Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een volmaakt offer en een volmaakte vergeving

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een volmaakt offer en een volmaakte vergeving

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

„En iedere priester stond wel alle dagen dienende, en dezelfde slachtoffers dikwijls offerende, die de zonden nimmermeer kunnen wegnemen;

Maar Deze, een slachtoffer voor de zonde geofferd hebbende, is in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand Gods;

Voorts verwachtende, totdat Zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank van

Zijn voeten.

Want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden.

En de Heilige Geest getuigt het ons ook; Want nadat Hij tevoren gezegd had: Dit is het verbond, dat Ik met hen maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten geven in hun harten en Ik zal die inschrijven in hun verstanden;

En hun zonden en hun ongerechtigheden zal Ik geenszins meer gedenken.

Waar nu vergeving derzelve is, daar is geen offerande meer voor de zonde".

(Hebreeën 10 : 11—18)

We zagen de vorige maal, dat het eerste deel van Hebreeën 10, nader bepaald de verzen 1 t/m 18, een soort samenvatting geven van al datgene, wat in het voorafgaande betreffende Christus' priesterschap is beleden. Ook van de verzen, die nu onze aandacht vragen geldt: echt nieuwe dingen worden niet naar voren gebracht, wel wordt alles nog een keer kort op rij gezet. En dat dient dan weer als grond voor de vermaningen in het volgende gedeelte (vs. 19v).

Een volkomen offer

In aansluiting op wat hij in vs. 10 schreef, dat in het offer van Christus de gelovigen eens en voor goed zijn geheiUgd, herinnert de Hebreeënschrijver nogmaals aan het grote verschil, dat er is tussen de dienst van de levitische priesters en de dienst van Christus: „En iedere priester stond wel alle dagen dienende en dezelfde slachtoffers dikwijls offerende, die de zonden nimmermeer kunnen wegnemen. Maar Deze, een slachtoffer voor de zonden ge-offerd hebbende is in eeuwigheid gezeten aam de rechterhand Gods"!

Het onderscheid is groot. Aan de oudtesta-' mentische offers kwam geen einde. Alle dageni stonden de priesters bij het altaar. Wat waren ze druk om dezelfde slachtoffers dikwijls te offeren. En toch: al die offers konden nimmer de zonden wegnemen. Ze brachten geen werkelijke verzoening en vrede met God. Maar nu Christus...! Tegenover de talloze offers van het oude verbond staat Zijn éne en volkomen offer. Het offer, dat werkelijk reinigt. Dat werkeUjk genoeg is tot uitdelging van alle zonden. Dat nimmer behoeft te worden herhaald, of te worden aangevuld. Maar dat tot in alle eeuwigheid genoeg is!

Welk een onderscheid: , , Als de oudtestamentische priester heden geofferd heeft, moet hij morgen opnieuw offeren; zelfs op de sabbat, als alles rust, is er geen rust op zijn altaar. Maar als Christus Zijn offer heeft gebracht, zien wij Hem niet naar Golgotha wederkeren; daar ziet men Hem nooit weer; Zijn offer is tegelijk het eerste en het laatste. Hij gaat de rust in en blijft in de rust" (J. van Andel).

Met deze laatste opmerking raken we meteen aan nog een ander punt van diepgaand verschil: De priesters staan om te dienen, Christus zit aan Gods rechterhand om te heer-: sen. Hij zit als Overwinnaar aan Gods rechter-^ hand en blijft daar zitten. Dat is allereerst een, zeer krachtig bewijs, dat Zijn offer werkelijk genoeg is en eeuwig van kracht blijft. Maar daarnaast ook een teken van de heerschappij en macht, die Hem van Godswege zijn toebedeeld: , , Daar het werk der verzoening vol-; bracht is, kan hij de plaats der ere en der macht voor altijd in bezit nemen" (J. van Andel).

Een volkomen triomf

En dat in de stellige verwachting, dat Zijn triomf eens volstrekt en volkomen zal zijn: Voorts verwachtende, totdat Zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank van Zijn voeten" (vs. 13). De Hebreeënschrijver grijpt hier weer terug op Psalm 110, waaruit hij ook in het voorafgaande reeds meerdere malen heeft geciteerd. Vanaf het begin van z'n brief heeft hij beklemtoond: hristus zit aan de rechterhand van God (vgl. 1 : 3). Tegelijk heeft hij ook duidelijk gemaakt: og niet alle vijanden zijn Hem onderworpen (vgl. 2 : 8). Méér... dat staat wel te gebeuren. Zijn verrijzenis uit het graf. Zijn koninkUjke opvaart ten hemel, Zijn zitten aan Gods rechterhand vormen a.h.w. de voorbode van de volkomen overwin- ning, die Hem straks zal worden bereid op de dag van Zijn wederkomst.

Zo is niet alleen voor de gelovigen de tussentijd tussen Christus' hemelvaart en wederkomst een tijd van verwachten (9 : 28), maar ook voor Christus Zelf. Me dunkt: en aspect, wat lang niet altijd die aandacht krijgt, die het waard is. De verwachting, die Gods kind als een machtig geheim mag meedragen in het binnenste, is in z'n diepe kern een gemeenschap aan Zijn verwachting...! Hij verwacht ook...! Met reikhalzend verlangen ziet Christus uit naar de dag van Zijn volkomen triomf. Daar werkt Hij op aan. Voorspoedig. Zonder Zich ook maar door iets te laten hinderen. Met heilige hartstocht. Zie, Ik kom haastig...! De verwachting van de Bruid mag menigmaal inzinken, die van de Bruidegom nooit. Vurig verlangt Hij naar de dag van de bruiloft, die tevens de dag van Zijn volkomen overwinning op Zijn vijanden is.

„Voorts verwachtende, tot Zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank Zijner voeten"! Uit de tijdsvorm hier gebruikt blijkt: et is God, de Vader, Die alle vijanden aan de voeten van Zijn Zoon onderwerpt. Tot die vijanden moeten gerekend worden: e dood (1 Kor. 15 : 26), degene, die macht over de dood had, nl. de duivel (2 : 14), alle geestelijke overheden en machten, die door de duivel worden geregeerd (Ef. 6 : 12) en tenslotte ook de mensen, die ten einde toe de vorst der duisternis gediend hebben (Ef. 2 : 2, 3).

Let erop: e wórden gesteld...! Daar is geen zweem van twijfel over. Dat zal wis en zeker gebeuren. De garantie daarvoor ligt in Christus' overwinning op Golgotha. Heeft Simson er in zijn sterven meer verslagen dan in zijn leven, van Christus geldt: ij heeft al stervende over al de machten der duisternis getriumfeerd. Zonde, duivel en dood overwonnen. En... de overwinning tóen behaald, krijgt Z'n definitieve bekroning op de dag van Zijn wederkomst. Aan wiens zijde zullen wij dan staan? Aan de zijde van hen, die Hem verwachten tot zaligheid (9 : 28), of aan de kant van hen, die gesteld worden tot een voetbank voor Zijn voeten?

Een volkomen gemeenschap

In een korte zin wordt nu de kracht van Christus' offer samengevat: „Want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden "! Met één offerande. Weer die tegenstelling met de véle offers, die onder de wet geofferd moesten worden. Echter, wat al die eerdere offers niet ver­ mochten, dat vermocht Christus' offer wel: , , Hij heeft in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden"! Volmaakt...! Een woord, dat we in deze brief al veel vaker zijn tegengekomen. Het grondwoord wil eigenlijk aangeven: het hoogtepunt, het doel bereiken. En dat doel is dan: de volkomen gemeenschap met God, de vrije toegang tot Hem, die verkregen wordt, doordat de zonde definitief en voorgoed worden weggenomen.

Tot die „volmaaktheid" konden de levitische offers niet brengen (vgl. 7 : 11 en 19, 9 : 9, 10 : 1). Die waren allen onvolkomen en schoten volstrekt tekort. Maar nu het offer van Christus...! Hij heeft met één offerande volmaakt degenen, „die geheiligd worden". Een prachtige omschrijving voor de gelovigen. Letterlijk staat er: e geheiligd wordenden... Het deelwoord staat in de tegenwoordige tijd! Wat wil aangeven, dat ze weliswaar door het geloof in Christus geheiligd zijn en als zodanig deel mogen hebben aan Zijn volkomen offer. Maar dat aan de andere kant die heiliging ook een voortgaand proces is, omdat datgene, wat ze in Christus tenvolle mogen bezitten, van dag tot dag nader moet worden uitgewerkt in hun leven en pas z'n volkomen voltooiing krijgt op de dag van Christus' wederkomst.

De geheiligd wordenden...! Het betekent, hoe er in het leven van het geloof voortgang is en beweging. Het is een dagelijks leven uit Christus. Een dagelijks putten uit Hem. Een gedurig door Zijn Geest geleid en geleerd worden. Geen stilstand. Geen afgesloten systeem, waarbij we een aantal waarheden in onze binnenzak hebben, maar een léven. Een wandel. Een sterven en opstaan. De geheiligd wordenden... Christus zendt Zijn Geest uit. Die Geest is krachtig werkzaam in het leven van Christus' volgelingen. Als een Geest des oordeels en der uitbranding. Als een Geest van vertroosting en verlichting. Van vernieuwing en heiliging. En dat... totdat wij onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden.

Een volkomen verbond

Dat Christus' offer inderdaad volstrekt genoegzaam is om tot de volkomenheid te brengen, wil de schrijver aantonen met een citaat uit de Schrift. Een citaat, dat hij inleidt met de woorden: „En de Heilige Geest getuigt het ons ook..." (vs. 15)! Uitdrukkingen als deze laten ons zien, hoe de auteurs van het Nieuwe Testament absoluut overtuigd waren van de Goddelijke inspiratie, die ten grondslag ligt aan de Schriften van het oude verbond. Zij hoorden daarin niet de mening van Mozes, of Jesaja, of Jeremia, of de een of andere latere redactor. Nee, ze hoorden daarin de stem van de levende God. Het getuigenis van de Geest.

En de Heilige Geest getuigt het ons ook...! Tegelijk wordt uit een uitdrukking als deze ook duidelijk, hoezeer de Heilige Geest van de Schrift gebruik maakt om de gelovigen in hun geloof te bevestigen. Niet door allerlei wazige middelen, meningen en gevoelens getuigt de Heilige Geest, maar door de Schriften. „Al deze boeken alleen ontvangen wij voor heilig en kanoniek om ons geloof daarnaar te reguleren, daarop te gronden en daarmee te bevestigen" (art. 5, NGB). Het Woord, het Woord ïilléén is de maatstaf.

Het woord, dat de Hebreeënschrijver dan aanhaalt is het bekende citaat aangaande het nieuwe verbond uit Jeremia 31: Want nadat Hij tevoren gezegd had: it is het verbond, dat Ik met hen maken zal na die dagen, zegt de Heere: k zal Mijn wetten geven in hun harten en Ik zal die inschrijven in hun verstanden; en hun zonden en hun ongerechtigheden zal Ik geenszins meer gedenken" (vs. 16 en 17). Hij citeert hier meer samenvattend en wat vrijer, als in 8 : 8—12. Maar de bedoeling is duidelijk: ls dit de inhoud van het nieuwe verbond is, dat in Christus' bloedstorting rechtskracht heeft verkregen, van welk een volmaakte kwaliteit moet dat offer dan wel niet zijn geweest.

Het doet delen in al de weldaden van het nieuwe verbond, waarvan er twee worden uitgelicht: aarachtige liefde tot en kennis van Gods wet, alsook: ergeving van zonden en wegneming van alle ongerechtigheid. Kortom: echtvaardiging en heiliging. Het gereinigd worden door het bloed en de Geest van Christus. M.a.w.: at de oudtestamentische offers nimmer konden schenken, dat vloeit de gelovigen uit Christus' offer zomaar toe. Of, zoals Paulus het sprak in de synagoge van Antiochië: , Zo zij u dan bekend, mannenbroeders, dat door Déze u vergeving van zonden verkondigd wordt; en dat van alles, waarvan gij niet kon gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door Déze een ieder, die gelooft, gerechtvaardigd wordt" (Hand. 13 : 38—39).

En het is vanuit deze gemeenschap met Christus, dat in het leven van de gelovigen Gods machtig „Ik zal" klinkt. Let daarop: ook in het leven van het geloof blijft het die verticale lijn van Boven naar beneden. Ik zal Mijn wetten geven in hun harten. Ik zal die inschrijven in hun verstanden. Ik zal hun zonden en ongerechtigheden geenszins meer ge­ denken. Van dat Goddelijk „Ik zal" leeft het j geloof. Daarin ligt voor het geloof het leven. De toekomst. De troost en het houvast. Met mijn , , ik zal" is het spoedig gedaan. Denk maar aan Petrus. Maar met Zijn , , Ik zal" kom ik nooit bedrogen uit.

Bovendien, zo besluit onze brief: met dit offer van Christus en het daaraan verbonden Goddelijk , , Ik zal" houden alle andere offers op te bestaan. Want... „waar nu vergeving van dezelve is, daar is geen offerande meer voor de zonde" (vs. 18)! Zo'n offer is niet alleen niet meer nodig, ze is ook niet meer geldig. Ze heeft alle recht van bestaan verloren. Vandaar - en dat zal in de volgende pericoop klaar en helder aan de orde komen - dat de Hebreeën er ook niet meer naar om moeten zien, maar zich moeten houden aan hun enige Hogepriester en aan Zijn enig en volkomen offer. En wij met hen.

M.

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Een volmaakt offer en een volmaakte vergeving

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's