Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om het herstel van de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om het herstel van de kerk

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

OVER BELIJDEN EN BELIJDENIS

In dit laatste artikel willen we nog wat uitvoeriger ingaan op de houding die Groen van Prinsterer aannam ten opzichte van de Afscheiding. Ook om de aktuahteit te dienen, want in het verleden ligt immers het heden. We zagen al hoe Groen het voor de afgescheidenen opnam, juist vanwege het onrecht dat hen werd aangedaan. Hij merkt ook op dat hij sympathie (in de zin van méde-lijden) voor de afgescheidenen heeft gehad. Vanwege de hartelijke verbondenheid en broederlijke betrekking. Als één lid lijdt, lijden alle leden. Maar die sympathie hield nog geen goedkeuring van de Afscheiding in. Hij is van mening dat men aan de kant van de afgescheidenen wel eens, in woord en daad, voorbarig en onbesuisd te werk is gegaan. Verlaten van het Kerkgenootschap keurt hij af. De bewustheid van goed recht is geen reden om voor onrecht en miskenning te wijken. De gelovigen moeten zich ervan bewust zijn, dat, waar het recht van de; Kerk hun recht is, de plicht en de roeping van de Kerk hun roeping en pHcht is. Zij moeten het recht gebruiken, dat een beroep op de Symbolische Schriften hun, ter plichtsbetrachting in de hand geeft.

Verwaarlozing van plicht

Groen aarzelt niet de hand in eigen boezem te steken. Hij wijst er, zoals gezegd, één en andermaal op, dat de gelovigen het recht tot handhaving van de Formuheren bezitten. Immers, de geloofsbelijdenis als kenteken van de Kerk, is niet rechtens ter zijde gelegd. Zij die bleven, gaven wel aan, de strijd niet te willeni ontwijken. En die onversaagdheid strekt tot! eer. Maar, aldus Groen, waar strijd gevoerd wordt, moet wel beweging worden bespeurd, moet weerstand worden geproefd, moet hetj wapen dat wij in de hand hebben, worden gehanteerd. En daar ontbrak het volgens Groen nu net aan. Er werd wel gestreden, maar het strijden had toch een eigenaardig karakter: het leek niet veel meer dan een onophoudelijk te-' rugtrekken en een onvoorwaardelijke overga-i ve. Het veldgeschrei scheen niet veel meer tej: zijn dan zuchten en gemor.

Daar werd overigens wel wat tegen ingebracht: wij kunnen toch het onmogelijke niet, wij kunnen de overgrote meerderheid niet dwingen; wij zijn tegenover leugen en onrecht! machteloos geworden. Groen is er niet erg vanl onder de indruk en stelt de vraag: Is u dan hetl vermogen van recht en waarheid, de kracht' van de belijdenis en zelfopoffering onbekend? Christenen hebben te weten dat hun machteloosheid een tegenwicht vindt in de almacht van Hem, Die alle macht heeft in hemel en op aarde.

De aangevoerde verontschuldiging inzake de machteloosheid wordt zijns inziens ook weersproken door dat wat men ter rechtvaardiging van het blijven in de Kerk had beweerd. In de eerste plaats dat er volhard moest worden. Vervolgens kwam daar dan nog bij dat het recht niet afhankelijk was van het welbehagen van de meerderheid. En in de derde plaats, dat men in de verkregen rechten der Kerk, in het historisch en kerkelijk gezag van haar belijdenis, een vaste bodem bezat. Daarop kon, met het zwaard des Geestes in de hand en het oog naar de kracht die van boven afkomt gericht, de zege ook na een lange reeks van nederlagen worden behaald. Groen gebruikt in dit verband het beeld van een legeraanvoerder, die het terrein heel nauwkeurig in kaart brengt, maar ter verdediging van de grond geen zweem van moed en krachtsinspanning laat zien. Dat heet in rond Hollands: vadsigheid en pHchtsverzuim. Hij maakt gewag van een rust en een berusting waardoor velen aan alle herstel van de Kerk waren gaan wanhopen. Groen spreekt van de rol en de houding van de strijdbare helden, voor wie het uur van strijden nooit daar is. Die rol en die houding wordt dan belachelijk. Hierdoor hebben wij, aldus Groen, meer dan de afgescheidenen zelf, de Afscheiding bevorderd.

Mogelijk of onmogelijk?

Toch wil Groen niet zeggen dat het verzuimen van phcht, bewijs is dat zij die bleven hebben gedwaald. De afgescheidenen zouden elijk hebben, als de Formulieren waren afgeschaft. Anders gezegd wanneer het ongeloof een verkregen recht in de Kerk zou hebben verkregen. Dat is voor hem heel fundamenteel. Want als daarentegen de Symbolische Schrift haar wettig gezag nog behoudt, is de veroordeling van het vertrek der afgescheidenen niet onbillijk. Dan is het weigeren om mee te gaan lofwaardig. Het verlaten van een Kerk is zonde, wanneer het niet plicht is. Had Groen gesproken van de inkonsekwentie in de eigen gelederen, hij wees die ook aan bij de afgescheidenen. Men had het kerkgenootschap verlaten omdat het recht van de belijdenis niet werd gehandhaafd; omdat de handhaving onmogelijk scheen en omdat de overmacht van de tegenpartij onoverwinbaar werd geacht. Men zou gebleven zijn, als er de mogelijkheid zou zijn van handhaving, als er uitzicht was op herstel,

Was er tussen Groen en diegenen die zich afscheiden geen verscheidenheid van geloof, er was een zeer verklaarbaar en bijkans onvermijdelijk verschil van inzicht. En dat betrof de mogelijkheid of onmogelijkheid, de waarschijnlijkheid of onwaarschijnlijkheid van herstel van een diepgevallen Kerk.

De Afscheiding is voor Groen geen begaanbare weg. Hij brengt zijn bezwaren dienaangaande als volgt onder woorden. Zij die heengingen hebben de Afscheiding tot een voorwaarde en deelgenootschap aan de gemeente des Heeren gemaakt. Men had in die Afscheiding het onmiskenbare kenmerk van de echtheid van het geloof beginnen te zien. Men is tegen het kerkgenootschap, als tegen een afgodisch en verworpen Babyion te velde getrokken.

Ter nauwernood heeft men de mogelijkheid aangenomen van goede trouw bij diegenen door wie, in het kerkgenootschap, al was het niet door boete en vervolging, toch smaadheid is geleden om Christus' wil.

Ook legt Groen de vinger bij het feit van de verdeeldheid onder de afgescheidenen. Ook daarom hebben ze aan eigen zaak én aan de Hervormde Kerk in het algemeen, groot nadeel berokkend.

Een nieuwe scheiding of scheuring, was te voorkomen geweest. Hoe? Door onbekrompen vasthouden aan de belijdenis. Tegelijk had men zich met zorgvuldigheid moeten wachten voor overdreven en slaafse gehechtheid aan menselijk schrift. Men is, zo khnkt het verwijt, onder beroep op de Heilige Schrift, in ingenomenheid met eigen denkbeelden vervallen. Er wordt in schijn hulde gebracht aan de woorden Gods. Maar in werkelijkheid is het hulde aan eigen wijsheid. Het staat hem tegen, dat na ophouden van de vervolging die ouderlingen verdeeldheid toesloeg. En dat men na het Kerkgenootschap van een deel van de beste krachten had beroofd, die krachten vervolgens heeft verspild en verteerd in allerlei twisten.

Groen had gehoopt dat de afgescheidenen het licht zouden laten schijnen en velen, ook in de gevestigde Kerk tot jaloersheid zouden verwekken. Maar van die heilzame invloed was geen sprake. De oogst op de nieuw ontgonnen akker was karig.

Tenslotte heeft Groen het de afgescheidenen uitermate kwalijk genomen dat werd afgeweken van het eens zo fier verdedigde standpunt, dat zij geen nieuwe secte waren. Omdat zij leden waren van de gereformeerde gezindheid, betekende dat dat men weigerde aan de regering verlof van bestaan en inrichting te vragen. De afgescheiden gemeente te Utrecht was de eerste die op 14 februari 1839 autorisatie vroeg en kreeg. Maar daarmee was voor Groen het goud verdonkerd. Men had zich laten afbrengen van het kerkelijk terrein.

Zullen wij ons afscheiden?

Deze vraag werpt Groen nadrukkelijk op. En hij geeft er ook antwoord op: Wellicht, maar dan op de voorwaarden die wij vanaf het begin af als de conditio sine qua non (d.w.z. een onvermijdelijke, noodzakelijke voorwaarde) van een geoorloofde Afscheiding hebben gesteld. Ja, wij zullen ons afscheiden, zo men ons bewijst dat de SymboHsche Schrift in het kerkgenootschap geen wettig gezag heeft. Dat vervolgens elk uitzicht op verbetering en herstel gerekend moet worden tot de categorie van de vrome wensen, dr omerijen en het weimenend zelfbedrog. Zo lang dat dus niet het geval is, is afscheiding in zijn oog onraadzaam en voorbarig.

Intussen laat hij geen middel onbeproefd om de Hervormde Kerk van misbruiken te zuiveren. Indrukwekkend is de ernst en de gedrevenheid waarmee hij haar bepaalde bij haar roeping de belijdenis te handhaven.

Waarom was hij zo rusteloos bezig en streed hij zijn historische strijd voor het goed recht van de belijdenisgeschriften? Hij ziet scherp de onverantwoordelijkheid van een verdraagzaamheid, die weldra de Kerk aan de onverdraagzaamheid van het radikaal ongeloof prijsgeeft. Naar zijn diepe overtuiging staat vrije verkondiging van elke leer in de Nederlandse Hervormde Kerk met het slopen van die Kerk gelijk. Haar bestaan toch is onafscheidelijk van de handhaving van de waarheid, waarop de Christelijke Kerk ten allen tijde heeft gerust. Geen offer was Groen te groot voor de versterking van dat kerkelijk besef.

Het was een opkomen voor de waarheid, die de Nederlandse Hervormde Kerk gesticht, de Nederlandse Staat gevormd en het Nederlandse volk, uit vernedering en ellende, tot een eerste rang onder de volken heeft verhoogd.

Het is te wensen dat we in de discussies van vandaag om de grondslag van de Kerk, iets hebben van dit hoge roepingsbesef van Groen van Prinsterer. Naar het mij voorkomt, dient zijn stem méér dan alleen gehoord te worden.

K.t.K.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Om het herstel van de kerk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's