Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gebed van koning Asa

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gebed van koning Asa

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„En Asa riep tot de Heere, zijn God, en zeide: eere, het is niets bij U te helpen, hetzij de machtige, hetzij de krachteloze; help ons, o Heere, onze God! Want wij steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen tegen deze menigte, o Heere. Gij zijt onze God, laat de sterfelijke mens tegen U niets vermogen." 2 Kron. 14 : 11

Nood leert bidden... Als je het leven van veel mensen bekijkt, zou je denken dat het waar was... Wanneer er tegenslag komt in hun leven, ziekte in hun gezin, of wanneer ze onverwachts in levensgevaar zijn, dan roepen ze: O God, help me toch!

Mág dat dan niet, bidden in de nood? Jawel, de Heere zegt het Zelf: roep Mij aan in de dag der benauwdheid. Ik zal u eruit helpen...

En toch leert nood niet echt bidden. De farao van Egypte vroeg het gebed van Mozes. Maar zodra de plaag weg was verstokte hij zijn hart. En koning Achaz, toen hij in nood was maakte hij zijn overtreding nog meer...

Wie in de nood bidt heeft in de regel al bidden geleerd voordat de nood aan de man kwam. Zo'n bidder is koning Asa. Hij weet:

1. God kan helpen

Asa is de derde koning van Juda, althans na de scheuring van het rijk. Een Godvrezende koning. Weliswaar is het aan het einde van zijn leven misgegaan, maar daarmee is geen definitief oordeel over hem geveld. Van zijn regering wordt een gunstig getuigenis gegeven: hij deed wat goed was en wat recht was in de ogen van de Heere zijn God. Meteen na zijn troonsbestijging heeft hij een grote beeldenstorm aangericht. En er ging een koninklijke proclamatie uit dat het hele volk de Heere, de God van zijn vaderen zou zoeken.

Is dat geen indoctrinatie? Moet je de mensen niet vrijlaten? Nee, Asa weet zich verantwoordelijk voor zijn volk. In het onderhouden van Gods geboden is groot loon.

En Asa wordt daarin gezegend. Tien jaar lang is er geen oorlog. Maar in die periode van vrede gaat Asa niet op zijn lauweren rusten. Hij gebruikt die tijd om zijn leger in staat van paraatheid te brengen.

Vertrouwt hij dan wel voldoende op de Heere? Ja, maar dat sluit de middelen niet uit. De Heere kan Juda ook wel beschermen tegen de vijanden, zonder dat het een leger heeft, maar Hij doet dat in de regel niet. Zoals Hij het gewas ook wel zó zou kunnen laten groeien, maar Hij wil dat wij zaaien en planten. En zoals Hij ook zó wel ziekten kan genezen, maar Hij wil dat wij medicijnen gebruiken.

Gaan wij ook in de weg van de middelen? Gebruiken wij ook de tijd die de Heere ons geeft? Doen we wat onze hand vindt om te doen? Of zeggen we: God moet het toch doen? Dat is geestelijke luiheid, daar hoeven we geen zegen op te verwachten

Ook in het leven van het geloof krijgen we soms een tijd van rust. Dat kan gevaarlijk zijn. Want de vijand zit niet stil. Daarom, doet aan de gehele wapenrusting Gods.

Asa heeft een groot leger op de been ge bracht. Maar daarmee heeft hij de vijand nietj kunnen keren. Want na tien jaar van rust komt het leger van de Moren opzetten. Een bedoeïenenleger dat het land overdekt als een zwerm van sprinkhanen.

Nu zal het erop ódnkomen. Het is maai goed dat Asa zich heeft toegelegd op de defen sie. Dat hij soldaten heeft aangeworven en dat hij die soldaten zo goed heeft bewapend. Laat de Moren maar komen, Asa kan ze wel aan...

Nee, tóch niet. Asa heeft de middelen wel gebruikt, maar hij vertrouwt niet op die middelen. Hij heeft een andere Bondgenoot. Hij heeft God nodig. De koning knielt voor del Koning der koningen. Want hij weet dat Die uiteindelijk alléén helpen kan.

Dat belijdt hij dan ook. Hij begint met God te prijzen. Heere, zegt hij, het maakt voor U geen verschil, te helpen de machtige of del krachteloze. Het maakt voor U niet uit of wf een sterk leger hebben, of dat we ongewapend zijn. Of we met velen zijn of met weinigen.

Asa doet een beroep op de macht van zijiji God. Hij zegt niet: U weet toch, Heere, dat il| de afgoderij in Juda met wortel en tak heb uitl geroeid? Ook niet: U weet toch dat ik het legea zo goed heb uitgerust? Dat ik gedaan heb wal ik kon?

Nee. Deze vermelden van wagens en die vai paarden, maar wij zullen vermelden de Naan van de Heere onze God.

Waarop stellen wij ons vertrouwen? Als ziek wordt, verwacht u het dan van de dokter? ' En als er tegenslag komt, denkt u dan het eersl aan uw verzekeringspolis? Of zegt u: Heerejj als er Eén is Die helpen kan, dan bent U het? Zwak in mezelf, maar machtig in de Heere

2. God wil helpen

Heere, indien Gij wilt, Gij kunt mij reini' gen, zei de melaatse tegen de Heere Jezus. Da de Heere het kón, dat geloofde hij wel. Maai zou Hij het ook willen? Hij was het immerfi niet verplicht?

Asa weet het: de Heere kan het, en Hij wi het ook! Waaruit blijkt dat? Wel, hij riep to de Heere zijn God: Heere, Gij zijt onze God h

Is dat geen grootspraak? Mag hij dat zo maar zeggen? Het is toch niet gering, de Al jinachtige Schepper van hemel en aarde onze od noemen?

Ja, maar Asa zegt het niet zómaar. Tot vier keer toe noemt hij de Heere bij Zijn Naam. De Verbondsnaam, HEERE. Onder die Naam heeft de Heere Zich Zelf aan Zijn volk geopenbaard. Heeft Hij Zich aan dat volk verbonden. Dat kan niet ongedaan gemaakt worden. Ondanks alle zonde, ondanks alle ongerechtigheid.

Mag ik dat zeggen: Heere, mijn God? Mogen wij dat zeggen: Heere, onze God? Is dat niet te vanzelfsprekend? Is dat geen automatisme? Maar we zijn toch in Zijn Naam gedoopt? En daarbij heeft de Heere toch gezegd. laten zien dat we een eeuwig Verbond der genade met God hebben? De Heere wijst niemand af die tot Hem komt en zegt: Heere, U hebt het toch beloofd dat U mijn God wilt zijn?

Zou er een andere grond zijn waarop we tot God kunnen naderen dan deze grond die Hij Zelf heeft gelegd?

Heere, zegt Asa, het gaat om Uw Naam, U bent erbij betrokken. Uw eer staat op het spel. De redding van Juda is onlosmakelijk verbonden met Uw grote Naam.

Hebt u dat weleens gezien dat uw redding, uw zaligheid verbonden is met Gods Naam? Bent u daar weleens blij om geweest, dat de Heere zegt: Ik doe het niet om uwentwil, maar om Mijns grote Naams wil? Dan mogen we daar ook op pleiten. Doe het, Heere, om Uws l Naams wil. U kunt het en U wilt het, want Uw Naam is ermee gemoeid.

3. God zal helpen

Wat moet Asa nu vragen? Heere, laat de Moren de nederlaag lijden en geef 6ns de overwinning! Nee, Asa zegt het anders. Laat de isterfelijke mens tegen U niets vermogen.

Nu komt de oorlog in een ander licht te staan. Nu staat er niet een leger van Moren tegenover een leger uit Juda. Nu staat een sterfelijk mens tegenover de almachtige God. Dat zult U toch niet toelaten, Heere, dat een sterfelijk mens het gaat winnen van U, de almachitige God?

Een sterfelijk mens. Daarmee worden we op onze plaats gezet. We verbeelden ons heel wat! |De leidslieden der volken. De mensen die de lakens uitdelen. En wij allemaal, we zijn heersers in het klein. In huis, op de zaak, op de weg. We kunnen dit en we doen dat. En we Ihebben op z'n tijd een grote mond.

Maar wat zijn we? Sterfelijke mensen. Mensen die de adem in hun neusgaten hebben. Die op één wenk van de Almachtige wederkeren tot het stof. Uitgepraat. Uitgeschakeld. Zouden zulke mensen het kunnen opnemen tegen de almachtige God? Dat is toch geen partij? Dat moeten we toch altijd verliezen?

En toch heeft de mens het geprobeerd. Om God te sterk te zijn. En soms leek het alsof de Heere het zou verliezen. Vooral toen ze bij het kruis van Golgotha stonden te spotten: anderen heeft Hij verlost. Zichzelf kan Hij niet verlossen. Het absolute dieptepunt...

Maar door die schijnbare nederlaag heeft Hij, de sterke Held, de volkomen overwinning behaald. Want Hij is opgestaan uit de doden en Hij moet als Koning heersen totdat Hij alle vijanden onder Zijn voeten zal hebben gelegd.

Laat nu de sterfelijke mens maar begaan.

Laat Saulus maar dreiging en moord blazen, de Heere velt hem neer. En laat Herodes Jacobus maar doden en Petrus gevangen zetten, de Heere ruimt hem uit de weg als een lastige steen op de weg naar Zijn Koninkrijk. De sterfelijke mens moet het verliezen van de almachtige God.

Dat gebed van Asa is een pijl die Gods hart raakt: laat de sterfelijke mens tegen U niets vermogen. Nu zal de Heere voor hem strijden en hij mag stil zijn. Nu is onze strijd Zijn strijd, nu zijn onze vijanden Zijn vijanden.

Sta op, o Heer, en laat de mens Zich niet versterken naar zijn wens. Maar oordeel Gij in 't wraakgerichte De heid'nen voor Uw aangezichte.

O Heer, jaag hen vervaardheid aan. En doe de heidenen verstaan Dat zij, die Sions rampen wensen. Geen goden zijn, maar broze mensen.

W.v.G.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1993

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

Het gebed van koning Asa

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1993

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's