Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zondagsviering (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zondagsviering (II)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

PASTORALE VRAGEN

De eeuwen na Constantijn

In het vorige artikel zagen we, dat door de Zondagswet van Constantijn grote veranderingen in heel het maatschappelijk leven plaatsvonden. De invloed van de christelijke kerk nam gaandeweg toe. In de eeuwen na Constantijn verandert het karakter van de rustdag geleidelijk aan. Leefde in de vroege kerk nog het besef, dat de nieuwtestamentische rustdag wat anders is dan een , , verschoven sabbat", in de eeuwen na Constantijn wordt dit besef minder diep. Allengs worden allerlei aspecten van de oudtestamentische sabbat op de nu als rustdag aangewezen zondag van toepassing geacht. Dit proces is ingezet door Eusebius van Emesa en in 469 van een wettelijke basis voorzien door een wet van keizer Leo, die meende dat op de Christenen de verplichting om tenminste een dag per week geheel aan God te wijden nog zwaarder rustte dan vroeger op de Joden. Toch is dit argumenteren vanuit het oudtestamentisch sabbatsgebod niet snel doorgedrongen. Een synode te Orleans in 538 bestreed nog het Joodse bijgeloof, dat men op zondag niet mocht reizen, koken, huis en hchaam reinigen, maar verbood wel weer de landbouw, omdat deze de gelovigen dikwijls ver van huis bracht en zo bezig hield, dat ze niet naar de kerk konden komen. Een synode te Macon in 585 schreef de zondag voor als rustdag, , , door de voorafschaduwing van de zevende dag ons in Wet en Profeten aan het hart gelegd". Toen werd ook het kerkbezoek gebod. Vooral in het Frankische rijk waren de bepalingen ten aanzien van de zondag bijzonder streng. Sedert Karel de Grote, die in 789 de zondagsrust op het vierde gebod baseerde, is de vrije oudchristelijke opvatting meer en meer vergeten.

In de Middeleeuwen hebben zowel de kerk als de overheid, elk op eigen wijze, voor de handhaving van de zondagsrust gestreden. In de burgerlijke wetten werd duidelijk teruggegrepen op bepaalde aspecten van het oudtestamentisch gebod. In de kerkelijke wetgeving stond men daar iets meer gereserveerd tegenover. De grote theoloog Thomas van Aquino heeft geprobeerd het eigene van de nieuwtestamentische rustdag en de relatie waarin deze dag staat tot de oudtestamentische sabbat, inzichtelijk te maken door te onderscheiden tussen een moreel en een ceremonieel aspect van de zondagsrust. Het morele aspect van de zondagsrust zag hij in de opdracht om een bepaalde tijd van je leven voor de dienst van God af te zonderen. Met het ceremoniële aspect van de zondagsrust wilde hij aangeven, dat deze rust herinnert aan de rust van Christus in het graf en heenwijst naar de rust van het toekomstige leven bij God.

De strijd van kerk en overheid voor de handhaving van de zondagsrust werd bemoeilijkt, doordat het volk ook de vele heihgendagen onderhield. Dat belemmerde meer en meer het zicht op de bijzondere betekenis van de rustdag zelf.

De hervormers

De houding van de hervormers ten aanzien van de zondag schijnt mee te zijn bepaald door hun verzet tegen het legahsme van de Middeleeuwen. Luther vond het oudtestamen­ tisch sabbatsgebod maar een , , uiterlijk ding". Hij wilde wel de zondag vieren, maar dan uit sociale motieven en allermeest om gelegenheid te hebben voor de gemeenschappelijke kerkdienst en de huisgodsdienstoefening. ZwingU dacht er in grote lijnen hetzelfde over. Ook Calvijn weet beide motieven te waarderen: de rustdag is nodig op grond van sociale overwegingen, en ook om ruimte te scheppen voor de dienst des Heer en. Aan dat laatste motief heeft Calvijn veel aandacht besteed. Duidelijk heeft hij gezien, dat de rustdag voor ons is bedoeld om ons in de dienst van God te oefenen. Ten aanzien van de sabbat merkt hij op, dat die dag was bevolen, opdat men zou samenkomen om de leer der Wet te horen prediken, om deel te nemen aan de offeranden en om de Naam van God aan te roepen. Tot de inzetting behoort dus het in de Naam van God vergaderen. Dat nu is ook voor ons nog de kracht en moet ook onder ons zijn gebruik houden, zo leert Calvijn ons in dit verband. Hij zegt: Hoewel de sabbat als schaduw van wat in Christus komen zou, is afgeschaft, zo heeft nochtans dit nog plaats onder ons, dat wij op gezette dagen moeten samenkomen om het Woord te horen, om het heilige brood te breken en de gemeenschappelijke gebeden te doen (Institutie). Eigenlijk moest dat alle dagen gebeuren, zo zegt hij, maar vanwege onze zwakheid, ja vanwege onze luiheid moet er een bepaalde dag voor zijn. Snedig merkt hij op: , , Als we zo vurig waren voor de dienst van God als wij moesten zijn, zou het niet nodig zijn om een dag van de week voor te schrijven, maar 's avonds en 's morgens zou ieder zonder geschreven wet, samenkomen, opdat wij meer en meer in het Woord van God werden gebouwd”.

Heel nuchter vraagt hij dan: , , Maar omdat vanwege de zwakheid van vele mensen dit niet kan worden verkregen, dat men op elke dag samen zou vergaderen, en de liefde ook niet toestaat dat men meer van hen zou eisen, wat reden is er, waardoor wij ons niet gehoorzaam zouden begeven onder die wijze en ordinantie, die ons door de wil van de Heere is opgelegd? " Voor Calvijn is het duidelijk, dat de oudtestamentische sabbat voor Israël vooral een afbeelding is geweest van de geestelijke rust. De gelovigen moeten aflaten van hun eigen werken, opdat God door Zijn Geest Zijn werken in hen kan volbrengen. Dat vraagt van een ieder persoonlijk om gedurig tijd vrij te maken voor een godvruchtig erkennen van Gods werken. Maar dat vraagt ook van allen tegelijk een onderhouden van de wettige orde om het Woord te horen, de sacramenten te gebruiken en deel te nemen aan de openbare gebeden. Ook voor onze eeuw hoogst actueel is de opmerking: „Voorts opdat de godsdienst onder ons niet vervalle of verslappe, zo moet deze algemene lering voornamelijk waargenomen worden, dat men de heilige bijeenkomsten naarstelijk onderhouden en uiterlijke hulpmiddelen, die tot het voortzetten van de godsdienst krachtig zijn, in het werk stellen moet”.

Ook de hervormer weet van mensen, die de dag des Heeren gebruiken voor eigen genoegens. Hun vraagt hij, of God er wel mee geëerd wordt, wanneer wij de zondag besteden om goede sier te maken, ons te vermaken en enig tijdverdrijf te hebben. Is zo'n zondagsbesteding niet een bespotting, ja zelfs een ontheiliging van Zijn Naam?

Ook toen waren er velen, die de zondag voor zichzelf meenden te kunnen reserveren. Zij hoorden wel de klok luiden om naar de prediking te komen, maar hun zaken gingen voor. Weer anderen gebruikten de zondag als een eetdag en een dag om te luieren. In plaats van de zondag te gebruiken als een hulp om tot God te naderen, was het voor velen een dag om zich juist meer van God te verwijderen. De hervormer klaagt: , , Maar men ziet, hoe alles wordt ontheiligd, dat het merendeel zich helemaal niet bekommert om het gebruik van deze dag, die ingesteld is opdat wij uit alle aardse beslommeringen, uit alle bezigheden zouden worden uitgehaald om ons helemaal aan God te geven”.

Een stuk zorg over de zondagsviering is dus niet iets, dat alleen onze tijd aangaat. De eeuwen door komen we haar tegen.

Puritanisme

Na de lentetijd van de Reformatie vindt er duidelijk een verstrakking plaats ten aanzien van de zondagsviering. Allerlei elementen van de oudtestamentische sabbatsviering worden nu van toepassing verklaard op de nieuwtestamentische rustdag. In Engeland denken we daarbij aan het Puritanisme, een beweging waarin grote nadruk werd gelegd op de heiliging van het leven, bij ons aan de Nadere Reformatie. In deze bijdrage besteden we enige aandacht aan het Puritanisme, in het volgende artikel aan de Nadere Reformatie.

Naar de mening van de strenge Puriteinen in Engeland moest de christelijke rustdag zondermeer het karakter van de Israëlitische sabbat dragen. Daarmee stelden zij zich tegenover de leidende Anghcaanse theologen, die zich voor hun vrijere zondagsopvatting meermalen op Calvijn beriepen. De Puriteinen stonden echter een heel strenge zondagsviering voor. Toch waren er onder de Puriteinen ook met een gematigder opvatting. We noemen met name de invloedrijke Puritein William Perkins (1558-1602), die wel eens de vader van het Puriteinse Piëtisme is genoemd. Hij richtte zich tegen de twee uitersten van Anabaptisten (Wederdopers) en de al te strenge Puriteinen. Bij de eersten was er van het houden van de rustdag metterdaad geen sprake meer, voor de laatsten was de zondag een , , verschoven sabbat”.

Bij zijn nadenken over het houden van de rustdag verwerpt hij de opvatting, dat wij de dag des Heeren even nauwgezet zouden moeten onderhouden als de Joden de sabbat. Ware dat wel het geval, dan zou de ceremoniële wet - tenminste voor een groot gedeelte - nog van kracht zijn. En dat is niet zo. Anderzijds wijst hij ook de Hbertinistische opvatting af als zou men op de rustdag - nadat de openbare Godsverering is geëindigd - de vrijheid hebben om of aan het werk te gaan of zich op eerzame wijze te ontspannen. In dat geval doet men het gebod totaal te niet, omdat deze opvatting veronderstelt dat alle dagen gelijk zijn, mits alleen de openbare Godsverering plechtig gevierd wordt, hetgeen ook op een werkdag, onverschiUig welke, gedaan kan worden. Naar zijn mening moet men het midden houden tussen deze twee uitersten. Dit houdt in dat men wel op de nieuwtestamentische rustdag moet rusten van de gewone beroepsarbeid, maar dat twee soorten werk met een goed geweten gedaan mogen worden: werken die heihg zijn en onmiddellijk noodzakelijk, en werken die buiten geval van noodzaak in de christelijke vrijheid gedaan mogen worden. Deze laatsten waren de Joden verboden. Perkins noemt dan: vuur aanmaken, bereiden van voedsel, enz. Want het rusten zelf was niet een voorbijgaande ceremonie, enkel de strikte en nauwgezette manier van rusten. Wat ontspanning betreft: alleen geestelijke ontspanningen in de Heere zijn geoorloofd, niet bijvoorbeeld schieten, jaen, worstelen. Vermaak dat met arbeid geaard gaat, moet stilstaan op de dag waarop et werk wordt gestaakt.

Voor Perkins is de zondagsrust duidelijk reigieus middel en zeker geen religieus doel. an alle sabbattisme is hij gespeend, zoals wel lijkt uit zijn opvatting, dat het in christelijke rijheid verrichten van werken die niet beaald noodzakelijk zijn, geoorloofd is.

Met deze visie op de zondagsviering heeft hij ongetwijfeld het openbare leven in Engeand belangrijk beïnvloed. Zijn opvatting eeft ook in ons land haar sporen getrokken.

(wordt vervolgd)

H.

P.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1994

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De zondagsviering (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1994

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's