Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloofsrust, geloofswerkzaamheid, geloofsgehoorzaamheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloofsrust, geloofswerkzaamheid, geloofsgehoorzaamheid

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

„Door het geloof heeft Jakob, stervende, een ieder van de zonen van Jozef gezegend en heeft aangebeden, leunende op het opperste van zijn staf". (Hebreeën 11 : 21) Stervende...! Naar dat uiterste levensmoment neemt de Schrift ons mee, als ze ons nu wil spreken van het geloof van de derde aartsvader. Let erop: Van Abraham wordt ons het geloof getekend in zijn volle leven, van Izak in zijn ouderdom, van Jakob op zijn sterfbed. En dat is, omdat juist in zijn sterven het geloof in Jakobs leven heeft gestraald als nimmer te voren.

Worsteling met God

Overzien we Jakobs leven, dan moeten we zeggen: het is in feite één grote worsteling met God geweest. Zeker, hij behoorde tot Gods uitverkorenen. En de Schrift laat er geen misverstand over bestaan, hoe de vreze des Heeren, het beginsel van het geloof van kindsbeen af in Jakobs hart heeft geleefd en gewoond. En toch, hoe heeft God met deze aartsvader moeten worstelen om hem in Zijn weg en aan Zijn voeten te houden. Denk aan zijn gekronkel rond het eerstgeboorterecht. Aan z'n verblijf bij Laban in Paddan-Aram. Aan z'n worsteling te Pniël. En ook na Pniël was en bleef Jakobs leven een voortdurende worsteling met God. Telkens moest de Heere ingrijpen. Meerdere malen dat wat Jakob hef was van z'n zijde wegnemen.

Waarom? Uit hardigheid? Omdat God een wrede God is, zoals sommigen denken en anderen zelfs openlijk uitspreken? Nee, Hij heeft dat in Jakobs leven gedaan uit enkel trouw. Uit enkel liefde. Alleen uit tere vaderlijke zorg. God deed dat, opdat Jakob niets en niemand anders zou overhouden dan z'n God alleen. Alleen Zijn genade. Alleen Zijn zaligheid. Of, om het in de taal van ons hoofdstuk te zeggen: opdat het geloof zou overblijven. Het geloof alleen. En dat wil toch altijd weer zeggen: alleen z'n God. Alleen de beloofde Verlosser. Alleen Zijn heil en genade.

Welnu, waar de Heere gedurende heel Jakobs leven voortdurend aan gewerkt heeft, komt in z'n sterven heerlijk openbaar. Uitgewerkt en uitgeworsteld heeft Jakob dan geen andere belijdenis meer over dan alleen dat ene, machtige woord: , 0p Uw zahgheid wacht ik, HEERE" (Gen. 49 : 18). En daarom, omdat juist op Jakobs sterfbed het geloof zo heerlijk straalt in zijn volle onderworpenheid en overgave, juist daarom haalt de Hebreeënschrijver Jakob met name naar voren in z'n sterven: , Door het geloof heeft Jakob, stervende, een iieder van de zonen van Jozef gezegend..."!

Het zal duidelijk zijn: om die onderworpenheid en overgave is het de Heere ook vandaag te doen. Daartoe zendt Hij Zijn Woord uit. Scherp. Ontdekkend. Al het uwe en het mijne onder de zonde besluitend. Maar ook: daartoe laat Hij u Christus verkondigen. Christus in al Z'n schoonheid en heerlijkheid. Waarom? Opdat u zoudt leren om alles schade te achten voor de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, onze Heere. Dat u in de kracht van Gods Geest alles eraan zoudt geven om Hém te gewinnen en de Parel van grote waarde deelachtig te worden. Het gaat de Heere altijd weer opnieuw om de overgave van uw hart.

En daartoe gaat Hij mogelijk ook met deze of gene onder ons pijnlijke en moeilijke wegen. Wegen, waarin allerlei, wat u hef is, maar wat instaat tussen God en uw ziel, u wordt ontnomen. Dat - net als bij Jakob - Gods scherpe snoeimes door uw levensranken gaat. Dat Hij snijdt in onze hoogmoed. In onze eigengerechtigheid. In onze afgoden. In dat waar we met al de vezels van ons bestaan aan vastzitten, maar wat ons afhoudt van de overgave aan Hem.

En nee, dan doet Hij dat ook nu niet uit hardigheid, maar uit enkel trouw. Om weg te nemen al wat u afhoudt van Christus. U te doen zien al het schijnschoon van deze wereld. Uw van nature zo wederspannige wil te buigen. Opdat u niets en niemand anders zoudt overhouden dan Christus alleen. Alleen Zijn heil. Alleen Zijn zahgheid. En het ook in uw leven zou uitmonden in die machtige belijdenis: „Op Uw zaligheid wacht ik, HEERE"!

Geloofswerkzaamheid

Echter, Jakobs sterfbed getuigt ook nog op andere wijze van zijn geloof. Hij heeft, zo lezen we: , , een ieder van de zonen van Jozef gezegend..."! Dat onze brief juist deze zegening naar voren haalt, is opvallend. Immers, we zouden eerder verwachten, dat de Schrift hier het zegenen van z'n twaalf zonen zou vermelden. Toch laat de Hebreeënschrijver dat rusten, omdat juist in de zegening van de beide zonen van Jozef Jakobs geloof op een heel bijzondere wijze spreekt.

Denk u de situatie in. Jozef en z'n huis leefden het verst verwijderd van Jakobs tent en daarmee van het erf van het verbond. Jozef was immers onderkoning van Egypte. Gehuwd met een Egyptische vrouw. Ongetwij- feld woonachtig in een van de paleizen van Egypte. Z'n kinderen werden dan ook groot midden in de schatten en de rijkdommen van de hoogontwikkelde Egyptische cultuur. En de oude, door levenservaring gerijpte Jakob heeft de gevaren daarvan ongetwijfeld gezien: Hoe zal het verder met Jozefs zonen gaan? Wat zal er van hen worden? Hoe zullen zij zich in geestelijk opzicht ontwikkelen?

En let erop: akob mijmert daar maar niet een beetje over. Nee, hij is daar in het gelóóf mee bezig. Want als hij dan z'n einde voelt naderen, laat hij allereerst de beide zonen van Jozef tot zich brengen. En als Jozef dan met z'n beide zonen voor hem staat, dan spreekt hij de indrukwekkende woorden: , Nu dan, uw twee zonen, die u in Egypteland geboren waren, eer ik in Egypte tot u gekomen ben, zijn mijne. Efraïm en Manasse zullen van mij zijn als Ruben en Simeon" (Gen. 48 : 5)!

Welk een machtige geloofsdaad. Jakob zegt: Ze zijn mijne...! Het is alsof hij wil zeggen: ze zijn niet voor Egypte, maar voor Israël! Niet voor de wereld, maar voor de stammen naar Gods Naam genoemd! Niet voor de heidense cultuur en rijkdom, maar voor het Koninkrijk Gods! Ze zijn mijne. O, er dreigde afval. Er dreigde levensgevaarlijke vermenging met Egypte, maar in de kracht van het geloof waakt Jakob op: , , Het is alsof wij de aartsvader met koninklijk gebaar voor de wereld zien staan om haar de bijna geroofde buit te ontnemen" (R.E. van Arkel). Het is alsof hij zegt: , , Niet voor u, o wereld, zijn deze kinderen des verbonds. Nee, in de naam van hun God eis ik ze op voor Zijn dienst" (idem).

Zij zijn mijne...! Hier ziet u, hoe het geloof, dat Gods Geest werkte in Jakobs hart, Jakob niet alleen gans en al doet rusten in z'n God, maar hem ook heilig werkzaam maakt. Werkzaam met het nageslacht. Werkzaam met de voortgang van Gods verbond ook in de geslachten. Had de Heere het niet zelf beloofd: , , Ik zal u tot een God zijn en uw zaad na u"! En gelovig deze belofte omklemmend strekt hij z'n handen zegenend naar de beide zonen van Jozef uit en spreekt hij die machtige woorden: , , Ze zijn mijne..."!

Welk een heilige les. Ook vandaag zijn de gevaren voor het geslacht, dat groot wordt binnen de kring van het verbond legio. Op duizend-en-één manieren slaat het Egypte van deze wereld z'n tentakels uit om de jeugd van Gods verbondsgemeente in z'n greep te krij-a gen en hen af te voeren van het geloof, dat z eenmaal de heiligen is overgeleverd. U weet er mogelijk van uit uw eigen gezinsleven. En u vraagt het zich soms vertwijfeld af: Hoe daar-H in te staan? Hoe daarin te handelen? w

O, let op Jakob. Hij is er in het gelóóf heilig werkzaam mee! Wij ook? Is er ook on-v der ons deze heilige geloofswerkzaamheid? d Zijn ze er, ouders en grootouders, die in het geloof worstelen met dat wat in Gods genade-i verbond werd betekend en verzegeld t.a.v, m hun nageslacht? Of zien we het alles met lede b ogen aan en nemen we het maar zoals het komt? Welk een gevaar. Welk een schuld. Ja-b kobs voorbeeld roept tot heilige gelóófswerkzaamheid. Dat u de Heere aanloopt als eer w waterstroom. Dat u Hem de zonden van u en v van uw geslacht belijdt. Maar ook, dat u Hem zoekt in dat ootmoedige smeekgebed: Heere, gedenk aan Uw verbond! Zie m'n (klein)kinderen aan in Uw Zoon en neem ze in Christusi m eeuwig voor Uw rekening. Heilige geloofs' werkzaamheid. Maar ook: heihge geloofsgehóórzaamheid.

Een gekruiste wil

Want, als onze brief hier met nadruk ver-'8 meldt, dat Jakob , , een ieder van de zonen van Jozef" gezegend heeft, dan herinnert ons dat ook aan het feit, dat Manasse en Efraïm elki afzonderlijk werden gezegend. En de wijze, waarop dat geschiedde vormde opnieuw een krachtige openbaring van het geloof, dat leefde in Jakobs hart.

U kent de geschiedenis. Jozef had z'n oudste zoon, Manasse geplaatst aan Jakobs réch-| terhand, opdat hij als oudste de meerdere zegen zou ontvangen. Efraïm daarentegen had ^ hij tegenover Jakobs linkerhand geplaatst. Maar als dan het moment van zegenen aan-j breekt, dan kruist Jakob z'n armen en legt hij' z'n rechterhand niet op het hoofd van Manasse, maar op dat van Efraïm. En als Jozef meent, dat Jakob zich vergist vanwege z'n slechte gezichtsvermogen, dan zegt Jakob: Nee, zó zal het zijn. De kleinste, de jongste zal de grootste zegen ontvangen. Hier straalt heilige geloofsgehoorzaamheid.

Immers, had Jakob gehandeld naar eigen inzicht, dan zou hij - net als Jozef - niets anders gewild hebben dan dat Manasse, de oudste, de rijkste zegen zou hebben ontvangen.^ Maar Gods Geest leidt z'n hart en gedachte anders. En in plaats van zich daartegen te verzetten laat Jakob zich nu in stille geloofsgehoorzaamheid leiden. We hebben gezien: het is in Jakobs leven heel vaak anders geweest. Hoe menigmaal verzette hij zich niet tegen de weg en de wil van de Heere. Telkens weer moest de Heere hem leren om z'n eigen wil te verzaken en Gods wil, die alleen goed is zonder enig tegenspreken te gehoorzamen. En Jakob hééft geleerd. Z'n sterven geeft er het bewijs van. Hier regeert niet meer Jakobs wil, maar Gods wil. Z'n gekruiste armen zijn toonbeeld en bewijs van z'n gekruiste wil.

Zalig, wanneer ook wij hier weet van hebben. Van nature staat onze wil helemaal haaks op die van de Heere. We willen niet wat God wil. We willen niet capituleren. We willen niet van genade alleen leven. We willen niet volgen op de weg, waarop Hij ons voorgaat. Van nature staat ons eigen , , ik" vol zelfhandhaving tegenover de levende God. Echter, waar God met Zijn Geest uw leven aangrijpt, daar wordt het anders. Daar ga ik leren om het recht, dat God op m'n leven heeft te erkennen. Daar ga ik zien, hoe ik met al m'n willen uiteindelijk niets anders bereik dan de eeuwige rampzaligheid. En dat er nu alleen maar zaligheid gele-'gen is in Gods wil, zo rijk geopenbaard in de Heere Jezus Christus.

Gods Geest verbreekt m'n hart en wint me in voor Christus, zodat ik met heel m'n hart op Hem leer hopen en vanuit de gemeenschap met Hem, Die Z'n Vader altijd gehoorzaam is geweest en nooit heeft tegengesproken, wordt dan ook voortgaand mijn oude mens gedood en staat de nieuwe mens op. De nieuwe mens, die van harte wil, wat God wil. Zeker, dat houdt net als bij Jakob een levenslange strijd in. Maar die gekruiste armen van Jakob zijn dan toch beeld voor een gekruisigd leven. Niet meer ik, maar Christus leeft in mij. God heeft immers een gewiUig volk op de dag van Zijn heerkracht!

Geloofsaanbidding

En van daaruit is het nog maar één stap naar het laatste: ... en hij heeft aangebeden, leunende op het opperste van zijn staf"! Een verwijzing naar wat we lezen in Gen. 47 : 29— 31. De letterlijke tekst uit Genesis luidt iets anders dan hier in onze brief, maar als op zovele andere plaatsen citeert de Hebreeënschrijver ook hier de Septuagint, de Griekse vertaling (van het Oude Testament. Uit het verband van Genesis wordt duidelijk: og voor de zegening van Efraïm en Manasse heeft Jakob Jozef bij zich geroepen en daarbij Jozef laten zweren, dat deze hem niet in Egypte, maar in Kanaan zou begraven. En u begrijpt: akob werd hiertoe gedrongen , , door het geloof" in Gods belofte. God had hem immers beloofd: , Ik zal u het gehele land Kanaan geven". Daarom moest Kanaan zijn laatste rustplaats worden.

En als Jozef dit heeft toegezegd, dan richt Jakob zich vervolgens op z'n sterfbed op en - leunend op zijn staf - neigt hij dan aanbiddend het hoofd. Welk een ontroerend werkelijkheid. Veel heeft Jakob mee gemaakt. Ontzaglijk veel omzwervingen gekend. Veel beproeving en strijd doorstaan. En nu eindigt hij niet in de klacht. Niet als een verzuurde oude man. Nee, hij eindigt in aanbidding: , , ... en hij heeft aangebeden, leunende op het opperste van zijn staf"! De aartsvader mag eindigen in z'n God. In Gods onwankelbare trouw. In Z'n onpeilbare ontferming. In de zaligheid, die Hij hem dwars door strijd en aanvechting heen heeft bereid.

Is dat niet om heihg jaloers op te zijn! In het geloof aanbiddend te mogen sterven!

M.

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Geloofsrust, geloofswerkzaamheid, geloofsgehoorzaamheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's