Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heimweebede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heimweebede

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Erkenning van Gods koningschap

CATECHISMUS

ZONDAG 48

Uw Koninkrijk kome

Een wens, een bede, deze tweede bede aan het adres van onze Vader? Zeker, maar dan geen wens waarvan we nog maar moeten afwachten of zij ooit in vervulling gaat.

Het Griekse werkwoord , , komen" staat zelfs in de gebiedende wijs. Vader Uw koninkrijk móét komen. U bent dat niet aan ons verplicht, maar aan Uzelf, aan Uw belofte. Er zit zelfs in het grondwoord de gedachte: het is toch al gekomen.

Het koninkrijk Gods is binnen ulieden, zei Jezus tegen Zijn discipelen. Het is aanwezig in dé Koning. In Christus!

Eerbiedig gezegd het geloof zegt biddend tegen God: U kunt er niet meer onderuit het te laten komen.

Wat wij al aan dit rijk hebben is zoveel dat het tevens garant is voor wat wij er nog van krijgen zullen. Christus-koning zegt van Zichzelf dat Hij was en is en komen zal.

Het geloof is geen slag in de lucht en het gebed is meer dan wens. Het is zekerheid dat de Vader om des Heeren Christus' wil zekerlijk wil verhoren, gelijk Hij ons in Zijn Woord beloofd heeft (antw. 117).

Toen de komst in het vlees van de Koning Maria werd aangezegd vroeg zij in heilige verlegenheid: Hoe zal dit wezen, hoe kan dit Kind komen zonder man?

Toen antwoordde de engel: u zult overmand worden door de Heilige Geest.

Zij vroeg niet verder. Zie de dienstmaagd des Heeren was haar gelovig bescheid, mij geschiede naar Uw Woord. Zou de Kerk, ons aller moeder, in wie de HeiUge Geest is uitgestort niet in het geloof van de belemmerende factoren die de wederkomst in de weg treden moeten afzien. Want wel twee engelen wisten het ons te vertellen dat Jezus wederkomen zal. Met de onontkoombaarheid van een zwangerschap, waarvan de weeën reeds overvloedig aanwezig zijn.

De tweede bede vereist

Erkenning van Gods koningschap

Als we vanuit die gezichtshoek de komst van Gods koninkrijk bezien - vanuit de erken- ning - dan staat het er met Gods koningschap in de wereld slecht voor.

Dat is niet nieuw. Het is bijna zo oud als de wereld. Adam stak God naar kroon en troon. En alle Adamskinderen willen als God wezen. Zelf koning zijn.

Erkenning van Gods koningschap is omgeslagen in haar tegendeel, in ontkenning van Gods zeggenschap. Hoe kijken we tegen God aan? Met twee blinde ogen. En dan beweren we dat God verduisterd is. Bruut en brutaal vinden wij mensen dat God zichzelf maar eens moet bewijzen. Zijn koningschap maar eens moet bewijzen.

De achtergrond van de moderne „godsvraag" is dat God moet buigen voor de mens. Het is tot ons behoud en tot redding der wereld dat God nooit troonsafstand heeft gedaan, voor geen duivel en voor geen mens. Hij heeft van meetaf een tegenoffensief geopend. Hoor maar. Ik toch heb Mijn koning gezalfd over Sion.

Aan het hout des kruises heeft deze Koning de duivel en zijn ganse rijk de genadeslag toegebracht. Nu is Hij een Koning die zonder onderdanen niet zijn kan. Slechts onderdanen bidden: Uw koninkrijk kome.

Koning en koninkrijk krijgen erkenning van aUen die voor God ter aarde buigen.

Zij smeken met moordenaarslippen: Heere gedenk mijner als Gij in Uw koninkrijk zult gekomen zijn. Toen hoorde God en gingen zij door wedergeboorte in het geloof Gods Koninkrijk binnen.

Zij trekken door deze wereld vol leugen, demonisme, bestialiteit, verloedering, verduiveling, vervuiling en waanzin, waar de sporen van het Koninkrijk schijnen uitgewist, heen, met de bede in het hart: Onze Vader, neem Gij de teugels in mijn leven, in mijn gezin, in het leven van mijn kinderen die op hol geslagen zijn en in heel het wereldgebeuren toch in Uw sterke handen. Ai werp de troon des Satans neer.

Erkenning van Gods koningschap is eis: Dewijl Hij uw Heere is, zo buig u voor Hem neer. Het is ook bede om

De genade van het kindschap

De bede begint dicht bij huis. Regeer ons alzo door Uw Woord en Geest, dat wij ons al langer hoe meer aan U onderwerpen.

Wie bidt om het koninkrijk bidt zichzelf van de troon. Die wil niet meer heersen, die wil dienen. Die wil geen heer zijn maar vindt zijn grootste glorie om te zijn een „slaaf" van Jezus Christus. Door wedergeboorte word ik een kind. Genade zegeviert.

Hebt u zich leren overgeven met een verbrijzeld hart aan die Koning die het zahgst lot ver boven alle goön kan schenken? Hij koopt mij vrij door Zijn bloed en maakt mij tot Zijn eigendom. Ik ben een koninklijk kind, door de Vader bemind.

Dat was de eerste keer dat ik met volle vrede God weer onder de ogen kon komen. Maar nu verder?

Zonder die eerste keer is er geen al langer hoe meer.

Ik moet er om blijven bidden dat de Heere mij steeds dat eigen kroontje afneemt, dat ik dat troontje, waarop ik zo graag zit de rug toekeer. Want de neiging tot zelfhandhaving zit er zo diep in. Het maakt de strijd uit tussen vlees en Geest.

Ik moet me schamen dat ik mij zo weinig als kind gedraag.

Breng ons al langer hoe meer tot onderwerping. Regeer ons want uit onszelf buigen wij niet voor U. God houdt er geen gearriveerde christenen op na. Zijn kinderen blijven arme zondaren.

Paulus’ strijd was dat hij nog niet volmaakt was. Zijn troost dat hij door Christus gegrepen was, koning af. Zijn levensdoel ik jaag er naar, ik bid er om of ik het ook grijpen mocht. Want het vlees onderwerpt zich der wet Gods niet, het kan ook niet.

Daarom zegt Luther , , die aanving een christen te zijn is een christen in het wórden en niet in het geworden zijn". Woord en Geest leren ons die onderwerping.

Een onderwerping die de doodsteek is voor alle zelfverzekerdheid.

Onze oude mens moet verdorven worden van dag tot dag.

Onze nieuwe mens moet vernieuwd worden, eveneens van dag tot dag.

„Want die begon een christen te zijn, houdt zichzelf niet voor een christen, maar verlangt zeer sterk om het te worden; en hoe meer hij opwast en toeneemt, des te meer tracht hij het te worden en des te minder meent hij het te zijn. Zo wonderbaar zijn de dingen van dit koninkrijk" (Luther). Concreet komt het koningschap van God er op neer dat Hij Koning is over mijn lichaam en mijn ziel, over mijn huis en mijn geld, over mijn denken en mijn drift, over mijn willen en mijn werken, over mijn plichten en mijn vermaak, over huwelijk en gezin, over samenleving en volk, over wereld en mensheid.

Wie bidt: Uw koninkrijk kome bidt ook om De verbreking van de vijandschap

Bewaar en vermeerder Uw Kerk. De Kerk des Heeren heeft bewaring nodig. Ik bid niet, zegt Jezus, dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart van de boze.

De boze is el op uit de Kerk en die tot haar behoren te verleiden tot afval en ontrouw. De zuigkracht der zonde is sterk.

Gods kinderen blijken nergens te goed voor. Abraham wordt verleid om te liegen, David tot overspel. Petrus tot verloochening, Asaf tot opstand. Maar het vuur gaat vanzelf uit als er geen prooi meer is.

Maar tegenover het , , zoekende om ons te verslinden" staat: Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude. Werken Uw Woord en Geest krachtig in mijn hart dan word ik al langer hoe armer van geest, maar hoe meer krijgt de Geest het voor het zeggen. Derzulken is het Koninkrijk der hemelen.

Behalve bewaring bidden wij ook om vermeerdering van de Kerk. Elke zondaar die zich bekeert is een overwinning van de Koning op de vorst der duisternis.

Vermeerder Uw kerk van binnen uit. Hoe meer de statistieken aantonen dat velen de kerk verlaten, hoe vuriger moeten wij bidden. Waar de prediking komt met betoning van Geest en van kracht breken zondaarsharten stuk.

Vermeerder Uw Kerk van buiten af. Geef dat we onze roeping verstaan in het werk van zending en evangehsatie, en vooral dat wij door een godzalige levenswandel anderen stichten en voor Christus winnen.

Dit bewaren en vermeerderen sluit de roeping van elke gelovige in.

Toch wordt hier niet in de eerste plaats gevraagd: , , help ons Uw Kerk bewaren en vermeerderen". Dit werk wordt geheel van God gevraagd. En het kerkelijk leven in zijn op-en nedergang bewijst, dat juist het besef dat het Gods Kerk is, die Hij bewaart en vermeerdert.

In de versplintering, de bedreiging, de verwarring van het kerkelijk leven wordt beraamd en beraden. Wordt er ook navenant gebeden, geworsteld aan de troon der genade? Ik zou daartoe nu we wat onze Vaderlandse kerk betreft dringend willen oproepen.

Bidden is actieve lijdelijkheid en smeken of de Heere aan Zijn erf van ouds verkregen wil gedenken. Heere hier staan we nu en wij maken er niets van. U moet Uw kerk bewaren of ze valt uiteen in duizend splinters. Verstoor u de werken des duivels en alle geweld dat zich tegen U verheft.

De bidder om het Koninkijk onderkent de vijand.

De wereld is vol satanisch geweld tegen de Heere en Zijn Kerk. Poorten der hel verheffen zich tegen Gods gemeente.

Hoeveel gedoopte jongeren zien wij niet ondergaan in de wereld, hoeveel ouderen haken er af. Zou het mogelijk zijn dan zou satan de uitverkorenen nog verleiden. Hoeveel sekten en ketterijen ondermijnen niet Gods heilig woord. De macht van de boze bedenkt aanslag op aanslag en valt het Woord aan. Heel handig door allerlei zonden goed te praten. Zonder die Gods Woord veroordeelt.

Maar we leven nu in een andere tijd wordt beweerd. Gods Woord verliest zijn greep op de meeste mensen. Theologen en theologieën verduisteren het zuiver Evangelie.

De Kerk lijdt onder een menselijk aangepast evangelie, waar de ergernis van het Kruis uit weggenomen is. En meer dan ooit moeten we verstaan dat ouders, dominees en kerkeraden de Kerk niet bewaren. Zo de Heere de stad niet bewaakt, tevergeefs waken de wachters.

Het rechtzinnige christendom bewaart de kerk al evenmin. Tenminste als we niet meer hebben dan de letter. Wat verschillen we dan van een ketter? heeft iemand eens gezegd. Kom buigen we ons dan biddend neer. Alleen zó verlangen wij biddend naar

Het einde van de vreemdelingschap

Bidden net zolang, , totdat de volkomenheid van Uw Rijk kome, waarin Gij zult zijn alles en in allen”.

Wie Sions Koning kent en erkent wordt en blijft vreemdeling op aarde. Christenen zijn als levende vissen die tegen de stroom inzwemmen. Houd moed godvruchte schaar. Er komt een einde. Er is een toekomst voor Gods kerk.

Een toekomst die verder weg lijkt dan ooit. De bandeloosheid, de biddeloosheid, de goddeloosheid neemt toe.

Dat maakt Gods kinderen tot eenzame vreemdelingen. Maar hoopvol khnkt het en zingt het , , totdat". Daaraan klemt het geloof zich vast. Daardoor wordt de hoop levend en ontvlamt het lief des ver langen. De tijden zijn bang, maar dé tijd is nabij. Kom Heere Jezus, kom spoedig!

De volkomenheid van het Rijk is in aantocht. Met de volkomenheid ook de voltalligheid. Christus ging naar Huis langs het kruis en Zijn gemeente gaat onder het kruis van haar vreemdelingschap achter Hem aan. Ook naar Huis. Er openen zich in dit gebed onbegrensde vergezichten. We zijn er nog niet maar we zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond. Doden uit het stof verrezen, een schare die niemand tellen kan.

Zij bevolkt de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, een geordend geheel van heerlijkheid en zaligheid, onder de heerschappij van Hem, Die zich tot het kruis vernederd heeft, maar tot Heere over alles is uitgeroepen.

Dan is het middelaarswerk van Christus volbracht en zal Hij Zijn regeringsbevoegdheid overgeven aan de Vader. Dat is het grote doel.

God zal zijn alles en in allen. Het gaat zo hoog, het is zo diep. Maar het staat er en daarom is het waar. Bij benadering mogen we het zo zeggen: Als God alles zal zijn in allen dan gaat heel de liefde van de ene, drieënige en levende God, Vader, Zoon en Heilige Geest over in al wat leeft. Zonder terughouding. Zult u dan binnen zijn of eeuwig buiten?

De blijdschap, de onbepaalde blijdschap van de toekomende eeuw gaat hier vergezeld van de welgemeende waarschuwing en even welgemeende nodiging om nu voor Sions Koning te buigen. Misschien zijn dit niet de angstige vragen, de vragen die wij Jezus te stellen hebben over Zijn komst. Misschien zijn de angstige vragen, de vragen die Jezus óns te stellen heeft als Hij komt. Wat vraagt Jezus dan nu van ons zoals de Psalm zegt, opdat Hij niet toorne? Wat diezelfde Psalm zegt: Een kus. Meer niet. De kus waarmee de bruid haar Bruidegom begroet in het Hooglied, als ze zegt: Kom mijn Liefste!

K.a.Z.

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Heimweebede

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's