Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wilhelmus à Brakel over het genadeverbond

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wilhelmus à Brakel over het genadeverbond

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEESTELIJK LEVEN

Met wie richt God Zijn genadeverbond op?

God komt als Initiatiefnemer met Zijn verbond tot de mens.

We zagen de vorige keer dat a Brakel zich verbaasd afvraagt hoe het mogelijk is dat de mens nog kan weigeren om met de genadevolle God een verbond te sluiten. Maar als hij antwoordt op de vraag wie van de andere kant komen om met God het verbond te sluiten, dan antwoordt hij met één zin: , , Deze zijn de uitverkorenen Gods". (, , Halleluja", blz. 133) Het genadeverbond is het verbond van de onveranderlijke God aan de ene zijde en tussen de uitverkorenen aan de andere zijde. (R.G.I., blz. 353)

Neemt a Brakel hier met de andere hand terug wat hij met de ene aanreikte?

Als God Zijn genadeverbond alleen met de uitverkorenen opricht, wie zal zich dan nog verbazen dat mensen zich niet met de God van het verbond in willen laten? In laatste instantie kunnen ze zich beroepen op het feit dat zij niet tot de uitverkorenen behoorden.

En hoezeer er dan ook op aangedrongen wordt dat de mens met hart en ziel zich over moet geven om het verbond met God aan te gaan, uiteindelijk zal God dit toestemmen in het verbond zelf (moeten) werken.

„Ja Hij is het alleen die belooft, en die alles doet. De mens alleen heeft zijn wil en toestemming daar maar toe te brengen, zonder welke er geen verbond gemaakt kan worden. Doch dit willen werkt God ook." (Philippenzen 2 : 13) („Halleluja", blz. 132, 133)

Hoe hierover te oordelen?

In de eerste plaats wil ik a Brakel proberen te verstaan in het licht van zijn tijd. Een gereformeerd theoloog, die het zo voorstelt, moet het genadeverbond beperken tot de uitverkorenen, want de bewilliging is voor hem een vrucht van de verkiezing. Deze zienswijze was in die tijd vrij algemeen.

„Theologen, die in Leeuwarden of in Rotterdam collega's van a Brakel waren, als Witsius en Hellenbroek dachten er niet anders over. Witsius zag het genadeverbond als een overeenkomst tussen God en de uitverkoren zondaar en Hellenbroek antwoordde op de vraag, met wie het genadeverbond wordt opgericht: , , Alleen met de uitverkorenen". (J. van Genderen, a.w., blz. 172)

In de tweede plaats zou ik er op willen wijzen dat a Brakel in zijn visie dat God het verbond der genade alleen met de uitverkorenen opricht niet helemaal strookt met die van Calvijn.

Hoe denkt Calvijn er over?

We willen luisteren naar de exegese van Calvijn op Genesis 17 : 7: , En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u, in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God en uw zaad na u."

Calvijn zegt dan: , , Het lijdt geen twijfel of de Heere onderscheidt Abrahams geslacht van het overige deel der wereld. Thans hebben wij na te gaan welk volk Hij bedoelt. Zij, die menen dat alléén de uitverkorenen hier bedoeld worden en dat alle gelovigen zonder onderscheid hier worden omvat, van welk volk zij ook afstammen, hebben het mis. Want de Schrift spreekt herhaaldelijk uit, dat Abrahams geslacht, dat uit hem is voortgekomen, bijzonder door God ten eigendom is aangenomen. Ook is de leer van Paulus duidelijk aangaande Abrahams natuurlijke kinderen, dat zij heilige takken zijn, omdat zij uit de heilige wortel zij n voortgekomen... En daarom is niets zekerder, dan dat God Zijn verbond sluit met Abrahams kinderen, die van nature uit hem zouden voortkomen."

Nu kan men tegen deze zienswijze van Calvijn, dat God Zijn verbond sluit met Abrahams kinderen, die van nature uit hem zijn voortgekomen, zijn eigen woorden inbrengen. Want diezelfde Calvijn heeft ook gezegd: , , dat zij door God als wettige kinderen van Abraham gerekend worden, die door het geloof in zijn lichaam ingeplant, één huisgezin met hem uitmaken."

Is dat geen inkonsekwente redenering van Calvijn? Het verbond door God opgericht met Abraham en zijn natuurlijk zaad en tegelijk opgericht met Abraham en zijn geestelijke nakomehngen?

Om dit vraagstuk tot oplossing te brengen, wijst Calvijn er op, dat er onderscheiden trappen zijn in de aanneming tot kinderen.

Vroeger, vóór dit verbond met Abraham was de staat der gehele wereld overal dezelfde. , , Zodra echter gezegd werd: Ik zal uw God zijn en de God van uw zaad na u, is de Kerk (Calvijn noemt hier Israël de Kerk) van de overige volken afgescheiden... Toen is het volk Israël als kudde Gods in Zijn eigen schaapskooi opgenomen, en hebben de overige volken als wilde dieren over bergen en wouden of woestijnen rondgedoold."

De vrij machtige aanneming Gods strekte zich over heel Abrahams zaad uit.

Calvijn wijst er dan op dat de volken der heidenen buiten God en het eeuwige leven stonden, als vreemdelingen van het verbond. (Vgl. Efeze 2 : 12 en 4 : 18)

Daaruit trekt hij de conclusie, dat alle Israëlieten leden der Kerk en erfgenamen des eeuwigen levens zijn geweest. Zij hebben het aan Gods genade te danken en niet van nature, dat zij boven de heidenen uitmunten.

Van nature zijn alle Israëheten Joden, Gal. 2 : 15 en van nature zijn zij heiligen en niet zondaars uit de heidenen.

Betekent dat nu dat God automatisch aan het gehele zaad van Israël Zijn genade wil bewijzen? Nee zegt Calvijn maar ook de ongelovige Joden worden wel door Christus kinderen des koninkrijks genoemd. (Matth. 8:11)

Van nature heiligen wil niet zeggen dat er geen onderscheid is tussen de kinderen van Abraham als wettige kinderen der belofte en vleselijke kinderen van Abraham. (Rom. 9 : 8)

Het onderscheid tussen de geestelijke en de vleselijke kinderen van Abraham wordt niet veroorzaakt door het feit dat God door het uitwendige Woord Zijn genade zowel aan de verworpenen als aan de uitverkorenen toezegt, maar door de krachtdadige roeping, die Hij inwendig bezegelt door de Geest.

Calvijn zegt dan verder: , , Voor allen gemeenschappelijk was de belofte, waardoor de Heere hen tot kinderen had aangenomen. Het kan niet ontkend worden, of daarin wordt de eeuwige zaligheid aan allen aangeboden."

Op grond van deze uiteenzetting zegt Calvijn dan niet zonder meer dat God Zijn genadeverbond alleen met de uitverkorenen opricht, maar wel dat er binnen het genadeverbond tweeërlei kinderen des verbonds zijn.

„Hier ontstaat dus een dubbele reeks van kinderen in de Kerk. Omdat het gehele h-chaam des volks door één en hetzelfde woord tot de schaapskooi van God worden geroepen, worden in dit opzicht allen zonder uitzondering als kinderen beschouwd, en slaat de naam Kerk op allen gemeenschappelijk".

Ten opzichte van het verborgen heiligdom Gods worden geen anderen als kinderen Gods beschouwd, dan zij, in wien de belofte door het geloof verwerkelijkt is. Achteraf brengt Calvijn pas de verkiezing ter sprake en niet apriori, zoals bij a Brakel en anderen valt op te maken.

„Toch vloeit dit onderscheid uit de bron der vrij machtige verkiezing voort, waaruit het geloof zelf ontstaat".

Maar dan zet Calvijn het verbond niet onder de beheersing van de verkiezing. Hij erkent dat Gods Raad voor ons verborgen is, en daarom kunnen wij de tweeërlei kinderen des verbonds alleen onderscheiden door het teken van geloof en ongeloof.

Het genadeverbond is volgens Calvijn een verbond van God met de gelovigen en hun kinderen. De werkelijkheid van de belofte hangt niet af van de eeuwige verkiezing tot het heil, maar de vervuUing van de belofte wèl.

Met grote nadruk stelt en handhaaft Calvijn, dat de beloften Gods, krachtens het verbond voor alle kinderen van de gelovigen bestemd zijn, en dat ze daarom behoren gedoopt te worden. Bepaald fel reageert Calvijn in zijn exegese van Hand. 2 : 39 , , Want U komt de belofte toe en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God daartoe roepen zal".

Hij verwijt de Dopersen krasse onbeschaamdheid, omdat zij het woord kinderen in deze tekst allegorisch opvatten en aan geestelijke kinderen denken.

Petrus leert, dat alle kinderen van de Joden in hetzelfde verbond opgenomen zijn, omdat het woord altijd blijft gelden: Ik zal de God van uw nageslacht zijn. Want trekt men de gedachte: het verbond der genade alleen met de uitverkorenen opgericht konsekwent door, dan zal ik eerst moeten weten uitverkoren te zijn, als absolute vereiste om in het verbond te kunnen delen.

Een gelukkige inkonsekwentie

Nu wij gezien hebben waarin het verschil tussen Calvijns en a Brakels visie bestaat, wil ik in de derde plaats het toch weer voor laatstgenoemde opnemen. Want als we nagaan zullen wat a Brakel naar voren brengt over de aanbieding van het verbond der genade, en hoe hij zich keert tegen de Labadistische kerkopvatting, hoe hij bewogen en pastoraal aandringt op bekering, hoe hij denkt over de Doop, dan kunnen wij spreken van een gelukkige inkonsekwentie.

Hij laat zijn verbondsbeschouwing, ondanks dat hij gezegd heeft dat God het verbond der genade alleen met de uitverkorenen opricht, niet beheersen door de uitverkiezing. In de praktijk legt hij grote nadruk op de verantwoordelijkheid van de mens. Daar mogen we hem dankbaar voor zijn.

Eén van de thema's van het, , Halleluja" is de aanbieding van het genadeverbond. En daar zegt hij gelukkig niet dat de aanbieding beperkt is tot de uitverkorenen, maar wel dat het verbond met al zijn beloften ieder die onder de bediening van het evangelie leeft aangeboden wordt.

Daarom is het niet geloven zonde. Ook mensen die niet uitverkoren zijn worden door Christus genodigd en geroepen (, , Halleluja", caput XI).

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Wilhelmus à Brakel over het genadeverbond

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's