Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De gezelschappen (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gezelschappen (2)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERKGESCHIEDENIS

Bestrijding van de conventikels

Zoals reeds werd opgemerkt... de Kerk moest wel tegen de excessen van het gezelschapsleven optreden. Meerdere Synoden hebben er dan ook aandacht aan gegeven.

Zo handelde de Synode in 1669 in Schoonhoven bijeen over hen die: „onder voorgeven van bysondere, extra-ordinaire verligtinge van de Heiligen Geest, sigselven boven andere verheffen, als waare men alleen de wedergeboorenen onder de Christenen, sig tot dien eynde noemend de vroome Jesuskinderen, Jezus Uevelingen, kinderen des ligts, etc., met veragtinge van andere stigtelij keen eerlijke ledematen, die de publijke Kerke naarstig frequenteren, waaruyt staan te volgen verdeeltheden, scheuring, veragtinge van Predicanten en van publijke Godsdienst”.

Reeds eerder n.l, in 1629, had de Zuid-Hollandse Synode in Leiden bepaald, dat de conventikels, en deze niet onder kerktijd, behoorden te staan onder toezicht van de kerkeraad.

Een andere keer sprak dezelfde Synode uit, dat de predikant het voorzitterschap in een conventikel behoorde te hebben. Kwam men samen zonder leiding van de kerkeraad, dan diende de kerkeraad te vermanen en zo nodig te bestraffen... , , in gevallen zij hardnekkig blijven, zal deze na ordre der Kerkcke, in alle voorsigtigheyd met haar handelen”.

In 1722 besloot de Synode van Stad en ^^-and, in navolging van die van Zuid-Holland van 1669, dat de predikanten vrije toegang moesten hebben tot de conventikels. Controle op eventuele dwaalleer!

En zo dit nodig was, kon zelfs de burgerlijke Overheid worden ingeschakeld... , , alwaare het ook door gezag van de Hoge Magten des lands storen en doen ophouden”.

Om de opsomming van kerkelijke bemoeiingen met de conventikels niet te lang te maken, alleen nog de verwijzing naar de veroordeling in 1677 van een door ds. W. a Brakel gehouden oefening, door de kerkeraad van Leeuwarden.

Zou men bij deze kerkelijke uitspraken en besluiten er aan gedacht hebben, dat mede door de geestelijke inzinking en de dorre prediking van de officiële kerk, de gezelschappen waren ontstaan? Het valt te betwijfelen.

Beoordeling van de conventikelen

Hoe hebben vooraanstaande predikanten de conventikels beoordeeld? Dat deed men met de nodige nuance.

Dat kon ook niet anders, omdat het ene conventikel het andere niet was. Een eensluidend oordeel, dat alle gezelschappen gold, was . moeilijk te geven. Er zijn altijd „goede" ge-zelschappen geweest. Gezelschappen, waar men, gedreven door de liefde van Christus, het goede voor elkaar zocht.

Waar van zich afzetten tegen de kerk geen sprake was. Maar men met respect voor de ander, over geloofszaken sprak. Waar op eenvoudige wijze een Bijbelgedeelte werd behandeld en van hart tot hart werd gesproken over de Heere Jezus en de weg van de Heere tot de ziel.

Dr. M. J. de Vrijer omschreef in zijn boek: , , ds. Bernardus Smytegelt en zijn , , Gekrookte riet", zulk een gezelschap aldus:

„Op grond van de Heilige Schrift en naar aanleiding van het persoonlijke verborgen leven voor de Heere, beoefende men er gezamenlijk de mystiek. Beschouwing van het Goddelijk Wezen naar Zijn openbaring in Christus, aanbidding van Zijn Raad, dankbaarheid over hetgeen God Zijn kind te smaken geeft van Zijn Goedheid, gemeenschappelijk zuchten bij geestelijke verlating is het onderwerp van gesprek”.

„Het gaat daarbij niet om eigen gevoelen als een grond ter zaligheid. Wie zalig, zalig, niets wil zijn in eigen oog als Van Lodenstein, heeft in zichzelven geen grond voor God, in zijn bevinding ook niet. Om de christen, ook om de bevindelijke gaat het niet. Het ééne Middelpunt is de Propheet-Hoogepriester-Koning Jezus Christus. Zijn verzoenend offer is de hoop voor eeuwig”.

Bovendien was er altijd naast de schaduwzijde nog wel een lichtzijde. De predikanten lieten in hun oordeel over de gezelschappen terecht beide kanten meewegen.

Het zal ons interesseren wat drie bekende predikanten n.l. ds. Smytegelt, ds. W. a Brakel en ds. J. Koelman van de gezelschappen dachten.

Ds. Smytegelt

Ds. Smytegelt stond enerzijds welwillend tegenover de gezelschappen vanwege het goede dat er werd gevonden, maar keerde zich anderzijds tegen de uitwassen.

In wat voorafging moesten we constateren dat die er nogal waren. Zo moesten in 1813 afgevaardigden naar de classis Walcheren klagen over: , , hartstochtelijke aandoeningen en ongepaste bewegingen" op de conventikels. Men was nogal eens overgeestelijk bezig.

Ds. Smytegelt stelde deze zaken ook op de kansel aan de orde - , , Er zijn", zo zei hij, , , particuliere samenkomsten (gezelschappen), die onderscheiden zijn van de openbare bedie- ning van het Woord. Dat zijn groepjes vromen; één van hen is door Gods Geest bekwaamd om te bidden en een stichtelijk woord te spreken. Zulke samenkomsten zijn gegrond in de Heilige Schrift"... „'t Is een oefening, waar niemand iets tegen kan hebben, zelfs de meest goddeloze niet, zelfs de duivel niet. Waar oefenen zij zich in? In bidden en danken; in de heilige oorlog; in het behandelen van gemoedsgevallen; in regels van voorzichtigheid, moedgeving en troost aan elkander te geven”.

Dus... ds. Smytegelt voorstander van de gezelschappen. Maar... met een open oog voor de uitglijders. Hij heeft er ook , , verschrikkelijk veel verkeerds in gezien en dat het beter was er geen omgang mee te hebben". Als bezwaar voert Smytegelt aan: , , dat zij in het samenkomen het prediken naderen". Dat zij: , , van een mensch zijn gehele staat openleggen; hem toetsen of wegen, of hij wel het goede gewicht haalt en hem op grond daarvan beoordelen”.

„Wij schrikken als wij er aan denken: zij durven het vonnis van leven en dood uitspreken, waar de uitnemendste predikant beeft om het hart van de rechtvaardige niet te bedroeven en het hart van de goddeloze niet te stijven. Wacht u voor uw zielen! Wat doen zij? De klem, die anders de bediening van het Woord zou hebben, nemen zij stillekens weg”.

Smytegelt ziet ook veel trotsheid: doden van het werk Gods in anderen; breken van het gekrookte riet, doven van de rokende vlas wiek.

„Zij vertrappen de kleinen in de genade. Nooit mag men de openbare bediening van het Woord verachten. En oefenen tijdens de kerkdienst zij na te laten”.

Bovendien zegt Smytegelt, zijn de bezoekers van de gezelschappen zóveel van huis, dat zij de opvoeding van de kinderen verwaarlozen.

(wordt vervolgd)

B.

H.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De gezelschappen (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's