf spreekt daarin tot ons. De Heilige Geest wil ons middels die inrichting geestelijk onderwijs doen toekomen. Welk onderwijs? Uit het feit, dat de priesters alleen in de , , eerste tabernakel", in het heilige mochten dienen en niet mochten naderen tot het heilige der heiligen, waar toch de eigenlijke woonplaats van God was, bleek: , , dat de weg tot het heiligdom nog niet openbaar gemaakt was". Bedoeld is dan: de weg tot het hemelse heiligdom, waar het aardse slechts een afbeelding van was.

Let wel: die weg was er wel...! Immers, ook de oudtestamentische gelovigen hadden toegang tot God. Toegang tot Gods genadetroon. Toegang tot Gods gemeenschap. Alleen... het was alles nog verhuld. Het was geen , , vrije toegang". Allerlei bepalingen omtrent rein en onrein hielden het volk op een afstand. De vele ceremoniën scherpten het volk vooral in de kloof, die er was tussen een heilig God en een onheilig zondaar. Op de grote Verzoendag mocht alleen de hogepriester naderen tot God, het volk moest buiten, op een afstand blijven staan. Zo lag de toegang tot God verhuld en verborgen in een veelheid van , , wassingen en rechtvaardigmakingen des vleses" (vs. 10), waarover een volgende keer meer.

Echter, dwars door al deze bepalingen heen wilde de Heilige Israël leren om uit te zien naar een betere dag. Een dag, waarop de toegang tot God in al haar rijkdom zou openkomen. We weten: die dag brak aan, toen Christus op Golgotha het grote offer der verzoening bracht. Niet zodra klonk Zijn , , Het is volbracht" over de kruisheuvel, of het voorhangsel in de tempel scheurde middendoor van boven naar beneden. En met een variant op Hebr. 9 mogen we zeggen: , , Waarmee de Heilige Geest dit beduidde, dat de weg naar het heiligdom nu openbaar gemaakt was"! De weg tot God. Tot de troon van God. Tot het Vaderhart van God.

Wat een wonder. Want nu die weg open is, nu mogen we nader treden. Niet meer op een afstand blijven staan, maar met, , vrijmoedigheid toegaan tot de troon van Zijn genade"! Doet u dat ook? Elke dag maar weer opnieuw. Met al uw zonden en met al uw noden. Naderend over die verse en levende weg, die Christus ons ingewijd heeft door Zijn bloed (Hebr. 10 : 19 en 20). O, in die weg wordt ook vandaag ondervonden, dat Zijn troon in Christus niet langer is een troon van gericht, maar een troon van genade, overvloeiende voor de grootste der zondaren. Een troon, waarop gezeten is een grote Hoorder van het gebed. Een God, groot van genade. Groot van goedertierenheid. Groot van barmhartigheid. Een God, Die nooit beschaamt degenen, die tot Hem hopen.

M.

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De weg tot het heiligdom nog niet openbaar

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's