Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toeëigening van het heil

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toeëigening van het heil

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDARTIKEL

Bovenstaande woorden zijn de laatste tijd vaak opgedoken in de kerkelijke pers. De zaak die erdoor wordt aangeduid vormt namelijk een struikelblok op weg naar de eenheid tussen Christelijk Gereformeerden, Vrijgemaakten en Nederlands Gereformeerden. Een eenwording die door de twee laatstgenoemde kerken méér wordt begeerd dan door de Christelijk Gereformeerden. Want na jaren van samensprekingen wordt van deze zijde toch telkens weer de bedenking opgeworpen dat Vrijgemaakten en Nederlands Gereformeerden anders denken over „de toeëigening van hi| heil”.

Het is hier niet de plaats en het ligt ook niej in mijn bedoeling de kwestie tussen de dri^ „gescheiden kerken" te gaan behandelenl Mijn mede-redakteur Dr J. Hoek heeft on langs zijn visie op deze materie ten beste gege ven in het blad „Koers". Binnen de Christei lijk Gereformeerde Kerken was dat uiteraardJ niet onopgemerkt gebleven, en toen daarop te; Synode werd gezinspeeld maakte iemand di opmerking: „Sinds wanneer is Dr Hoek advi seur van de Synode? " Dat risico wil ik lieve niet lopen...

Overigens is het de grote vraag of de massi% - ook van de kerkgangers - nog weet waaromi het hier gaat. Althans, het dagblad , , Trouw" merkte vorig jaar in een synode-verslag op da? het , , één van de reformatorische verfijniii gen" betreft, , , die aan een vreemdeling in Je ruzalem nauwelijks uit te leggen zijn”.

Specialiteit

De toeëigening van het heil kan gelden al» de „specialiteit" van het Gereformeerd Protestantisme. Calvijn wordt terecht , , de theoloog van de Heilige Geest" genoemd. Hls derde boek van zijn Institutie heeft hij als tit^ gegeven: , , Over de wijze waarop de genai van Christus verkregen wordt". En reeds in eerste alinea van dat boek wordt gesteld , , di al wat Christus tot zaligheid van het menselijl geslacht geleden en gedaan heeft, voor o: zonder nut en van geen gewicht is, zolanj Christus buiten ons is en wij van Hem geschefe den zijn. Dus moet Hij, om ons te kunnefc meedelen wat Hij van de Vader ontvangew heeft, de onze worden en in ons wonen". ES 4at gebeurt dan, zo betoogt Calvijn, door d verborgen werking van de Heilige Geest.

Letterlijk komt het woord „toeëigening| voor in ons Doopsformulier, waar van de Hell lige Geest wordt gezegd „dat Hij in ons wonel^ en ons tot lidmaten van Christus heiUgen wills ons toeëigenende wat we in Christus hebbeif namelijk de afwassing van onze zonden en dagelijkse vernieuwing van ons leven”.

Het kan in ieder geval duidelijk zijn wat blu doeld wordt. Het heil, de zaligheid is do* Christus verworven. Er ontbreekt niets aafe Aan het kruis heeft Hij uitgeroepen: , , het to volbracht". Maar nu moet dat verworven hi toegepast, thuisgebracht worden bij de zoin daar. En dat is het werk van de Heilige Gedb Die het „uit Christus neemt". De Heere Jeztr Zelf heeft dat gezegd: „Hij (de Heilige Gees al Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het ijne nemen en het u verkondigen”.

In de prediking en in het pastoraat van het Gereformeerd Protestantisme werd en wordt dan ook een grote plaats ingeruimd voor vragen als „is het ook voor mij? " en „hoe krijg ik er deel aan? ”

Kracht en zwakheid

Het gaat dus om de verhouding tussen de verwerving en de toepassing van het heil. Wat Christus heeft gedaan vóór ons, en wat de Heilige Geest doet dan en in ons. Zie ik het goed als ik zeg dat dit enerzijds de kracht en anderzijds de zwakheid van de Gereformeerde Gezindte is? In prediking en pastoraat schen-' ]fen wij ruime aandacht aan wat door anderen te zeer wordt verwaarloosd. Het heil wordt niet automatisch ons deel. , , Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft". Jawel, maar „opdat een ieder die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe". Geloof en bekering maken ons pas deelgenoot van dat heil. „Aangeboden worden", aldus Calvijn, , , is - nog niet hetzelfde als ontvangen worden”.

Aan de ene kant is dan een zekere vanzelfteprekendheid te constateren. Men laat het heil tf|iat in de belofte wordt geschonken, bijna aumatisch samenvallen met het delen in dat eil. De Heere heeft toch Zijn belofte gegeven, j ij biedt het heil toch aan, waarom zouden we jl at niet aanvaarden, en waarom zou dat niet { ok voor óns zijn?

Het is duidelijk dat bij deze voorstelling van e| aken het , , onderscheidenlijk" element in de l rediking vervaagt, zo niet geheel verdwijnt. jMet de mogelijkheid van het heil in ongeloof af te wijzen, en als kind des Koninkrijks buitengeworpen te worden, wordt nauwelijks meer gerekend.

Uit reaktie zien we dan aan de andere kant e dat voortdurend wordt opgeroepen tot zelf onderzoek, en dat aanhoudend wordt gewaari ichuwd dat men zichzelf toch niet zal bedrleijgen. Zelfs wordt, uit vrees voor misbruik, het welmenend aanbod van Gods genade soms af-.gezwakt of ontkend. Zo wordt de spanning f ussen de verwerving en de toepassing van het eil opgeheven door te leren dat God immers ijn heil niet kan aanbieden aan hen die daaroe niet verkoren zijn.

Bij deze opvatting is uiteraard geen plaats eer voor de oproep tot geloof en bekering. e Dok niet voor de waarschuwing om „op zo i ; rote zaligheid geen acht te geven". De predis cing ontaardt dan in een beschrijving van het werk van de Heilige Geest in de harten van de uitverkorenen, waarbij dan hoogstens aan het slot nog de wens wordt uitgesproken dat ook anderen nog iets van dat werk in hun leven mogen leren kennen.

Achterhaald?

Wanneer we ons nu beperken tot de prediking in onze eigen kring - globaal de rechtersektor van de Ned.Herv.Kerk - dan mogen we zeggen dat aan de zogenaamde „toeëigeningsvragen" steeds een hoge prioriteit werd toegekend. Is er ook voor mij genade? En zo ja, hoe krijg ik daar deel aan? En waarbij kan ik het weten dat Christus ook voor mijn zonden gestorven is? Het zijn vragen die in elke bediening van het Woord en in vele pastorale gesprekken terugkeren.

De oudere garde zal zich herinneren dat vroeger het tweede gedeelte van de preek, na de tussenzang, de „toepassing" werd genoemd. Daarin kwamen deze vragen aan de orde, en dat was het eigenlijke! Die tussenzang is, denk ik, hoge uitzondering geworden, maar daarmee is hopelijk het toepassend, , , onderscheidenlijk" element niet uit de prediking verdwenen.

Soms bekruipt me echter het beangstigende gevoel dat we ook in eigen kring bezig zijn antwoorden te geven op vragen die door de gemeente nauwelijks meer worden gesteld! Van de jongeren kun je als dominee nu en dan te horen krijgen dat je preken zo voorspelbaar zijn! Dat van zonde en genade, van bekering en geloof, dat is allemaal al zó vaak gezegd, dat weten ze nu zachtjesaan wel. Ze willen horen wat je ermee doet, hoe je met het Evangelie in de maatschappij en in de wereld staat. We moeten toch leesbare brieven van Christus zijn en van Hem getuigen?

Wanneer je dan eens voorzichtig informeert naar besef van zonde en kennis van Christus, dan blijk je langs elkaar heen te praten. Dat zijn immers zaken die stilzwijgend worden verondersteld? Het gaat er niet om hoe je aan geloof komt, maar dat je van je geloof getuigt en elkaar in het geloof opbouwt.

Ik weet dat ik nu generaliseer. Gelukkig zijn er ook anderen. Jongeren en ouderen die worstelen met de vraag: hoe krijg ik een genadig God? Die, dankzij het werk van de Heilige Geest, een levende band aan Christus mogen hebben. En toch - bestaat ook onder ons niet het gevaar dat het allemaal zo vanzelfsprekend wordt? Dat je natuurlijk een zondaar bent, maar dat natuurlijk Christus ook voor jouw zonden gestorven is, en dat je daar even na- tuurlijk van gaat getuigen? Zodat het lijkt alsof je als predikant voor een deel van de gemeente Frans spreekt, wanneer je het hebt over de onmogelijkheid van onze kant om za-Ug te worden, en over de noodzaak van het toepassend werk van de Heilige Geest.

Wat is het nodig, èn op de studeerkamer, èn in de binnenkamer, te smeken om die Geest, Die in alle waarheid leidt, en Die het alles uit Christus neemt om het ons te verkondigen! Want uitsluitend door het toepassend werk van de Heilige Geest mogen we weten , , de dingen die ons van God geschonken zijn”.

W.v.G.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De toeëigening van het heil

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's