Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik ben het

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik ben het

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„Jezus dan, wetende alles wat over Hem komen zou, ging uit en zeide tot hen: ien zoekt gij? Zij antwoorden Hem: ezus de Nazarener. Jezus zeide tot hen: k ben het. En Judas, die Hem verried, stond ook bij hen. Als Hij dan tot hen zeide: k ben het; gingen zij achterwaarts, en vielen ter aarde. Hij vraagde hen dan wederom: ie zoekt gij? En zij zeiden: ezus de Nazarener. Jezus antwoordde: k heb u gezegd dat Ik het ben. Indien gij dan Mij zoekt, laat dezen heengaan." Johannes 18 : 4—8

Ik ben het... een profetisch getuigenis

Eigenlijk zegt Jezus maar twee woorden: Ik ben. Waar heb ik die woorden meer gehoord? O ja, dat is waar ook. Eeuwen geleden in de woestijn sprak God tot Mozes vanuit de brandende braamstruik: IK BEN. Daarin lag de verlossing van Israël uit Egypte verankerd. Hier en heden hoor ik dezelfde woorden. Ik ben. Ze komen van de lippen van Jezus. Ze rusten in Zijn hart. Ze wortelen in het heilig weten van Jezus.

Jezus dan wetende alles wat over Hem komen zou. Hoe weet Hij dat allemaal? Uit Zijn eigen profetisch woord. U kunt het vinden in Psalm 40. In de stille vrederaad sprak Hij tot de Vader: Ik ben er, ik kom om Uw wil te doen, o God. Ik ben bereid om Lam Gods te zijn.

Daarom ging Hij uit, met Zijn discipelen. Eerst de Paaszaal uit. Het allerbitterst lijden en sterven tegemoet. Hij stak de beek Kedron over. Ooit de vluchtweg die David koos. Door Simeï weggevloekt als een Belialsman, een duivelskind.

Jezus gaat uit. Niet op de vlucht voor het oordeel, maar de toorn van God en de vloek tegemoet. Angsten der hel troffen Hem, beken Belials verschrikten Hem. Ik ben had Hij gezegd. Ik ben beschikbaar. Ik de Vloek-en Zondedrager.

Ik neem er geen woord van terug. Jezus ging uit en Jezus ging in. De hof van Gethsémané in. Om de ooit hermetisch gesloten paradijshof weer te openen.

Want in die hof, dat weet Hij vast, zal onder de last van Gods toorn het bloedig zweet Hem worden uitgeperst. Olijvenhof heet die hof. Hof der persing, hof van de wraak van God. Ik ben... Ik kom. Ik stel Mijn leven voor de schapen.

Hij gaat voor uit de hof der gemeenschap Gods verdrevenen de hof in. Om hen weer tot God te brengen. Wie durft er onder de ogen te komen van God, wiens ogen als een verterende vuurvlam zijn? Waar geen zondaar het uithoudt, noch het gewis verderf zal ontkomen, als in het gericht door God wordt wraak genomen, treedt de Borg binnen. Hij wil beslist het profetisch woord volhouden. Koste wat het koste.

Hij neemt het voor Zijn rekening. Wat? De toorn van God waaronder wij eeuwig hadden moeten verzinken. Hij neemt het van mij over. Wat? Ik lag gekneld in banden van de dood. Daar de angst der hel Mij alle troost deed missen. Als Jezus dat niet voor mij had gedaan, had ik, had niemand ooit kunnen zingen: Gij zijt verlost. God heeft u welgedaan.

Ik ben...

Gij trekt daarheen door Kedron's duister dal. Om uit het zondeslijk mijn arme ziel te trekken.

Lieve Borg, grote God, barmhartige Vader, wat zal ik de Heere vergelden, die sprak Ik ben. U die het volgehouden hebt te zeggen: Ik ben het... de aangewezen Man, het aangewe- zen Lam, Ik ben de goede Herder. Ik ben de Deur, Ik ben de Weg.

Het hele Evangelie staat in twee woorden voor ons. Dit is Gods Woord aan u, veroordeelde zwerver, buiten Gods paradijs, dat God heden hulp besteld heeft bij een Held, die als een worm kruipt in het stof en wel schreeuwen moet: Heere haast U tot Mijn hulp en red. Ik ben, dat vult Hij zelf in. Ik ben nu gekomen om u te verlossen. Ik heb verzoening gevonden.

Ik ben het... een koninklijk machtswoord

Toen Jezus de hof uitging, na Zijn zware zielestrijd en Zijn , , Ik ben het" bevestigd had in het woord: Uw wil geschiedde, was Hij er nog niet. Toen begon het pas goed. Het begint er om te spannen. Hij ging uit lees ik. Omdat de snaren van Zijn ziel strak gespannen stonden op de liefde tot de Vader en het heil van Zijn volk.

Van de andere kant komen zij er aan. Judas en zijn bende. Bezield door haat, zinnend op wraak aan de Onschuldige. Soldaten uit het Romeinse legerkamp en tempelwachters in Gods huis. Samen gespuis. Een muitgespan. De één had inderhaast een zwaard gegrepen. Anderen hadden stokken opgeraapt. Misschien wel van de takken waarmede de schare Jezus had ingehuldigd bij Zijn intocht in Jeruzalem.

Ze reppen zich om Jezus te zoeken en te vangen. Als wolven jagen zij op hun prooi. Judas wist de plek. Let op, had hij gezegd, laat Hem geen kans tot ontsnappen. Wat weet dit hels gebroed van hemelse zondaarsliefde, die zich ten dode wijdt? Ze treffen het. Jezus is nog in de hof. Weldra staan zij oog in oog met Hem. Judas en zijn bende.

Zoeken hoeven zij niet eens. O hemelse ironie. Nee, o Goddelijke liefde. Jezus ging uit, komt naar voren. Heel fijntjes merkt Johannes op: En Judas die Hem verried stond ook daarbij. Als wordt zijn signalement bekend.

Judas, de verrader. Die ondanks de laatste poging tot redding, opgesloten in Jezus' vraag: , , Vriend, waartoe zijt gij hier, verraadt gij de Zoon des mensen met een kus", zich volledig van de Meester afkeert. Hem verafschuwt, Hem wegduwt uit zijn leven.

Het eerste woord is aan Jezus.

Wien zoekt gij? Hij wil bij vriend en vijand klare wijn. Zeg het maar. Houd geen slag om de arm. Rauw, bitter en boos antwoorden ze als uit één mond: Jezus de Nazarener.

Nazarener, een aanduiding vol doodsverachting. Waarop het koninklijk machtswoord klinkt: Ik ben het... Het hoge woord is er uit. jHiermee stelt Jezus zich ter beschikking. Biedt 'zich vrijwillig aan. Hij vaardigt Zijn eigen arrestatiebevel uit. Twee kanten zitten er aan. Hij geeft Zich aan de Vader.

Grijp - en dat is gezegd naar de kant van de bende - grijp Mij dan. Ik ben het!'

Vindt u dat geen wonder? Wie wil het nu zijn? Niemand toch zeker? De aangewezen persoon? Moet je bij mij niet wezen. Niemand wil de schuld hebben. Van kindsaf wijzen we met ons dwaze vingertje naar de ander. Ook wel naar De Ander. Naar God. Wat heeft Hij al niet verkeerd gedaan in onze ogen. Ik geef het nooit op, hoor je wel eens zeggen. Tot mijn dood toe niet. Ik ga er Uever mee het graf in. Ook met een onbetaalde schuld voor God soms? Hier hoor ik de stem van Jezus. Hij was onschuldig en wil op mijn schuld aangesproken worden. Hij wil met de schuld der Zijnen het graf in. Ik heb het gedaan. Ik neem alles op Mij. Omdat Ik ben die Ik ben.

Mag ik voor we verder gaan aan u vragen: Wien zoekt gij? Nu je nog jong bent, of reeds ouder en oud. Bent u aan de weet gekomen dat er niemand is die God zoekt, laat staan in Jezus zijn behoud zoekt?

Echter Jezus heeft om zich bekend te maken geen duizend woorden nodig, slechts twee: Ik 'jen het. En op dit koninklijk machtswoord slaat de bende van doodschrik achterover ter aarde.

Hij Wiens hart van liefde brandt kan met de adem Zijner lippen de goddeloze doden. Achterwaarts vallen zij, niet voorover om voor Hem te buigen in het stof.

Zo vertoont het uur van Christus' binding een schaduwbeeld van het laatste uur, de jongste Dag, wanneer voor Hem, die als Koning in heerlijkheid zal verschijnen, al wat een rappe mond had voor tegenspraak, voor eeuwig zal verstommen.

En nu zeg ik het vast, voordat het wel eens eeuwig te laat kon zijn: Vreest 's Heeren macht en dient Zijn Majesteit.

Is het nu uit? Neen de vijanden mogen opistaan en zich , , herstellen". Ze hebben, zoals |het vaak gaat, hun zogeheten waardigheid hervonden. En op de herhaalde vraag: Wien jzoekt gij? hetzelfde antwoorden gegeven en et nog bitterder intonatie bijten zij Hem toe: Jezus de Nazarener! Verbaze het u niet. Hoe Jmenigmaal heeft Jezus u bijeen willen vergajderen en hebt gij tot nu toe niet gewild!

Ik ben het... een priesterlijke voorspraak

Jezus geeft Zich over: Indien gij dan Mij zoekt, zo laat dezen - en Hij wijst naar Zijn angstvallige jongeren - heengaan. Dat is geen verzoek, het is een bevel.

Iemand zegt: Jezus trekt de demarcatielijn.

Dezen, ach nee zij zijn het niet waard. Zojuist hebben zij geslapen. Nog even en zij gaan Hem verlaten. Ze zijn niet heengegaan onder Zijn vrij-en veilig geleide. Zij zijn op de lóóp gegaan.

Ze hebben niets van de troost en het pleiten van Jezus begrepen. Er valt van deze schapen niets goeds te zeggen. Wie er zich in herkent erkenne het volmondig.

Maar ik wil u de stem van de goede Herder laten horen, en Zijn onuitsprekelijke liefde, die doorkhnkt in de woorden: Laat dezen heengaan. Ik ben... dat is de ontvouwing van het geheim van Jezus' plaatsbekleding. Ik ben de Waarmaker van Mijn eigen woord: Uit degenen die de Vader Mij gegeven heeft, heb Ik niemand verloren.

Denkt u wel eens: hoe kan dat? Omdat Ik, zegt Jezus, Mij voor u in de bres heb gesteld. Toen Gods vloek u dreigde, de zonde u aanklaagde, de wet u veroordeelde en uw geweten u beschuldigde. U wegloper van God en klaploper bij God.

Johannes was één van dezen. Hij kan er niet over uit. Hij ziet Jezus staan tussen zich en de bende. Ik kan er ook niet over uit, u wel?

Ik had voor hetzelfde geld de andere kant op kunnen vallen de duivel en zijn bende in de hand kunnen vallen. Maar nu, nee niet voor hetzelfde geld, maar tegen de losprijs van Jezus' kostbaar bloed ben ik in twee doorboorde handen gevallen en ze hebben mij, o die handen van Jezus, ze hebben mij aan Gods Vaderhart gelegd.

Dat heet gadeloze ontferming, dat is nu verkiezende liefde, eeuwig welbehagen, anders niet. Vrijpleiten is vrijkopen en vrijkopen is vrijmaken. Geen wet kan mij verdoemen. Geen toorn van God mij treffen.

Priesterlijke voorspraak. Nu bij de Vader. Nu en telkens weer. Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods. Christus is het die rechtvaardig maakt.

Mijn schapen horen Mijn stem. Muziek in hun oren is het , , Ik ben het!”

Staat u naar uw gevoel voor een gesloten deur. Ik ben de Deur. Vergaat u van honger in het vergelegen land. Ik ben het Brood des levens. Zit je in het donker van zonde en oordeel? Ik ben het Licht der wereld. Ben je de weg kwijt? Ik ben de Weg. Komt er na ontvan- gen genade zo weinig vrucht openbaar? Ik ben de ware Wijnstok?

Ik ben het! Ja wat is Hij al niet? De Opstanding en het Leven.

Laat dezen heengaan Vader. Ik heb ze van de schuld ontheven, van de vloek der wet bevrijd van de macht des duivels verlost.

En de toepassing? Het is altijd weer Ik ben het, Ik blijf het, Ik zal het eeuwig zijn.

Het refrein van het nieuwe lied luidt: Het Lam dat geslacht is, is waardig te ontvangen, de lof, de eer en de dankzegging tot in eeuwigheid.

K.a.Z.

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Ik ben het

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's