Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Enkele woorden over het onuitsprekelijke

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Enkele woorden over het onuitsprekelijke

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

OVERDENKING

„Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt. Er is een natuurlijk lichaam, en er is een geestelijk lichaam.

Alzo is er ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levende ziel; de laatste Adam tot een levendmakenden Geest. Doch het geestelijke is niet eerst, maar het natuurlijke, daarna het geestelijke.

De eerste mens is uit de aarde, aards; de tweede Mens is de Heere uit den hemel. Hoedanig de aardse is, zodanige zijn ook de aardsen; en hoedanig de hemelse is, zodanige zijn ook de hemelsen.

En gelijkerwijs wij het beeld des aardsen gedragen hebben, alzo zullen wij ook het beeld des hemelsen dragen". 1 Korinthe 15 : 44—49

Ter inleiding

De discussie over de opstanding die ter synode gevoerd werd, staat mij nog steeds helder voor de geest. Het trof mij heel diep hoe uitdrukkingen van Paulus in 1 Korinthe 15 over een geestelijk Uchaam gebruikt werden om de opstanding te vergeestelijken. En dat terwijl Paulus zo absoluut spreekt over de feitelijkheid van de opstanding. Tegen de achtergrond van dat gebeuren ter synode wil ik nu toch enkele woorden schrijven over datgene wat onuitsprekelijk is. Paulus hanteert hierbij enkele tegenstellingen die ik boven de diverse gedeelten apart vermeld heb.

1. Een natuurlijk en een geestelijk lichaam

Degenen die in Christus geloven zullen bij Zijn wederkomst opstaan tot eeuwige heerlijkheid. Hoe dat kan heeft Paulus uitgewerkt in het voorafgaande. Als ons lichaam begraven wordt gaat het eigenlijk net eender als met een graankorrel onder de grond. Die sterft. Maar in dat proces maakt God het levend en geeft Hij het een nieuw Uchaam. Een lichaam dat bij de aard van die graankorrel past. Zo zal het ook met de gelovigen gaan. Het Uchaam sterft onder de grond. Het vergaat. Maar God zal daarin het leven wekken en een nieuw lichaam doen opstaan. Er is continuïteit: mijn lichaam is het zaad en dat komt tot een nieuwe hoedanigheid.

Maar hoe zal dat zijn? Dat is niet aan te geven en toch mag Paulus er aan het begin van V. 44 iets van zeggen: Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt.

Wij hebben nu een psychikon sooma. Sooma = lichaam en psychikon = door de psyche, door de geest of ziel bepaald. Ons lichaam wordt door onze geest bezield. Is de geest er uit, dan doet het lichaam niets meer. Maar wat wordt er opgewekt? Een sooma pneumatikon. Een lichaam dat door de geest en dan mogen wij hier wel invullen door de Heilige Geest bezield wordt. De Heilige Geest zal ons helemaal vervullen en leiden.

O, wat zal dat zijn! Helemaal tempel te zijn van de Heilige Geest. Helemaal gereinigd. Geen spoortje van het oude meer over. Helemaal God toebehoren. Wat kun je daar hier soms naar verlangen. Nooit meer zondigen. Nooit meer verkeerde gedachten. Nooit meer het vlees dat begeert tegen de Geest. Dat komt hoor. Daar zal God voor zorgen. Ook het lichaam zal delen in de vruchten van Christus' werk.

Degenen die de opstanding loochenen werpen tegen: Maar hoe kan dat? Hoe kunnen wij zo'n lichaam hebben? Voor Paulus is dat geen vraag: Zo zeker als er een natuurlijk lichaam is, zo zeker is er een geestelijk lichaam. Niemand zal aanvechten dat wij een lichaam hebben dat bij dit leven behoort. Even zeker is er een Uchaam dat bij het toekomende leven behoort. Als er een hchaam is dat woonplaats en instrument van de psyche is, dan kan er ook een lichaam zijn dat woonplaats en instrument van de Geest is. De Geest is toch veel sterker dan onze ziel? Als onze ziel ons lichaam in beweging kan zetten en houden, dan kan de Geest dat toch nog veel meer?

Dat God dat kan is niet zomaar een redenering, maar God heeft het bewezen in de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Christus is lichamelijk uit de dood opgestaan in het eeuwige leven. Opgestaan in een geestelijk, dat is door de Heilige Geest beheerst en bepaald lichaam. In een lichaam waarin Gods heerlijkheid schittert. Het is niet voor niets dat degenen die Hem na Zijn opstanding mochten zien telkens weer vreesden. Hij was dezelfde, daarom durfde niemand Hem te vragen wie Hij was, maar tegelijk was Hij zo anders, zodat zij aan Zijn verschijning niet wennen, niet gewoon konden raken.

Proeven wij het? En nu moeten wij niet zeu-ren hoe dat kan en hoe dat is. Dat kunnen wij | trouwens niet eens van ons eigen natuurlijke lichaam zeggen. Hoe is de verhouding tussen ziel en lichaam? Waar troont de ziel? Dat is ook een geheim waarvan wij weten dat het waar is, maar waarvan wij niet weten hoe het zit. Trouwens, als het goed is, kennen wij nog een geheim waarvan wij weten mogen dat het waar is, maar wat wij aan niemand kunnen Iaten zien. En juist dat kan ons zo verwarren: je krijgt het niet in je vingers. Wat ik bedoel? Als het goed is, weten wij er van dat wij van dood levend gemaakt zijn. Weten wij dat de levende Christus met Zijn leven in de dood van ons hart is binnengedrongen. Ik was eens een vreemdeling voor God en mijn eigen ziel. Alles dood. Geen droefheid naar God. Geen verlangen bij de hemelse Vader te horen. Geen droefheid over mijn doodsheid. Dat werd alles anders toen de Heere kwam met de levendmakende kracht van Christus. En nu? De Bijbel zegt dat ik enkel door mijn vereniging met Christus deel in Zijn eeuwig leven. Dat ik uit God geboren ben. Dat de Heilige Geest mij is geschonken. En dat is waar! Ik word er steeds weer op aangevochten, soms kan ik het mij niet voorstellen en toch doet de Geest mij steeds weer geloven dat het waar is. Maar ik kan het niet laten zien. Ik kan mijn ziel niet laten zien. Ik kan dat nieuwe leven niet laten * zien. Waarom niet? Omdat ik nog ben in mijn natuurlijke lichaam. En daar heb ik weet van. Hoezo? Wel, de Geest strijdt tegen het vlees en het vlees strijdt tegen de Geest. Zo voelen wij strijd in onszelf en ook tegenstrijdigheid. Wij geloven het eeuwige leven en wij zien de verderfelijkheid. En dat vecht zo aan. Die tegenstrijdigheden verwarren. Ik leef van genade en ontdek in mijn vlees de zonde. Ik hoop op het eeuwige leven en ik vrees de dood. Zo kan het niet blijven en zo zal het niet blijven. Christus heeft beloofd dat wij Hem gelijkvormig zullen worden. Door de dood heen komt het tot een bestaan van volmaakte harmonie: lichaam en ziel zullen tesamen gedreven en bepaald worden door de Geest. Dat is voor God geen punt. Zo zeker als er een natuurlijk lichaam is, zo zeker is er een geestelijk lichaam. Met heel ons bestaan zullen wij dan in vrede en harmonie met God zijn. Dat is trouwens al te zien! Van beide mensen heeft God een exemplaar gegeven!

2. Een levende ziel en een levendmakende Geest

Paulus gaat van dit alles een Bijbels bewijs i geven. Wat wij nu zijn en hoe wij dat gewor den zijn zegt de Schrift duidelijk. Lees maar mee in vers 45: Alzo is er ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levende ziel; de laatste Adam tot een levendmakende Geest.

Adam is gevormd uit de stof van deze aarde. Daar komt ons lichaam vandaan. En hoe was het toen? Ons lichaam lag roerloos als een pop. Het ademde niet. Het knipperde niet met de ogen. Het hart ging niet op en neer. Wat bracht het lichaam overeind en in beweging? De ziel of te wel de adem die God er inblies, De Heere blies Zijn adem in de neus van Adam, zo werd de eerste Adam tot een levende ziel, tot een levend, ademend wezen. Hij had een lichaam dat daarbij hoorde. Dat lichaam wordt geregeerd door onze geest. Mijn geest zegt: eten, lopen, ga slapen. Dat is ons leven. Geschenk van God en tegelijk zo kwetsbaar door de zondeval. Als God mijn ziel opeist bUjft het lichaam roerloos achter en het vergaat als zaad in de grond. Hebben wij het door? Gods adem, Gods Geest wekte ons tot leven maar de Geest bleef van God en bij God. Maar daar ligt het verschil met de nieuwe mens. En om dat duidelijk te maken springt Paulus van de eerste Adam over naar de laatste Adam. Is deze net als Adam een levende ziel? Néé, zegt Paulus: Christus werd tot een levendmakende Geest.

Christus is waarachtig mens. In die zin is Hij net als wij op aarde een levende ziel geweest. Calvijn wijst er op, dat niemand moet denken dat in Christus in plaats van een ziel de Geest is geweest. Néé, Christus is ons waarachtig gelijk geworden. Tegelijk was Hij echter meer dan een levende ziel. God heeft bij Hem als de Middelaar Zijn Geest in Hem uitgestort om door die kracht van de doden op te staan en anderen op te wekken. Christus leefde niet alleen. Hij leefde voor anderen. Hij deelde Zijn leven mee. Hij riep tot het leven: ielen en lichamen. Hij gaf en geeft ook leven (Joh. 1 : 4; 11 : 25; 14 : 6; 1 Joh. 1 : 2). De Vader heeft Hem gegeven het leven te hebben in Zichzelf en zo ook levend te maken die Hij wil (Joh. 5 : 21, 26). Zo is het leven van Christus meer dan dat van Adam. Daarom noemt Paulus Christus geen levende ziel (psyche) maar een levendmakende Geest (pneuma). In onze vertaUng staat dat met een hoofdletter. Paulus wil niet zeggen dat Christus de Geest is. Maar er is wel een relatie: hristus geeft het leven door de Heilige Geest (Joh. 6 : 63) en om die reden schrijft Paulus in 2 Kor. 3 : 17: e Heere nu is de Geest. Dit werd Christus door heel Zijn middelaarswerk en in Zijn opstanding kwam dit vooral tot openbaring. Hij werd opgewekt en Hij stond op. Een levendmakende Geest. Gods Geest woont ten volle in Hem als mens. En zo zal het nu worden met de gelovigen. Gods Geest zal in hen wonen. Hij zal hen vervullen, leiden en regeren.

Let wel: dat is in zekere zin nu bij de gelovigen ook al zo. In Romeinen 8 leert Paulus dat het lichaam gestorven is om de zonde en dat wij in ons omdragen de oorzaak van de dood, maar dat tegelijk de Geest van Christus, die Hem van de doden wederopgewekt heeft, ook in ons woont, en dat Hij het leven is, opdat Hij ons ook eenmaal van de doden opwekke. Maar deze inwoning is ten dele. De Geest strijdt tegen het vlees en het vlees tegen de Geest. Dat doet uitroepen: ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods?

O, wat een toekomst wacht er op zulke tobbers. Dan zullen wij geheel Christus gelijk worden. Dan zal de Geest in ons Gods leven zijn, zonder dat er ook maar iets in ons daar tegenin gaat. Het vlees zal vergaan zijn. En wat doet dan de Geest? Hij doet ons leven. Hij is het blijde leven in ons. Hij verbindt ons geheel met God, zodat wij geheel door God geregeerd worden en het leven hebben. Op deze wijze zal het leven waartoe Christus brengt heerlijker zijn dan het leven dat wij met de eerste Adam ontvingen. Toen kregen wij een levende ziel. Een ziel die leeft. Door Christus ontvangen wij straks het leven zelf. Dat betekent niet dat het leven van Adam als zodanig minder was. Misschien heeft Paulus daar ook aan gedacht bij het volgende vers:46. Doch het geestelijke is niet eerst, maar het natuurlijke, daarna het geestelijke. Er waren in zijn dagen mensen, en die zijn er in alle tijden: ie zeiden dat het geestelijke leven het eerste en het belangrijkste is. Het lichamelijke, het natuurlijke leven is er wel en moet er wel zijn, maar dat is alleen vanwege de zondeval. Het geestelijke is het eerste en het natuurlijke is het mindere, het lagere. Maar dat is niet waar! Het natuurlijke was eerst en daarover heeft God uitgesproken: zeer goed!" Het geestelijke zit dan ook niet in een Grieks-filosofische ideeën wereld boven de onze. Néé, het geestelijke komt in deze werkelijkheid. Christus is in deze wereld opgewekt.

Misschien wil iemand tegenwerpen: Waarom geeft God niet direkt dat leven? Heel eenvoudig: wij moeten eerst uit Adam voortkomen, willen wij in Christus verlost worden. Die volgorde heeft God gewild. Punt. Ons li- chaam moet gezaaid worden zo komen wij tot het geestelijke lichaam. Het onderscheid heeft te maken met de afkomst.

3. Een Adam uit de aarde en Adam uit de hemel

De eerste mens was niet minder. Hij was de eerste in volgorde omdat God hem zo wilde en schiep. Maar op een bepaalde wijze en datzelfde geldt van Christus. Hoe dan? Lees v. 47. De eerste mens is uit de aarde, aards; de tweede Mens is de Heere uit de hemel.

God vormde Adam uit de stof van de aarde. Daarom zijn wij aards. Wij behoren geheel bij de aarde. Daarmee blijven wij verbonden. De tweede Mens is Christus. Let er op, dat Hij Adam, dat is mens genoemd wordt. Christus heeft Zijn lichaam niet uit de hemel meegebracht. Hij is uit de maagd Maria. Maar Hij is wel ontvangen van de Heilige Geest. Hij komt niet logisch uit de aardse Adam voort. Zijn oorsprong ligt ergens anders. Hij daalde vanuit de hemel neer en nam ons vlees en bloed aan. Het Woord is vlees geworden. Zo is Zijn oorsprong uit de hemel. Op aarde heeft Christus ons leven geleefd. Hij heeft gegeten en gedronken. Hij is moe geweest. Hij heeft geslapen. Christus moest eerst sterven in de zwakheid van het vlees, voordat Hij Zijn kracht om het hemelse leven te geven mocht bewijzen. Dit onverderfelijke leven heeft Hij aan het Ucht gebracht in de opstanding. Christus heeft uit de hemel ook de levendmakende Geest gegeven om ons door wedergeboorte te vernieuwen tot het eeuwige leven. In de opstanding wordt dat leven ook naar het lichaam het deel van al de Zijnen. Paulus schrijft in v. 48: Hoedanig de aardse is, zodanige zijn ook de aardsen; en hoedanig de hemelse is, zodanige zijn ook de hemelsen. Zoals Adam uit de aarde is en bij de aarde hoort, zo geldt dat van allemaal. En zo is die gelijkheid er ook tussen de hemelsen. Zoals Christus is, zo zullen allen die van Christus zijn worden.

Wel, zo komt de vraag op ons af of wij tot Adam behoren of tot Christus. Al denken wij: ik ben gewoon mijzelf. Dat is een vergissing. Wij zijn beelddrager of van de een of van de ander. Nu moeten wij van de een overgaan in de ander. Dat gebeurt door geloof en bekering. Christus' beeld moet het onze worden.

Maar al worden wij naar Christus beeld vernieuwd, wij dragen in ons lichaam nog niet het beeld van Christus. Ons leven maakt duidelijk dat wij tot de groep van Adam behoren. De sterfelijkheid en verderfelijkheid dragen wij in ons om. Dat is het beeld van Adam, van de ge­ vallen Adam. Wij kunnen voor God niet bestaan. Nochtans mag in de wedergeboorte het beeld van Christus worden opgericht. En als het goed is worden wij dagelijks meer naar dit beeld veranderd. Maar dat wordt als zodanig niet in ons lichaam zichtbaar: wij blijven sterfelijk en verderfelijk. Wat een zorg, wat een verdriet. Wat een pijn, wat een moeite en worsteling. Ja, maar welke garantie ligt er in Christus' opstanding? Lees maar mee in v. 49. En gelijkerwijs wij het beeld des aardsen gedragen hebben, alzo zullen wij ook het beeld des hemelsen dragen.

Zo zeker als Christus is opgestaan, zo zeker zullen al de Zijnen met en door Hem opstaan. Bij de opstanding zullen wij helemaal radicaal van de ene groep, nl. van de aardsen, overgaan in die van de hemelsen. En wat houdt dat in? Zoals wij vroeger de kenmerken van Adam droegen in ons hchaam, zo zullen wij dan de kenmerken van de tweede Adam dragen in ons lichaam. Een lichaam verlost van alle vormen van verderf. Dan zullen wij hemels zijn. Dan zal de triomf van Christus ten volle doorgebroken zijn. Dan geeft Christus Zijn leven ook aan ons hchaam. Ons lichaam zal dan hetzelfde als van Hem zijn. Zo komt het tot een vol genieten van Christus.

Hier mogen wij naar uitzien en daar kunnen wij op wachten. God heeft ons daartoe van tevoren verordineerd om het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn. Wat het inhoudt, daarover heeft Paulus in het voorafgaande gestameld. Wij zijn niet bij machte om daar een voorstelling van te maken. Maar het is net als bij de moordenaar een overgang van de hel naar het paradijs. Het houdt in dat wij als schepselen niet alleen verlost worden van de dood en de zonde, maar ook ten volle zullen delen in de heerlijkheid van God. In de opstanding van de mens Jezus Christus is dat door God gerealiseerd en ten toon gespreid.

Ik eindig: U die buiten Christus staat: hoe u met uw toekomst ook bezig bent, wat is het korte termijn politiek! Wie niet van Christus is zal het beeld van Christus niet dragen. Bekeert u en verkies niet in de plaats van het leven de dood. En u die Hem vreest. Wekt dit alles geen heimwee en verlangen? Er staat niet dat wij ons best moeten doen om tot het beeld van de hemelse te geraken. Néé: En gelijkerwijs wij het beeld des aardsen gedragen hebben, al zo zullen wij ook het beeld des hemelsen dragen. Daar zorgt God voor en zoals Hij bij Christus Zijn werk tot voltooiing heeft gebracht, zo zal Hij het ook bij al de Zijnen doen. Overdenk dit eens, opdat onze wandel meer en meer in de hemel zij en opdat ook de zekerheid van die toekomst ons verblijde. Soest

Ds. R. van Kooten

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1993

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

Enkele woorden over het onuitsprekelijke

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1993

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's