Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Belijdenis doen (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Belijdenis doen (1)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

PASTORALE VRAGEN

Inleiding

We naderen weer de tijd, waarin op vele plaatsen in ons land meest jongeren, maar ook wel ouderen openbare geloofsbelijdenis zullen gaan afleggen. Het is wel duidelijk dat zij, die zich voorbereiden op de openbare belijdenis des geloofs, deze tijd niet allen op dezelfde wijze beleven. Sommigen zien erg op tegen het doen van belijdenis. Zij hebben voor zichzelf nog niet die zekerheid, die ze zo graag zouden willen hebben. De vraag die hen klemt, is: Zal het wel goed zijn, wanneer ik m'n ja-woord uitspreek voor Gods aangezicht, daar voorin de kerk ten aanhore van allen? Zal in mijn jawoord wel echt de stem van het hart spreken? En zo kunnen sommige belijdeniscatechisanten er als een berg tegen opzien om belijdenis te doen; daarbij bekruipt hen soms de gedachte om er maar (voorlopig? ) van af te zien. Anderen leven met veel blijdschap naar het uur van belijdenis toe. Ze zien er naar uit om ten aanhore van de gemeente de Naam van de Heer e te mogen belijden en zo ook toegang te krijgen tot het Heilig Avondmaal. Weer anderen zien het doen van belijdenis als een welkome afsluiting van al die jaren catechese. Van thuis moest men er heen. Een zucht van verlichting kan straks worden geslaakt. Ook kan het zijn, dat men meent dat je zonder belijdenis te hebben gedaan niet kerkelijk kunt trouwen of straks een kind kunt laten dopen. Zulke gedachten zal men waarschijnlijk in elke gemeente nog wel tegen komen. Als we ons echter niet vergissen, wordt in onze tijd het doen van belijdenis toch veel meer iets, dat men bewust doet. Het kerkelijke leven gaat in onze dagen veel meer de kenmerken vertonen van bewuste keuzes. Daarmee willen we overigens niet zondermeer beweren, dat deze keuzes altijd bijbels verantwoord zijn. Maar we zien, vooral in de grotere plaatsen, dat het doen van belijdenis uit gewoonte tanende is. De keuze om belijdenis te doen gebeurt bij velen veel weloverwogener. Dat grijpt bijgevolg ook heel wat dieper in de levens van mensen in. Op zich zou ik dat verheugend willen noemen. Het kan soms zelfs tot een diep existentieel gebeuren worden, waarbij (jonge) mensen tot helderheid en vastheid mogen komen.

Het lijkt me een goede zaak om in een drietal artikelen over dit onderwerp wat te gaan nadenken. Temeer, daar er in onze dagen allerlei signalen kunnen worden opgevangen, die het belang van de openbare belijdenis des geloofs als minder noodzakelijk voor willen stellen. In dit artikel zal ik me richten op ^''A bijbelse gegevens. Niet om een Schriftbewijs te vinden voor de instelling van de openbare geloofsbelijdenis in het midden van de gemeente zoals wij die kennen, want die is er niet. Maar wel om te laten zien, hoe wezenlijk het belijden van het geloof in de Schrift is. In de beide volgende artikelen kunnen dan wat andere aspecten aan de orde komen.

Belijden in de Bijbel

I. In het Oude Testament. Wanneer wij over , .belijden" spreken in de zin van ons onderwerp, dan denken we vooral aan , .belijden" als vertaling van het in de Septuagint (Griekse overzetting van het Oude Testament) gebruikte werkwoord homologein (of van daarmee samengestelde woorden). De betekenis daarvan is: hetzelfde zeggen. Ook komen we het zelf-l standig naamwoord homologia tegen, dat eveneens de betekenis heeft van „hetzelfde zeggen", en dat we vertalen met, .belijdenis". Het ligt voor de hand om eerst enige aandacht « te geven aan het Oude Testament.

Het doen van belijdenis vinden we daar heel nadrukkelijk in verband met het belijden van zonden. We denken ondermeer aan het boek Leviticus, dat zo veel oog heeft voor de nood- zaak van een heilig leven voor het aangezicht van de God van Israël, Die immers de Heilige is (zie Lev. 5 : 5, 16 : 21 en 26 : 40). Maar bijvoorbeeld ook aan plaatsen als Numeri 5 : 7; Jozua 7:19 (diefstal van Achan); 1 Koningen 8 : 33 en 35; 2 Kronieken 6 : 24 en 26; Ezra 10 : 1 en 11; Nehemia 1 : 6, 9 : 2 en 3 en Daniël 9:4 en 20. In Spreuken 28 : 13 lezen we: Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent (= belijdt) en laat, zal barmhartigheid verkrijgen". Ook wijzen we op de bekende tekst uit Psalm 32: Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: k zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor de Heere; en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde" (vers 5).

In al deze plaatsen heeft het belijden (of bekennen) de notie van , , hetzelfde zeggen". Wie z'n zonden belijdt, zegt immers van die zonden hetzelfde als wat God ervan zegt. Namelijk, dat het zonden zijn! In die zin is belijden in het Oude Testament het hartelijk aanvaarden van de door God gegeven norm over wat zonde is. Het in de oorspronkelijke, hebreeuwse tekst op deze plaatsen gebruikte werkwoord „jadah" heeft in bepaalde vervoegingen op andere plaatsen vooral de betekenis van , , loven" of , , danken" gekregen. Maar heeft dat oven en danken van God niet vaak een heel nauwe relatie met een oprecht belijden van de zonden?

Wanneer we bij belijden met name willen denken aan het uitkomen voor de Naam des HEEREN, dan vinden we in het Oude Testament daar vele voorbeelden van, al wordt dan daarbij het woord , .belijden" zelf niet genoemd. We wijzen op een man als Mozes. Hij beleed voor farao zijn geloof in de God van Israël. De drie vrienden van Daniël hadden voor hun belijdenis hun leven veil. Verder valt te denken aan de profeten, die hun belijdenis vaak met de dood moesten bekopen. En, om niet meer te noemen, aan de diverse psalmdichters, die op de hoogten en in de diepten van hun leven hun geloof in de God van Israël hebben vertolkt. Op veelkleurige wijze wordt lin het Oude Testament de Naam des HEE-REN beleden!

II. In het Nieuwe Testament. Ook in het Nieuwe Testament komen we het werkwoord homologein tegen in het boven genoemde verbjjjj ^^^ ^IQI belijden van zonden. Maar het ebruik in dit opzicht is nu veel beperkter. Bij ^e doop van Johannes de Doper is er bijvoor-_beeld sprake van. Deze doop der bekering tot vergeving van de zonden geschiedde na het openlijk belijden van de zonden (zie bijvoorbeeld Mattheüs 3:6). Ook valt nog te noemen dat de apostel Johannes in een van zijn brieven schrijft: , Indien wij onze zonden belijden. Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid" (1 Joh. 1 : 9). Hier is het dus weer een bijvallen van wat God zegt over ons hart en leven. Ook de notie van loven of prijzen komt voor. We denken bijvoorbeeld aan Hebreeën 13 : 25, waar zo bijzonder mooi gesproken wordt over de aan God te brengen „offerande des lofs, dat is de vrucht der lippen, die Zijn Naam belijden".

Het werkwoord homologein staat in het Nieuwe Testament op verschillende plaatsen met name in verband met de christelijke belijdenis. Het woord homologia, dat we in het Nieuwe Testament op zes plaatsen tegenkomen (zie 2 Korinthe 9 : 13; 1 Timotheüs 6 : 12 en 13; Hebreeën 3 : 1, 4 : 14 en 10 : 23), wordt uitsluitend gebruikt met het oog op de christelijke belijdenis.

We willen aan het woord „belijden" (homologein en homologia) in dit betekenisverband wat nader aandacht geven, maar wijzen er op dat dit verband niet is los te maken van het belijden van de zonden. Want wie Christus belijdt, moet Hem primair belijden als de Zaligmaker der zondaren.

Een heel centrale tekst in ons verband vinden we in de verzen 9 en 10 uit Romeinen 10; we willen beide verzen hier in hun geheel citeren: , , Indien gij met uw mond zult belijden de Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden".

Volgens de Bijbel bestaat er dus een bijzondere relatie tussen geloven en belijden. Mond en hart spannen samen. Met de openbare belijdenis antwoordt de gemeente resp. de gelovige op de heilsdaad van God in Jezus Christus. Christus wordt daarbij als de Heere erkend. Die door God uit de doden is opgewekt om de zondaren te redden. Het „belijden" is door iemand eens genoemd de zelfverantwoording van het geloof naar buiten. Die zelfverantwoording kan worden afgelegd ten overstaan van de gemeente, maar ook voor het forum van de wereld in allerlei situaties, bijvoorbeeld wanneer we staan voor de wereldse rechter.

Door de openbare geloofsbelijdenis verplicht de gemeente resp. de gelovige zich tot de inhoud van het geloof. Daar behoort ook de betoning van naastenliefde metterdaad toe (vgl. 2 Kor. 9 : 10—13). Juist dat openlijk belijden van - of het openlijk zich bekennen tot - de vleesgeworden Zoon van God, is wezenlijk voor het ware geloof. Het is het teken, waaraan in het Nieuwe Testament de ware Christusbelijder kan worden herkend. Het ware geloof, dat zich altijd spontaan wil uiten, mag dat dus nooit doen los van het Evangelie! Alle eigenmachtige en eigenzinnige belijden ligt onder het oordeel. Want het is tenslotte niets anders dan een bedenken van het , , vlees", hoe „geestelijk" zich dat „vlees" ook moge voordoen. Toen Johannes zijn brieven schreef, traden de zogenaamde gnostici op, met hun geringschatting van het stoffelijke. Zij loochenden dat Jezus van Nazareth identiek zou zijn met de Christus, de Zoon van God. Vandaar dat in de Johanneïsche brieven zo de nadruk wordt gelegd op het belijden van Jezus Christus als de in het vlees (!) gekomen Zoon van God, vgl. 1 Johannes 2 : 23 en 4 : 2, 3, en 15.

Eigenlijk gaat het ook in dit belijden weer allereerst om een bijvallen van wat God Zelf door Zijn Geest aangaande Christus in de Schrift betuigt! Het is primair , .hetzelfde zeggen" als wat God zegt. Het is God gelovig naspreken. Zoiets doet een gelovige overigens niet alleen. Dat , , hetzelfde zeggen" doet hij samen met andere belijders van het ene Evangelie. Het getuigenis van God Zelf in de Schrift aangaande Zijn Zoon, Die mens werd, is dus normatief voor elke ware belijder. Het ware belijden beweegt zich daarom geheel in het spoor van de Schrift; alle belijden aangaande Christus buiten de paden van het Woord om, is ten diepste een verloochening van de Christus der Schriften. Juist tegen dat verloochenen worden wij door de Schrift zo ernstig gewaarschuwd, vgl. bijvoorbeeld Mattheüs 10 ; 30 en Openbaring 3:5. Waar echter het ware geloof is, daar belijdt men met de mond tot zaligheid of behoudenis, want echt geloof voedt zich uit de Schrift. Zo gaan gerechtigheid en behoud hand in hand.

In het bovenstaande hebben we het belijden nadrukkelijk betrokken op de Persoon van de Heere Jezus Christus. Naar we menen, is dat bijbels gezien juist. Het gaat immers allereerst om het belijden van Hem, met Wie de gelovige een levende relatie heeft. Dat gaat verder dan het belijden van een reeks waarheden. Juist in Christus als de Waarheid in levende lijve, krijgen de in de Schriften vervatte waarheden reliëf en inhoud, warmte en diepte. In Christus lichten voor de ware gelovige de Schriften pas goed op en ontsluit zich voor hem de toegang tot de Drieënige God.

Vanuit die levende relatie met de opgestane en verhoogde Heere en Zaligmaker blijft voor de gelovige het belijden niet in woorden steken. Het komt tot een gehoorzaam buigen vanuit de hartelijke, innerlijke overtuiging, dat Deze de van God gegeven Christus is. Waar het belijden van de Heere Jezus echter niet gepaard gaat aan een gehoorzaam buigen en volgen, daar spreekt de Schrift het ontdekkende en aangrijpende woord uit Mattheüs 7 : 23 uit: , Ik heb u nooit gekend". Nog eens, mond en hart moeten werkelijk samenstemmen

Maar wie in gehoorzaamheid aan de Schrift in Christus van harte gelooft en Hem belijdt voor de mensen, voor hem zal Christus Zich niet schamen voor Zijn Vader en de heilige engelen. De Schrift is hierin volkomen duidelijk, Dat nodigt uit om met een oprecht verlangen biddend uit te zien naar het uur van openbare geloofsbelijdenis in het midden van de gemeente, ter voorbereiding op een belijdend leven.

H

P.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Belijdenis doen (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's