Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het kerklied (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het kerklied (1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERKGESCHIEDENIS

Het Ued is een voornaam element in de eredienst. Vergaderd in de Naam des Heeren, geeft de Gemeente in het Hed uiting aan wat haar innerlijk beweegt. Wie zingt, stort zijn hart uit. In het zingen beleeft de kerk haar geloof en geeft zij de boodschap van de bijbel door. Een eredienst zonder zingen is ondenkbaar. Kunt u zich een kerkdienst voorstellen waarin niet gezongen wordt? Het lied hoort erbij! In het gemeenschappelijk gezang kan de Gemeente actief aan de eredienst deelnemen. Ook als men terecht de prediking als het hoofdbestanddeel van de eredienst beschouwt, kan de zang, als antwoord op de prediking, niet worden gemist. Dr. Hugo Visscher zei eens: , , God heeft van de beginne een zingende Kerk". De Gemeente mag en moet zingen.

Soms klagend: , , 'k Heb mijn tranen onder 't klagen Tot mijn spijze, dag en nacht..."; en belijdend: , , 'k Bekende, o Heere, aan U, oprecht mijn zonden, 'k Verborg geen kwaad, dat in mij werd gevonden..."; dan weer smekend: "O, God, verlos en red mij uit de nood; De wateren zijn tot aan de ziel gekomen...”.

Ook vertrouwend: , , Maar de Heere zal uitkomst geven. Hij, Die 's daags Zijn gunst gebiedt..."; dankend: , , Wat zal ik met Gods gunsten overlaan, Die trouwe Heere voor Zijn gena vergelden? "; en lovend: , , U, alleen, U loven wij. Ja, wij loven u, o Heer...”.

En is het u nooit overkomen, dat een gezongen psalm u meer raakte dan de preek? Dat, om welke reden ook, de preek u onberoerd liet, maar het zingen uw ziel ophief en ruimer deed ademhalen? Die ervaring had blijkbaar ook degene, die het zó zei: , , Vaak zet een lied ons meer in de vreugde van het heil in Christus, dan menige preek”.

Augustinus heeft gezegd: „Wie zingt, bidt dubbel". Hij schreef in een van zijn Confessies (belijdenissen), dat hij ontroerd was door een zingende gemeente, zoals hij bij Ambrosius hoorde. Hij noemde dat zelfs: , , Woordverkondiging, die dieper in de mensenharten doordringt, dan het gesproken woord". Zingen tilt je boven jezelf uit, verdringt zorgen, ontlast het bedrukt gemoed.

Van oude tijden af is éffin de kerk gezongen

In de eredienst van de Oud-Testamentische kerk werd óók gezongen. Het volk Israël zong de psalmen bij het opgaan naar het heiligdom en bij de eredienst in tabernakel en tempel. Koning David had voor de tempelzang regels gesteld. Een grote plaats namen daarbij de opperzangmeesters in. Niet minder dan 55 psalmen dragen het opschrift: , , Voor de opperzangmeester". Om de tempelmuziek op peil te houden, was de medewerking van de opperzangmeesters onmisbaar. Hoogstwaarschijnlijk maakte men gebruik van een ritmisch spreekgezang tussen de Gemeente en de dienaar des Heeren. Een voorbeeld daarvan is psalm 136. Als de priester de lof van Israels God heeft gezongen, of gesproken, antwoordt de Gemeente steeds: , , Want Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid!”

In de Nieuw-Testamentische eredienst zal eveneens gezongen zijn. De eerste christenen warenyoöfert-christenen. Zij sloten zich aan bij de gebruiken en inrichting van de oud-testamentische eredienst. Zij namen het synagogale psalmgezang over. Daarbij beoefenden ze het psalmodiëren, dat wil zeggen de psalmen werden onberijmd gezongen. Gesteld kan worden, dat van de eerste tijden af, het religieuze lied tot de cultus behoorde. De Apostel Paulus wekte de Efeziërs op (Efeze 5 : 19): , sprekende onder elkander met psalmen en lofzangen en geestelijke liedekens, zingende en psalmende de Heere in uw hart". Zo ook in Colossenzen 3 vers 16. De kanttekeningen bij de Statenvertaling vermelden bij het , , psalmen, lofzangen en geestelijke liedekens" van Efeze 5:19: , deze drie soorten van geestelijke gezangen dienen tot één einde, namelijk, om de geest te vermaken, en worden van sommigen alzo onderscheiden, dat psalmen allerlei geestelijke gezangen zijn, die niet alleen met de stem, maar ook met snarenspel geoefend werden; lofzangen: ankzegging tot God of lofdichten van Gods genade jegens ons, en geestelijke liedekens zulke gedichten, in welke allerlei geestelijke leringen worden begrepen. Zie ook Colossenzen 3 : 16 en schijnen deze verschillende namen uit de verscheidene opschriften der psalmen Davids genomen te zijn”.

Op zichzelf is deze opwekking van Paulus nog geen bewijs, dat in de openbare eredienst gezongen werd. De Apostel kon ook denken aan private samenkomsten van de christenen onderhng. Toch neemt men als vrij zeker aan, dat ook in de publieke samenkomsten onder leiding van het ambt, gezongen werd. Zulks tot stichting van de Gemeente, maar bovenal tot glorie van God. Prof. Van Leeuwen zegt in zijn Kommentaar op de brief aan de Efeziërs, bij hoofdstuk 5 vers 19, dat de schrijver niet allereerst aan het particuliere leven, maar vooral aan de samenkomsten van de gelovigen zal hebben gedacht. De vraag of de christenen van de eerste eeuwen naast de psalmen van het Oude Testament in de eredienst ook vrije liederen hebben gebruikt, is niet afdoende te beantwoorden. De oude literatuur geeft in de daarvoor in aanmerking komende plaatsen, geen zekerheid.

Hymnen

Later kwamen, zowel in het Oosten als in het Westen, een groot aantal hymnen op. Hymnen waren dichterlijke vertolkingen van de kerkleer en de lofverheffing aan God en de Heere Jezus Christus. Ambrosius van Milaan (339-397) heeft met het dichten van hymnen (onder andere , , Deus creator Omnium") naam gemaakt. Ook Gregorius de Grote (± 604) maakte hymnen. Die hymnen kenden in de Middeleeuwen een enorme uitbreiding. Sindsdien verdwenen uit de Roomse kerk lange tijd de psalmen als gemeentezang. De Reformatie trad ook ten opzichte van het kerkhed vernieuwend op. De Roomse kerk kende in die tijd geen zingende Gemeente. Er werd wel gezongen, maar dat gebeurde door een koor van geschoolde zangers. Ze zongen de psalmen in het latijn. De Gemeente zong niet, maar hóórde alleen. De Reformatie gaf de Gemeente weer een plaats in de eredienst, ook in haar lied. Ze werd weer actief bij de gang van zaken betrokken en dat uitte zich vooral in haar kerklied. Bovendien werd het latijn in preek en lied vervangen door de landstaal.

Luther en de kerkzang

Toen de Reformatie kwam, had men nog geen kerkliederen. Men kon ze dus niet invoeren of zingen. In 1524 maakte Luther er een begin mee. Het eerste lied dat van hem verscheen was het bekende: , , Nun freut euch, lieber Christgemein". Maar het meest bekend is wel: , , Een vaste Burg is onze God". Ook de melodie van dit lied was van Luther zelf. Luther was zeer muzikaal. Over de muziek zei hij: „De muziek is het kleed, dat het goddelijk Woord kan worden aangetrokken om het daarmee te eren". Hij wist dat muziek een beproefd wapen is tegen de satanische aanvechting van zwaarmoedigheid en neerslachtigheid. Hij schreef: , , De duivel is een sombere geest en hij maakt sombere mensen; daarom kan hij geen vrolijkheid dulden. Vooral van muziek vlucht hij weg, zo ver hij maar kan; hij blijft niet waar gezongen wordt en speciaal, waar geestelijke liederen gezongen worden". Luther wilde gaarne, wat de oudheid aan goeds en schoons bezat, behouden. Wel moest het latijn vervangen worden door de volkstaal. Daarom bracht hij eenvoudige, eeuwenoude kerkzangen, de gezongen mis, de litanie, het credo, het Te Deum, de hymnen en vele andere schone liederen in het Duits over.

Daarnaast was het zijn voornemen ook de psalmen als kerkliederen te aanvaarden. Hij schreef in 1523 daarover aan zijn vriend George Spalatin: , , Het ligt in mijn bedoeling naar het voorbeeld van de profeten en oude kerkvaders, psalmen in de landstaal voor het volk te vervaardigen, dat wil zeggen, geestelijke Hederen, zodat Gods Woord ook door het gezang onder het volk blijve". Dit plan werd niet uitgevoerd. Niet dat de lutherse Reformatie in het geheel geen berijmde psalmen kende. Maar van Luthers uitgebreide arbeid ten behoeve van de gemeente-zang, vormde de berijming van de psalmen maar een zeer klein onderdeel. Wel sluiten enkele door hem gedichte gezangen zich aan bij de grondgedachte van een psalm. Dat is bijvoorbeeld het geval met het reeds genoemde: , , Ein feste Burg ist unser Gott" (psalm 46); en: , , Aus tiefen not, schrei ich zu Dir" (psalm 130). Ook met de psalmen 12, 14, 67, 124 en 128 was dit het geval. Ook de door hem vertaalde hymnen liet hij de Gemeente zingen. Conclusie: in de Lutherse kerk worden hoofdzakelijk , , vrije" liederen gezongen. Psalmen en oude hymnen zingt men vrijwel niet. Waarbij de aantekening behoort te worden gemaakt, dat de lutherse kerken in Nederland, door het aanvaarden van het , , Liedboek voor de kerken", nu beschikken over de volledige psalmberijming, uitgegeven in 1968.

Verschillende mannen (bijvoorbeeld Paul Gerhardt), hebben in de 17e en 18e eeuw hun bijdrage geleverd en de lutherse zangbundel verrijkt. Zeer bekend zijn: , , Hoe zal ik U ontvangen" en , , 0, hoofd, vol bloed en wonden".

(wordt vervolgd)

B.

H.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1993

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

Het kerklied (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1993

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's